Wet van 5 december 1962, houdende regeling van het vervoer te land en op de binnenwateren
in buitengewone omstandigheden
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen, teneinde
in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verbandhoudende buitengewone
omstandigheden de instandhouding van het vervoer te land en op de binnenwateren en
een doelmatig gebruik der vervoermiddelen zoveel mogelijk te waarborgen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: