Stb. 2012, 669, datum inwerkingtreding 01-01-2013, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.
1 Een algemeen nut beogende instelling is:
-
a. een instelling – niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een
coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen
van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven – die:
-
1°. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
-
2°. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
-
3°. gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in
een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
-
4°. door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;
-
b. een niet in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een
bij ministeriële regeling aangewezen staat gevestigde, door Onze Minister als zodanig
aangemerkte instelling indien en zolang zij voldoet aan de door hem te stellen voorwaarden.
2 Publiekrechtelijke lichamen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek zijn algemeen nut beogende instellingen.
3 Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
-
a. welzijn;
-
b. cultuur;
-
c. onderwijs, wetenschap en onderzoek;
-
d. bescherming van natuur en milieu, daaronder begrepen bevordering van duurzaamheid;
-
e. gezondheidszorg;
-
f. jeugd- en ouderenzorg;
-
g. ontwikkelingssamenwerking;
-
h. dierenwelzijn;
-
i. religie, levensbeschouwing en spiritualiteit;
-
j. de bevordering van de democratische rechtsorde;
-
k. volkshuisvesting;
-
l. een combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede
-
m. het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling.
4 Een algemeen nut beogende instelling die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
richt op cultuur, kan verzoeken tevens te worden aangemerkt als culturele instelling.
5 Een instelling die werkzaamheden verricht die gericht zijn op het bieden van volkshuisvesting
als bedoeld in het derde lid, onderdeel k, kan slechts worden aangemerkt als algemeen
nut beogende instelling, indien zij op de voet van artikel 70 van de Woningwet bij
koninklijk besluit is toegelaten als instelling die in het belang van de volkshuisvesting
werkzaam is.
6 Het aanmerken als een algemeen nut beogende instelling of als culturele instelling
geschiedt op verzoek van de instelling. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor
bezwaar vatbare beschikking eventueel onder door hem te stellen voorwaarden. In afwijking
van de eerste volzin kan de inspecteur een categorie instellingen dan wel een groep
met elkaar verbonden instellingen bij één voor bezwaar vatbare beschikking aanmerken
als instellingen als bedoeld in het eerste lid, ook zonder dat een daartoe strekkend
verzoek is gedaan door die instellingen.
7 Een instelling als bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar
vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop
deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend
karakter heeft, niet meer voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden
dan wel niet meer is gevestigd als aangegeven in het eerste lid. Een instelling als
bedoeld in het vierde lid wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking
niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling
zich niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend richt op cultuur. Het tijdstip
van intrekking kan liggen voor de datum van de dagtekening van de beschikking.
8 Een instelling wordt eveneens door de inspecteur niet, of niet langer, als algemeen
nut beogende instelling aangemerkt indien de instelling, een bestuurder van die instelling
of een persoon die feitelijk leiding geeft aan die instelling, dan wel een voor de
instelling gezichtsbepalend persoon onherroepelijk is veroordeeld wegens aanzetten
tot haat, aanzetten tot geweld of gebruik van geweld en nog geen vier kalenderjaren
zijn verstreken sinds deze veroordeling.
9 Voor de toepassing van het vierde en het zesde tot en met achtste lid kunnen bij ministeriële
regeling nadere regels worden gesteld.