b. iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, aangemerkt als verdacht
van een overtreding van de artikelen:
314 van het Wetboek van Strafrecht,
424 van het Wetboek van Strafrecht,
425 van het Wetboek van Strafrecht,
426 van het Wetboek van Strafrecht,
426bis van het Wetboek van Strafrecht,
427 van het Wetboek van Strafrecht,
428 van het Wetboek van Strafrecht,
429 van het Wetboek van Strafrecht,
429bis van het Wetboek van Strafrecht,
429ter van het Wetboek van Strafrecht,
429quater van het Wetboek van Strafrecht,
429quinquies van het Wetboek van Strafrecht,
430 van het Wetboek van Strafrecht,
435a van het Wetboek van Strafrecht,
435b van het Wetboek van Strafrecht,
437 van het Wetboek van Strafrecht,
437bis van het Wetboek van Strafrecht,
437ter van het Wetboek van Strafrecht,
437quater van het Wetboek van Strafrecht,
438 van het Wetboek van Strafrecht,
450 van het Wetboek van Strafrecht,
451 van het Wetboek van Strafrecht,
451bis van het Wetboek van Strafrecht,
455 van het Wetboek van Strafrecht,
463 van het Wetboek van Strafrecht,
30, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (uitgezonderd bromfietsen),
34, derde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen,
107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
19, 20, onderdeel a, 21, onderdeel a en 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 jo bord A1 of A3 van
bijlage I (voor zover motorvoertuigen betreffende), elk indien de maximumsnelheid
met meer dan 30 km per uur is overschreden,
dan wel van een overtreding van:
de Wet op de kansspelen,
de Wet van 9 mei 1890, Stb. 81, houdende verbodsbepalingen tegen het dragen van wapenen,
de Wet wapens en munitie (Stb. 1986, 41).