Besluit van 9 september 1959, tot regeling van de toelating van vreemde militaire
luchtvaartuigen binnen Nederlands rechtsgebied
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers voor Defensie, van Verkeer en Waterstaat en van
Buitenlandse Zaken van 20 april 1959, nr. 202.620/3 G;
Overwegende, dat het noodzakelijk is een nieuwe regeling vast te stellen voor de toelating
van vreemde militaire luchtvaartuigen binnen Nederlands rechtsgebied;
Gelet op artikel 76, eerste lid, onder d van de Luchtvaartwet (Wet van 15 januari 1958, Stb. 47);
De Raad van State gehoord (advies van 16 juni 1959, nr. 25);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Defensie a.i., van Verkeer en Waterstaat
a.i. en van Buitenlandse Zaken a.i. van 14 augustus 1959, Directoraat Juridische Zaken,
Afdeling Wetgeving en Publiekrecht (Oorlog), nr. 202.620/4 D, nr. Def. Marine 538.693/245.682;
Hebben goedgevonden en verstaan: