Stb. 2010, 101, datum inwerkingtreding 03-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 De verzekerde heeft overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op kinderbijslag
voor een kind dat:
-
a. jonger is dan 16 jaar en tot zijn huishouden behoort, of
-
b. jonger is dan 18 jaar en door hem in belangrijke mate wordt onderhouden.
2 De verzekerde heeft voor een kind van 16 of 17 jaar slechts recht op kinderbijslag
indien:
-
a. de verzekerde heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2, eerste
lid, en 4a, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, dan wel daarvan op grond van die
wet is vrijgesteld;
-
b. het kind na het behalen van een startkwalificatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel
f, van de Leerplichtwet 1969 op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is
om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten dan wel een
vervolgstudie volgt anders dan hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel
b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
-
c. het kind als leerling of deelnemer van een met een school of instelling als bedoeld
in artikel 4a van de Leerplichtwet 1969 vergelijkbare inrichting van onderwijs buiten
Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt, dan wel met overeenkomstige
toepassing van de vrijstellingsgronden van die wet van die verplichtingen is vrijgesteld;
-
d. het kind werkloos is.
3 Een kind als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt voor het vaststellen van
het aantal kinderen voor wie recht op kinderbijslag bestaat voor twee kinderen geteld,
indien het door de verzekerde grotendeels wordt onderhouden en
-
a. jonger is dan 16 jaar en
-
1°. door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding niet tot het
huishouden van de verzekerde noch als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot
het huishouden van een ander behoort, of
-
2°. in verband met ziekte of gebreken niet tot het huishouden van de verzekerde noch als
eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort,
of
-
b. 16 of 17 jaar is en niet tot het huishouden van de verzekerde noch als eigen kind,
aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort.
4 Voor het vaststellen van de mate waarin een kind door de verzekerde wordt onderhouden
worden:
-
a. het inkomen van het kind geacht te zijn aangewend voor het onderhoud van het kind,
en
-
b. bijdragen in het onderhoud van het kind geleverd door degene met wie de verzekerde
een huishouden vormt en degene met wie de verzekerde geen huishouden vormt, maar die
krachtens overeenkomst of rechterlijke uitspraak verplicht is bijdragen te leveren
voor levensonderhoud ten behoeve van dat kind, aangemerkt als door de verzekerde in
het onderhoud van dat kind geleverde bijdragen.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld naar welke wordt
beoordeeld of een kind in belangrijke mate of grotendeels door de verzekerde wordt
onderhouden.
6 Voor de toepassing van dit artikel wordt het kind geacht de studie of beroepsopleiding
eerst na de vakantie te hebben beëindigd, indien:
-
a. de studie of de beroepsopleiding wordt beëindigd tijdens een door de onderwijsinstelling
vastgestelde vakantie, dan wel
-
b. de studie of de beroepsopleiding wordt afgesloten met een eindexamen, dat kort voor
het begin van het laatste door de onderwijsinstelling vastgestelde vakantie van het
desbetreffende schooljaar wordt afgelegd.
7 Een kind als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, wordt als werkloos aangemerkt
indien het:
-
a. een startkwalificatie heeft behaald;
-
b. als werkzoekende is geregistreerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
en
-
c. in afwachting is van de beslissing op de aanvraag voor een werkleeraanbod, bedoeld
in artikel 14 van de Wet investeren in jongeren, dan wel een op grond van die wet
gedaan werkleeraanbod heeft aanvaard en voldoet aan de verplichtingen op grond van
die wet;
8 Een in het buitenland woonachtig kind dat een startkwalificatie heeft behaald dan
wel een vorm van onderwijs heeft afgerond die vergelijkbaar is met het behalen van
een startkwalificatie wordt als werkloos aangemerkt indien het als werkzoekende is
geregistreerd bij een met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vergelijkbare
instelling dan wel bij het ontbreken van een dergelijke instelling aannemelijk kan
maken dat het werkloos is en beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en verplichtingen
als bedoeld in artikel 44 van de Wet investeren in jongeren nakomt.
9 Een kind als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, wordt voor het recht op kinderbijslag
meegerekend zolang het werkloos is.
10 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot nadere
invulling van het tweede, zevende en achtste lid.