Regeling Toezicht Luchtvaart

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-01-2010 en zichtdatum 20-01-2010.
Geldend van 20-01-2010 t/m 11-12-2014

Besluit van 22 januari 1959, houdende vaststelling van een Regeling Toezicht Luchtvaart

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 november 1958, no. Jur/15760, Rijksluchtvaartdienst;

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, onder a, 5, tweede lid, 7, eerste lid, 8, tweede lid, onder a, 9, eerste lid, 62, derde lid, 76, eerste lid, onder a, c en f en tweede lid, onder b en c en 80, tweede lid, van de Luchtvaartwet (Stb. 1958, 47);

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1958, no. 36);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 16 januari 1959, no. Jur/10290, Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 De begripsbepalingen, gegeven in de Luchtvaartwet, zijn ook van toepassing op deze regeling.

  • 2 Voorts wordt in deze regeling verstaan onder:

    • a. baan: een al dan niet verhard gedeelte van het landingsterrein, uitsluitend bestemd voor het opstijgen en/of het landen van luchtvaartuigen;

    • b. [Red: vervallen;]

    • c. blindvliegen, onderscheidenlijk wolkenvliegen: het besturen van een vliegtuig, onderscheidenlijk een zweefvliegtuig, uitsluitend met behulp van instrumenten, zonder visuele oriëntatie buiten het vliegtuig, onderscheidenlijk het zweefvliegtuig;

    • d. bij nacht: op enig tussen zonsondergang en zonsopgang gelegen tijdstip;

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. drempel: het begin van het voor het landen bestemde gedeelte van een verharde baan;

    • g. eerste bestuurder: een lid van het stuurhutpersoneel, dat de leiding heeft bij de besturing van het luchtvaartuig;

    • h. geregeld luchtvervoer: een reeks van verkeersvluchten, waaraan het publiek kan deelnemen en welke worden uitgevoerd ten behoeve van het verkeer tussen twee of meer plaatsen, hetzij in overeenstemming met een gepubliceerde dienstregeling, hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie, dat zij een duidelijk herkenbare systematische reeks vormen;

    • i. IFR-vlucht: een vlucht, ten aanzien waarvan tevens de instrumentvliegvoorschriften van toepassing zijn;

    • j. instrumentenbaan: een baan, welke is uitgerust met elektronische hulpmiddelen ten dienste van het opstijgen of landen van luchtvaartuigen;

    • k. instrumentweersomstandigheden: weersomstandigheden, die uitgedrukt in termen van zicht, afstand tot wolken en wolkenbasis, minder zijn dan de voorgeschreven minimum waarden voor zichtweersomstandigheden;

    • l. kunstvlucht: een vlucht, waarbij met opzet bewegingen worden uitgevoerd, welke een plotselinge verandering in de stand, een abnormale stand of een abnormale verandering in de snelheid van het luchtvaartuig medebrengen;

    • m. lid van het boordpersoneel: een lid van het stuurhutpersoneel en ieder ander, die aan boord van een luchtvaartuig ten behoeve van de inzittenden of de lading werkzaamheden heeft te verrichten;

    • n. navigatieplan: het plan voor een veilige uitvoering van de vlucht dat ontleend is aan overwegingen van vliegtuigprestaties, operationele beperkingen en de verwachte omstandigheden, betrekking hebbende op de te vliegen route en de aan te vliegen luchtvaartterreinen;

    • o. oefenvlucht: een solovlucht voor het verkrijgen dan wel behouden van vliegvaardigheid;

    • p. overlandvlucht: een vlucht, waarbij een vliegtuig dan wel een zweefvliegtuig zich in rechte lijn gemeten verder dan 28 km, onderscheidenlijk 5 km van de grens van het terrein waarvan werd opgestegen, verwijdert;

    • q. platform: een gedeelte van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor het opstellen van luchtvaartuigen, met het doel passagiers te laten in- of uitstappen, post of vracht te laden of te lossen, brandstof in te nemen, te parkeren of onderhoudswerkzaamheden te verrichten;

    • r. rondvlucht: een verkeersvlucht, welke aanvangt en eindigt op hetzelfde terrein en welke een tijdsduur heeft van ten hoogste 60 minuten;

    • s. rijbaan: een al dan niet verhard gedeelte van het landingsterrein, bestemd voor het zich op de grond voortbewegen van luchtvaartuigen;

    • t. strook: een gedeelte van het landingsterrein, waarin een baan is gelegen;

    • u. tweede bestuurder: een lid van het stuurhutpersoneel, dat een luchtvaartuig bestuurt, anders dan als eerste bestuurder of als leerling;

    • v. VFR-vlucht: een vlucht, ten aanzien waarvan tevens de zichtvliegvoorschriften van toepassing zijn;

    • w. maximale startmassa: de massa die een luchtvaartuig mag hebben wanneer het zich van het aardoppervlak verheft;

    • x. lid-staat: staat, lid van de Europese Gemeenschappen;

    • ij. verordening (EEG) 3922/91: verordening (EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart ( PbEG L 373);

    • z. JAA: Joint Aviation Authorities;

    • aa. JAR: Joint Aviation Requirements;

    • ab. JAR-145: regeling inzake erkenning van onderhoudsbedrijven, opgesteld door de JAA.

  • 3 Voor het bij deze regeling bepaalde zijn eveneens van toepassing de begripsbepalingen voor luchtverkeersdienstverlening, luchtverkeersdienst, verkeersleiding, verkeersleidingsdienst, luchtvaartterreinverkeer, gecontroleerd luchtvaartterrein, zichtweersomstandigheden, vlucht, vliegtijd, zonsondergang, zonsopgang, landingsterrein en taxiën als omschreven in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement-1980 (Stb. 786).

Artikel 2. Toepassing

De bepalingen van deze regeling gelden niet ten aanzien van militaire luchtvaartuigen, de leden van het boordpersoneel, passagiers en lading van deze luchtvaartuigen alsmede ten aanzien van militaire luchtvaartterreinen.

Hoofdstuk II

Artikel 7. Weigering van inschrijving of overschrijving

[Vervallen per 15-10-2001]

Artikel 10. Vernieuwing van een bewijs van inschrijving

[Vervallen per 15-10-2001]

Artikel 11. Verplichte kennisgevingen door degene, te wiens name het luchtvaartuig is ingeschreven

[Vervallen per 15-10-2001]

Hoofdstuk III. Luchtvaartpersoneel

Artikel 12. Onderscheiding van bewijzen van bevoegdheid

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 13. Bevoegdheden van de houders van vliegbewijzen

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 14. Bevoegdheden van de houders van zweefvliegbewijzen en van bewijzen van bevoegdheid als ballonvoerder, navigator en boordwerktuigkundige

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 15. Bevoegdheden van de houders van bewijzen van bevoegdheid als grondwerktuigkundige en zweefvliegtechnicus

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 17. Bevoegdverklaringen in vliegbewijzen en bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige voor categorieën, klassen en typen van vliegtuigen

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 18. Bevoegdverklaringen in vliegbewijzen voor "Blindvliegen", "Spuitvliegen", "Sleepvliegen" en "Vliegonderricht"

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 19. Bevoegdverklaringen in zweefvliegbewijzen voor "Wolkenvliegen", "Sleepvliegen", "Motorzweefvliegen", "Vliegonderricht" en "Lieren"

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 22. Afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 30a. Registers van in Nederland afgegeven bewijzen van bevoegdheid

[Vervallen per 01-10-1999]

Artikel 42. Bediening rubberkabel, rijdende auto of lier

[Vervallen per 01-10-1999]

Hoofdstuk IV

Artikel 77. Verplichtingen van de eigenaar of houder van een luchtvaartuig

[Vervallen per 15-10-2001]

Artikel 82. Wijziging van het bewijs van luchtwaardigheid

[Vervallen per 15-10-2001]

Artikel 85. Het gelijkstellen van elders afgegeven bewijzen van luchtwaardigheid

[Vervallen per 15-10-2001]

Hoofdstuk V. Vluchtuitvoering

[Vervallen per 19-07-2008]

Afdeling I. Algemeen

[Vervallen per 19-07-2008]

Artikel 96. Orde en veiligheid; verantwoordelijkheid gezagvoerder

  • 1 [Red: Vervallen.]

  • 2 [Red: Vervallen.]

  • 3 [Red: Vervallen.]

  • 4 Een passagier is verplicht de tijdens de vlucht door of namens de gezagvoerder gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 5 [Red: Vervallen.]

  • 6 [Red: Vervallen.]

Afdeling II. Verkeersvluchten

[Vervallen per 19-07-2008]

Artikel 107. Kennisgeving door gezagvoerder van meteorologische omstandigheden

[Vervallen per 19-07-2008]

Artikel 108. Samenstelling en bevoegdheden stuurhutpersoneel

[Vervallen per 19-07-2008]

Artikel 112. Kennisgeving door gezagvoerder van gebreken

[Vervallen per 19-07-2008]

Hoofdstuk VI. Luchtvaartterreinen

[Vervallen per 20-01-2010]

Artikel 132a. Grondafhandeling op het luchtvaartterrein

[Vervallen per 20-01-2010]

Hoofdstuk VII

Artikel 149. Mededelingen aan Nederlandse Luchtvarenden en Eigenaren van Luchtvaartuigen

[Vervallen per 30-06-1999]

Artikel 150. Samenstelling AIP, NOTAM, AIC en Luchtvaartkaarten

[Vervallen per 30-06-1999]

Artikel 153. Het in ontvangst nemen van inlichtingen na de vlucht

[Vervallen per 30-06-1999]

Hoofdstuk IX. Luchtvaartvertoningen en luchtvaartwedstrijden

Artikel 158. Aanvraag ontheffingen ex artikel 14, 31 en 33 van de Luchtvaartwet en toestemming luchtvaartvertoningen en luchtvaartwedstrijden

  • 1 Voor het verkrijgen van toestemming tot het houden van een luchtvaartvertoning of luchtvaartwedstrijd, als bedoeld in artikel 17 van de Luchtvaartwet, moet ten minste drie weken voor de dag van de vertoning of van de wedstrijd een daartoe strekkend verzoekschrift worden ingediend bij Onze Minister.

    Hierbij moet zijn gevoegd:

    • a. een omschrijving van de vertoning of van de wedstrijd met aanduiding van het (de) te gebruiken terrein(en) en van de te volgen route, alsmede met vermelding in hoeverre kunstvluchten zullen plaatshebben;

    • b. een verzoek om ontheffing van de verbodsbepaling van artikel 14, lid 1, van de Luchtvaartwet, indien een terrein, niet zijnde luchtvaartterrein, zal worden gebruikt.

    • c. een schriftelijke verklaring of verklaringen, dat tegen de te houden vertoning of wedstrijd geen bezwaar bestaat, welke in het geval van een vertoning dient(en) te worden afgegeven door de burgemeester(s) van de gemeente(n) waar deze zal worden gehouden en, in geval van een wedstrijd, door de burgemeester(s) van de gemeente(n) waar deze eindigt.

Artikel 158a. Aanvraag ontheffingen

  • 1 Voor het aanvragen van een ontheffing van het in artikel 14, eerste lid, van de Luchtvaartwet vervatte verbod, moet tenminste 21 dagen voor de eerste dag waarop het terrein zal worden gebruikt een daartoe strekkend verzoekschrift worden ingediend bij Onze Minister.

  • 2 Bij het verzoekschrift moeten worden overlegd:

    • 1. een verzoek tot ontheffing;

    • 2. fabrikaat en type van het te gebruiken luchtvaartuig;

    • 3. datum/data waarop het terrein zal worden gebruikt;

    • 4. de reden/redenen waarom dit terrein zal worden gebruikt;

    • 5. de gemeente en de plaats waarin het betrokken terrein is gelegen;

    • 6. de afmetingen van het terrein;

    • 7. een duidelijke kaart waaruit de geografische ligging en de aard van de omgeving van het betrokken terrein duidelijk blijkt;

    • 8. een verklaring van geen bezwaar afgegeven door de burgemeester van de gemeente waarin het betrokken terrein is gelegen;

    • 9. een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar danwel de zakelijk gerechtigde van het betrokken terrein;

    • 10. een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat het beoogde terrein aan de gestelde criteria voor een veilig gebruik voldoet.

  • 3 Indien de ontheffing voor drie dagen of minder wordt aangevraagd, is het gestelde in het tweede lid van dit artikel van toepassing met dien verstande dat de verklaringen als bedoeld onder 8 en 9 tijdens het daadwerkelijke gebruik van het terrein ter inzage aanwezig moeten zijn.

  • 4 Voor het aanvragen van een ontheffing van het in artikel 14, eerste lid, van de Luchtvaartwet vervatte verbod ten behoeve van het opstijgen met een vrije bemande ballon geldt in afwijking van het gestelde in het eerste lid, een termijn van 14 dagen.

  • 5 De betaling van de krachtens artikel 159 vastgestelde vergoeding dient op de in artikel 160 aangegeven wijze te geschieden tenminste 21 dagen voor de eerste datum waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd, met uitzondering van een aanvraag als bedoeld in het vierde lid, ten aanzien waarvan voor de betaling de termijn op 14 dagen is gesteld.

  • 6 Voor het aanvragen van een ontheffing van het in artikel 31, eerste lid onder a en b van de Luchtvaartwet vervatte verbod, moet tenminste 21 dagen voor het begin van de periode waarvoor de aanvrage geldt een daartoe strekkend verzoekschrift worden ingediend bij Onze Minister. Het gestelde in het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Voor het aanvragen van een ontheffing van het in artikel 33, eerste lid onder a, b en c van de Luchtvaartwet vervatte verbod, moet tenminste 21 dagen voor het begin van de periode waarvoor de aanvrage geldt, een daartoe strekkend verzoekschrift worden ingediend bij Onze Minister. Het gestelde in het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Artikel 158, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk X. Vergoedingen

Artikel 159. Vaststelling

  • 1 Onze Minister wijst de werkzaamheden en dienstverleningen, verbonden aan de toepassing van de bepalingen van de Luchtvaartwet en zijn uitvoeringsmaatregelen, aan, voor het verrichten waarvan een vergoeding van de daarmee voor de overheid verband houdende kosten verschuldigd is door belanghebbende en stelt de verschuldigde vergoeding vast.

  • 2 Voor een keuring onderscheidenlijk een herkeuring is een vergoeding verschuldigd, welke wordt berekend naar een door de arts als bedoeld in artikel 32, tweede lid, onderscheidenlijk de herkeuringscommissie als bedoeld in artikel 33 vastgesteld tarief. Dit tarief behoeft de instemming van Onze Minister. Indien uit de uitslag van de herkeuring blijkt, dat de aanvrager terecht tegen de uitslag van de keuring in beroep is gegaan, zal hem het voor de herkeuring gestorte bedrag worden terugbetaald. Voor de keuring als bedoeld in artikel 27, eerste lid is geen vergoeding verschuldigd. Voor een geldigverklaring van een reeds met gunstige uitslag ondergane militaire vliegmedische keuring of een keuring ondergaan als lid van het stuurhutpersoneel van een burgerlijk vliegtuig in een Staat, welke is aangesloten bij de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie, is een vergoeding verschuldigd, welke wordt berekend naar een door de bovenbedoelde arts vastgesteld tarief. Dit tarief behoeft de instemming van Onze Minister.

Artikel 160. Betalingen

  • 1 De beslissing op een aanvraag voor de toepassing van een of meer van de in het eerste lid van het vorige artikel bedoelde bepalingen wordt in het algemeen niet genomen, indien niet is gebleken dat de verschuldigde vergoeding is betaald.

  • 2 Onze Minister stelt de wijze van betaling van de verschuldigde vergoedingen vast.

  • 3 Wanneer na de betaling van de verschuldigde vergoeding degene, die een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel heeft ingediend, verzoekt die aanvraag als niet ingediend te beschouwen, kan hem op zijn verzoek een nader door Onze Minister in elk geval afzonderlijk te bepalen bedrag worden terugbetaald.

  • 4 Indien de verlenging van de termijn van geldigheid van een ontheffing binnen twee weken voor de datum van afloop van geldigheid is aangevraagd, is de vergoeding niet opnieuw verschuldigd.

Hoofdstuk XI. Straf- en slotbepalingen

Artikel 167. Overgangsbepalingen

De vóór de inwerkingtreding van dit besluit door Onze Minister afgegeven bewijzen van inschrijving, van luchtwaardigheid, van geschiktheid, van gelijkstelling en van deugdelijkheid treden in de plaats van de overeenkomstige in dit besluit vermelde bewijzen. Voor bewijzen, waarvan het model afwijkt van de bedoelde overeenkomstige bewijzen, geschiedt dit slechts voor de duur van ten hoogste zes maanden. In deze periode worden de bewijzen van afwijkend model door Onze Minister vervangen door overeenkomstige in dit besluit vermelde bewijzen zonder dat daarbij enige kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 168. Titel

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Regeling Toezicht Luchtvaart" of "R.T.L.".

Artikel 169. Intrekking bestaande Regeling Toezicht Luchtvaart

Het Koninklijk besluit van 6 december 1928, Stb. 454 (Regeling Toezicht Luchtvaart), wordt ingetrokken.

Artikel 170. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip, waarop de Luchtvaartwet in werking treedt.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage , 22 januari 1959

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. VAN AARTSEN.

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1959.

De Minister van Justitie a.i.,

STRUYCKEN.