Wet van 21 januari 1959, houdende instelling van een bedrijfschap voor de detailhandel
in alcoholhoudende dranken
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is overeenkomstig het door
de Sociaal-Economische Raad op 9 november 1956 daartoe uitgebrachte advies over te
gaan tot instelling bij de wet van een bedrijfschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie voor ondernemingen op het gebied van de detailhandel in alcoholhoudende dranken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: