Hoofdstuk IV. Gemeentelijk planologisch beleid
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Afdeling 3. Bestemmingsplannen
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Artikel 10
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Voor het gebied van de gemeente, dat niet tot een bebouwde kom behoort, stelt de gemeenteraad
een bestemmingsplan vast, waarbij, voor zover dit ten behoeve van een goede ruimtelijke
ordening nodig is, de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen
en zo nodig, in verband met de bestemming, voorschriften worden gegeven omtrent het
gebruik van de in het plan begrepen grond en de zich daarop bevindende opstallen.
Deze voorschriften mogen slechts om dringende redenen een beperking van het meest
doelmatige gebruik inhouden en mogen geen eisen bevatten met betrekking tot de structuur
van agrarische bedrijven. Onder grond wordt water mede begrepen.
-
2 Voor het gebied van de gemeente, dat tot een bebouwde kom behoort, of voor een gedeelte
daarvan, kan de gemeenteraad een bestemmingsplan, als in het vorige lid bedoeld, vaststellen.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald, dat, tenzij de gemeenteraad zich daarbij
een van deze bevoegdheden zelf heeft voorbehouden, burgemeester en wethouders volgens
bij het plan te geven regelen het plan moeten uitwerken of binnen bij het plan te
bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid kan mede een uitwerkingsplicht
inhouden. Bij het plan wordt geregeld op welke wijze belanghebbenden in de gelegenheid
worden gesteld hun zienswijzen omtrent de uitwerking of wijziging naar voren te brengen.
-
2 De besluiten van burgemeester en wethouders of, in voorkomend geval van de gemeenteraad,
behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten. Met het besluit ontvangen gedeputeerde
staten de bij burgemeester en wethouders, of in voorkomend geval de raad, ingebrachte
zienswijzen.
-
3 Het besluit omtrent goedkeuring wordt binnen acht weken na de verzending ter goedkeuring
aan de gemeenteraad bekendgemaakt. In afwijking van artikel 10:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het nemen van het besluit omtrent goedkeuring eenmaal voor ten hoogste vier weken
worden verdaagd.
-
5 Het besluit van gedeputeerde staten wordt door burgemeester en wethouders bekendgemaakt
door de terinzagelegging daarvan met het uitwerkings- of wijzigingsplan en het desbetreffende
bestemmingsplan ter gemeentesecretarie voor een ieder. Artikel 23, eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing.
-
6 Uitwerkingen en wijzigingen als in dit artikel bedoeld worden geacht van het plan
deel uit te maken, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming
nog niet verwerkelijkt is, kunnen worden herzien op dezelfde wijze, als waarop zij
tot stand zijn gebracht.
-
7 In afwijking van het tweede lid behoeven de besluiten van burgemeester en wethouders
of, in voorkomend geval, de gemeenteraad tot uitwerking of tot wijziging van het bestemmingsplan
geen goedkeuring van gedeputeerde staten, voor zover deze in hun besluit tot goedkeuring
van het bestemmingsplan zulks hebben omschreven en tegen die uitwerking of wijziging
niet van zienswijzen is gebleken. Zodanig besluit van burgemeester en wethouders of
de raad wordt bekendgemaakt door de terinzagelegging daarvan met het uitwerkings-
of wijzigingsplan en het desbetreffend bestemmingsplan ter gemeentesecretarie voor
een ieder. Artikel 23, eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing. Van zodanig besluit tot uitwerking of wijziging
van het bestemmingsplan zenden burgemeester en wethouders onverwijld afschrift aan
gedeputeerde staten.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Artikel 13
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Bij een bestemmingsplan kunnen voor zover het gronden betreft, waarvan het gebruik
afwijkt van het plan, een of meer onderdelen worden aangewezen, ten aanzien waarvan
de verwerkelijking van het plan in de naaste toekomst nodig wordt geacht.
Artikel 14
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald, dat het verboden is binnen een bij het
plan aan te geven gebied bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), voor zover zulks noodzakelijk is:
-
a. om te voorkomen, dat een terrein minder geschikt wordt voor de verwerkelijking van
de daaraan bij het plan gegeven bestemming;
-
b. ter handhaving en ter bescherming van een verwerkelijkte bestemming als bedoeld onder
a.
Artikel 15
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
2 Bij het plan kan worden bepaald, dat vrijstelling van bepaalde voorschriften slechts
kan worden verleend mits vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen,
dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben. Gedeputeerde staten
kunnen de verklaring weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening.
-
3 Aan een vrijstelling als bedoeld onder a van het eerste lid mogen slechts voorwaarden worden verbonden ter bescherming van
de belangen, ten behoeve waarvan de bepalingen, waarvan vrijstelling wordt verleend,
in het plan zijn opgenomen. Aan de vrijstelling kan een termijn worden verbonden,
waarbinnen van de vrijstelling gebruik moet zijn gemaakt.
Artikel 16
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Bij een bestemmingsplan kan ten aanzien van bepaalde werken uit te voeren in bepaalde
gebieden worden voorgeschreven, dat bouw- of aanlegvergunning slechts mag worden verleend
mits vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het
verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben. Gedeputeerde staten kunnen de verklaring
weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Artikel 17
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen
afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan.
De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen. Het derde lid van artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.
-
2 Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald, dat de toepasselijkheid van dit artikel
is uitgesloten indien het belang ter bescherming waarvan een bepaalde bestemming in
het plan is opgenomen, zich niet verdraagt met een vrijstelling als bedoeld in het
eerste lid.
-
4 Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn is degeen aan wie de
vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger verplicht de met het bestemmingsplan
strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij
met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
-
5 De in het vierde lid genoemde verplichting wordt opgeschort, indien vóór het verstrijken
van de in het eerste lid genoemde termijn een ontwerp voor een op opheffing van bedoelde
strijdigheid gerichte herziening van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Deze
opschorting duurt totdat de termijn bedoeld in artikel 25 is overschreden, de termijn voor terinzagelegging, genoemd in artikel 26 is overschreden, dan wel omtrent goedkeuring van de herziening onherroepelijk is
beslist. Ingeval van goedkeuring vervalt de verplichting.
Artikel 18
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Artikel 18a
[Vervallen per 03-04-2000]
Artikel 19
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 De gemeenteraad kan, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve
van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan,
mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van
gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling
geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een
gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan
is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan
op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom
het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende
gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid
delegeren aan burgemeester en wethouders.
-
2 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in
door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën
van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden
vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling
geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot
een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19a
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Het vrijstellingsbesluit, bedoeld in artikel 19, eerste en tweede lid, bevat een beschrijving van het betrokken project, de ruimtelijke onderbouwing en
de afwegingen die aan het verlenen van vrijstelling ten grondslag liggen. Artikel 15, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
2 De gemeenteraad of in voorkomend geval burgemeester en wethouders beslissen zo spoedig
mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vrijstelling
als bedoeld in artikel 19, of toepassing zal worden gegeven aan het vierde lid.
-
4 Op de voorbereiding van het besluit omtrent de vrijstelling, bedoeld in artikel 19, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat:
-
a. de aanvraag gedurende vier weken ter inzage ligt,
-
b. gedurende de termijn van terinzageligging een ieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent
de aanvraag kenbaar kan maken, en,
-
c. indien geen verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten is vereist, burgemeester
en wethouders binnen vier weken na afloop van de termijn van terinzageligging beslissen.
-
5 De gemeenteraad beslist of in voorkomend geval burgemeester en wethouders beslissen
binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzageligging, genoemd in het vierde
lid, onder a, omtrent het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar.
-
7 Alvorens het besluit omtrent de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 19, eerste lid, of in voorkomend geval tweede lid, te nemen, horen gedeputeerde staten de inspecteur.
-
8 Het besluit omtrent de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 19, eerste lid, of in voorkomend geval tweede lid, wordt binnen acht weken na ontvangst van de desbetreffende
aanvraag bekendgemaakt. Van het besluit wordt onverwijld mededeling gedaan aan de
inspecteur. Artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. Gedeputeerde staten kunnen de verklaring weigeren wegens
strijd met een goede ruimtelijke ordening. Indien gedeputeerde staten binnen de gestelde
termijn geen besluit aan de gemeenteraad, of in voorkomend geval burgemeester en wethouders
hebben bekendgemaakt, wordt dit gelijkgesteld met een besluit tot weigering van de
verklaring.
-
9 Indien de inspecteur aan gedeputeerde staten te kennen heeft gegeven dat de beoogde
vrijstelling in kennelijke strijd is met het nationaal ruimtelijk beleid en gedeputeerde
staten niettemin besluiten tot verlening van de verklaring van geen bezwaar, treedt
het besluit van gedeputeerde staten niet in werking. Gedeputeerde staten doen hiervan
mededeling bij de bekendmaking van hun besluit aan de gemeenteraad of in voorkomend
geval burgemeester en wethouders, onder gelijktijdige verzending van een afschrift
aan de inspecteur.
-
10 Onze Minister kan gedurende acht weken na verzending aan de inspecteur van de mededeling,
bedoeld in het negende lid, het besluit van gedeputeerde staten vervangen door een
eigen besluit inhoudende weigering van de verklaring. Alvorens te besluiten hoort
hij de Rijksplanologische Commissie en gedeputeerde staten. Indien Onze Minister binnen
die termijn geen besluit heeft bekendgemaakt dan wel zoveel eerder als hij heeft medegedeeld
van vervanging af te zien, treedt het besluit van gedeputeerde staten in werking.
Gedeputeerde staten doen daarvan mededeling aan de gemeenteraad of in voorkomend geval
burgemeester en wethouders.
-
11 De gemeenteraad beslist, of in voorkomend geval burgemeester en wethouders beslissen
omtrent het verlenen van vrijstelling binnen twee weken na de inwerkingtreding van
het besluit van gedeputeerde staten. Burgemeester en wethouders zenden afschrift van
het besluit omtrent vrijstelling aan de inspecteur van de ruimtelijke ordening.
Artikel 19b
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Een krachtens de artikelen 15, 17 of 19 verleende vrijstelling wordt door burgemeester en wethouders als bijlage bij het
bestemmingsplan opgenomen, zodra die vrijstelling is verleend. Een zodanige bijlage
is geen onderdeel van het bestemmingsplan.
Artikel 20
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
De voorschriften van het bestemmingsplan blijven buiten toepassing voor zover deze:
a. betrekking hebben op het bouwen waarvoor krachtens artikel 43, eerste lid, van de Woningwet, geen bouwvergunning vereist is, of
b. betrekking hebben op het gebruik van bouwwerken en standplaatsen dat voldoet aan
de voorschriften die zijn gegeven bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in
artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet.
Artikel 21
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 De gemeenteraad kan verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
Indien artikel 37, eerste of vierde lid, toepassing hebben gevonden, hebben Onze Minister onderscheidenlijk gedeputeerde
staten gelijke bevoegdheid.
-
5 Is het voorbereidingsbesluit genomen door Onze Minister, dan kan hij de in het vierde
lid genoemde termijn eenmaal met één jaar verlengen. Hetzelfde geldt voor gedeputeerde
staten, indien zij het voorbereidingsbesluit hebben genomen.
-
6 Geldt het voorbereidingsbesluit voor een gebied dat tot een bebouwde kom behoort
en ten aanzien waarvan bij een structuurplan aanwijzingen voor de bestemming zijn
gegeven, dan kan in afwijking van het vierde lid bij het besluit worden bepaald, dat
het besluit vervalt indien niet binnen een bij het besluit aan te geven termijn het
ontwerp van het plan ter inzage is gelegd. Die termijn mag op niet langer dan twee
jaar gesteld worden.
Artikel 22
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
De bekendmaking van een voorbereidingsbesluit geschiedt door terinzagelegging van
dit besluit voor een ieder. Artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Van het voorbereidingsbesluit wordt tevens mededeling
gedaan in de Staatscourant.
Artikel 23
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
2 Worden in het ontwerp van een bestemmingsplan ingevolge artikel 13, eerste lid, gronden aangewezen ten aanzien waarvan de verwerkelijking van het plan in de naaste
toekomst nodig wordt geacht, dan geschiedt daarvan, onverminderd het eerste lid, afzonderlijke
kennisgeving aan degenen die in de kadastrale registratie staan vermeld als eigenaar
van die gronden of rechthebbende op een beperkt recht waaraan die gronden onderworpen
zijn.
Artikel 25
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Binnen acht weken of, indien over het ontwerp tijdig een zienswijze kenbaar is gemaakt,
binnen vier maanden na afloop van de in artikel 23 genoemde termijn beslist de gemeenteraad omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Artikel 26
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Het bestemmingsplan wordt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken
na de dagtekening van het raadsbesluit voor een ieder ter inzage gelegd voor de duur
van vier weken. Artikel 23, eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Degene die tijdig zijn zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar heeft gemaakt, alsmede
een belanghebbende die aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest overeenkomstig
artikel 23 zijn zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar te maken, kan gedurende de in artikel 26 genoemde termijn van terinzageligging bij gedeputeerde staten schriftelijk bedenkingen
inbrengen tegen het bestemmingsplan.
Artikel 28
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Het bestemmingsplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. Het plan wordt
daartoe zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na de dagtekening
van het raadsbesluit tot vaststelling, aan gedeputeerde staten verzonden.
-
2 Indien tegen het vastgestelde plan tijdig bedenkingen zijn ingebracht krachtens artikel 27, wordt het besluit omtrent goedkeuring bekendgemaakt binnen zes maanden na afloop
van de termijn van terinzagelegging, bedoeld in artikel 26. Alvorens het besluit te nemen, horen gedeputeerde staten de provinciale planologische
commissie. Artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. De goedkeuring kan worden onthouden indien de ingebrachte
bedenkingen daartoe aanleiding geven dan wel wegens strijd met een goede ruimtelijke
ordening.
-
3 Aan het plan wordt geacht goedkeuring te zijn onthouden, indien het eerste lid, tweede
volzin, niet is nageleefd en niet tijdig een besluit omtrent goedkeuring is bekendgemaakt.
-
4 Indien het besluit van gedeputeerde staten strekt tot het onthouden van goedkeuring,
kunnen daarbij voorschriften als bedoeld in artikel 14 worden gegeven voor zover dat noodzakelijk is om te voorkomen dat een terrein minder
geschikt wordt voor de verwerkelijking van een daaraan bij het plan te geven bestemming.
-
5 Gelijktijdig met de bekendmaking doen gedeputeerde staten mededeling van hun besluit
door toezending van een afschrift aan hen die bedenkingen hebben ingebracht krachtens
artikel 27, aan de provinciale planologische commissie en aan de inspecteur. Indien het derde
lid dan wel artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht toepassing heeft gevonden wordt het besluit van gedeputeerde staten vervangen door
een schriftelijke mededeling van gedeputeerde staten van dat feit.
-
6 Behoudens indien toepassing kan worden gegeven aan artikel 29, eerste lid, wordt binnen twee weken na de bekendmaking van het besluit omtrent goedkeuring van
gedeputeerde staten dit besluit, of zo het derde lid dan wel artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht toepassing heeft gevonden, de schriftelijke mededeling van dat feit, met het bestemmingsplan
ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegd voor de duur van zes weken.
Artikel 23, eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 29
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
2 Voor zover het besluit van gedeputeerde staten strekt tot goedkeuring geeft Onze
Minister slechts toepassing aan het eerste lid, indien de inspecteur op de in het
eerste lid genoemde grondslag bedenkingen heeft ingebracht bij gedeputeerde staten
op grond van artikel 27, eerste of tweede lid.
-
3 Indien Onze Minister geen toepassing geeft aan het eerste lid wordt het besluit van
gedeputeerde staten met het bestemmingsplan met ingang van de zesde week na de bekendmaking,
bedoeld in artikel 28, vijfde lid, ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegd.
-
4 Indien Onze Minister toepassing geeft aan het eerste lid zenden gedeputeerde staten
hem terstond hun besluit onder bijvoeging van de zich onder hen bevindende, op de
zaak betrekking hebbende stukken, voor zover dit niet in strijd is met enige wettelijke
bepaling tot geheimhouding.
-
5 Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid doet Onze Minister daarvan gelijktijdig
mededeling door toezending van een afschrift aan de Rijksplanologische Commissie,
aan de betrokken gemeente en aan de inspecteur. Artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
-
7 Onze Minister maakt zijn besluit binnen twee weken na dagtekening daarvan bekend
aan gedeputeerde staten. Indien Onze Minister niet heeft beslist binnen de in het
zesde lid bedoelde termijn, wordt het besluit van Onze Minister vervangen door een
schriftelijke mededeling van dat feit. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
Voorts zendt Onze Minister een afschrift van zijn besluit of van de in de tweede volzin
van dit lid bedoelde mededeling aan hen die bij gedeputeerde staten bedenkingen hebben
ingebracht als bedoeld in artikel 27, eerste of tweede lid. Het besluit van Onze Minister of de mededeling, bedoeld in de tweede volzin van
dit lid, wordt binnen twee weken na de bekendmaking daarvan met het besluit van gedeputeerde
staten en het bestemmingsplan ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegd
voor de duur van zes weken. Artikel 23, eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing.
-
8 Voor zover het besluit, bedoeld in het zesde lid, strekt tot vervanging, komt het
besluit van Onze Minister in de plaats van het besluit van gedeputeerde staten. Onze
Minister geeft zo nodig het door hem vervangen gedeelte van het besluit van gedeputeerde
staten op de tot het plan behorende kaart en in de daarbij behorende voorschriften
aan. Artikel 28, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
9 Indien het besluit, bedoeld in het zesde lid, ertoe strekt van vervanging af te zien,
dan wel de in dat lid bedoelde termijn is verstreken zonder dat een besluit als bedoeld
in dat lid is genomen, blijft het besluit van gedeputeerde staten gehandhaafd.
Artikel 30
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Indien door gedeputeerde staten of, in een geval als bedoeld in artikel 29, achtste lid, door Onze Minister goedkeuring aan een vastgesteld bestemmingsplan is onthouden,
stelt de gemeenteraad binnen een jaar met ingang van de dag na die, waarop de beroepstermijn
bedoeld in artikel 56a, onder b of c, afloopt of, indien binnen de beroepstermijn bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, dat verzoek
is afgewezen, een nieuw plan vast, waarbij het besluit van gedeputeerde staten, dan
wel van Onze Minister in acht wordt genomen.
-
2 Gedeputeerde staten kunnen of, in een geval als bedoeld in artikel 29, achtste lid, Onze Minister kan de termijn tot vaststelling van een nieuw plan op verzoek van
burgemeester en wethouders met zes maanden verlengen of bij het besluit inzake goedkeuring
die termijn door een andere vervangen, dan wel bepalen dat geen nieuw plan behoeft
te worden vastgesteld.
Artikel 31
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Het bestemmingsplan ligt, nadat de goedkeuring onherroepelijk is geworden, voor een
ieder ter inzage ter gemeentesecretarie. Artikel 23, eerste lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31a
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Indien ten behoeve van belangen, uitsluitend of mede behartigd door andere openbare
lichamen dan de gemeente, op schriftelijk verzoek van die openbare lichamen, dan wel
krachtens wettelijk voorschrift bepalingen in een bestemmingsplan zijn opgenomen die
hogere kosten voor de gemeente ten gevolge kunnen hebben en blijkens de bij het bestemmingsplan
behorende toelichting over de verdeling van deze kosten geen overeenstemming kon worden
bereikt, kan de gemeenteraad binnen de termijn, bedoeld in artikel 28, eerste lid, gedeputeerde staten verzoeken gelijktijdig met hun besluit omtrent goedkeuring van
het vastgestelde plan te beslissen omtrent het opleggen van de verplichting aan die
openbare lichamen de hogere kosten, welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste
van de gemeente behoren te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende
anderszins is verzekerd en evenmin krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten,
geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te vergoeden.
-
2 Indien ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan de hogere kosten, bedoeld
in het eerste lid, in redelijkheid niet waren te voorzien kunnen gedeputeerde staten,
in afwijking van het eerste lid, op een desbetreffend verzoek van de gemeente beslissen
nadat het bestemmingsplan in werking is getreden. Burgemeester en wethouders vermelden
in hun verzoek uitdrukkelijk waarom over de verdeling van de hogere kosten tussen
de gemeente en de desbetreffende openbare lichamen geen overeenstemming kon worden
bereikt.
-
3 In afwijking van het eerste en het tweede lid beslist Onze Minister dan wel beslissen
Onze Minister en Onze Minister die het mede aangaat omtrent een verzoek als bedoeld
in die leden, indien het andere openbaar lichaam het Rijk is. In een geval als bedoeld
in het eerste lid beslissen Onze Minister en Onze Minister die het mede aangaat, zodra
de desbetreffende bepalingen van het bestemmingsplan in werking zijn getreden.
Artikel 31b
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
-
1 Indien ten behoeve van belangen, uitsluitend of mede behartigd door andere openbare
lichamen dan de gemeente, op schriftelijk verzoek van die openbare lichamen onherroepelijk
vrijstelling is verleend als bedoeld in de artikelen 17, 19 en 40, dan wel onherroepelijk is beslist de verlening van een bouw- of aanlegvergunning
ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Woningwet, dan wel ingevolge artikel 46, tweede lid, aan te houden, kunnen burgemeester en wethouders gedeputeerde staten gedurende vier
weken, ingaande daags nadat de vrijstelling, dan wel het besluit tot aanhouding onherroepelijk
is geworden, een verzoek doen als bedoeld in artikel 31a. Burgemeester en wethouders kunnen vorenbedoeld verzoek ook tot gedeputeerde staten
richten binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn wanneer ingevolge artikel 40 een vrijstelling of ingevolge artikel 41 een vergunning of andere beschikking is verleend.
-
2 In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, beslist Onze Minister dan wel beslissen
Onze Minister en Onze Minister die het mede aangaat omtrent het in die volzin bedoelde
verzoek, indien het andere openbaar lichaam het Rijk is. In afwijking van het eerste
lid, tweede volzin, beslist Onze Minister omtrent het in die volzin bedoelde verzoek,
in geval artikel 40 of artikel 41 toepassing heeft gevonden op verzoek van Onze Minister.
Artikel 31c
[Vervallen per 03-04-2000]
Artikel 32
[Vervallen per 03-04-2000]
Afdeling 4. Herziening, intrekking en nadere voorschriften
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Artikel 33
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Artikel 34
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Artikel 35
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
De gemeenteraad kan besluiten een bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk in te trekken.
De artikelen 23-29 zijn van overeenkomstige toepassing. Intrekking van een bestemmingsplan voor een
gebied, dat niet tot een bebouwde kom behoort, is behoudens ingeval ontheffing is
verleend ingevolge het bepaalde in artikel 10, derde lid, slechts mogelijk, indien voor dat gebied een ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan
ter inzage is gelegd dan wel een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld.
Artikel 36
[Regeling vervallen per 01-07-2008]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften omtrent
de voorbereiding, de vormgeving en de inrichting van structuurplannen en bestemmingsplannen
gegeven.