Deze wet verstaat onder:
«Onze Minister»: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor wat betreft
het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
«de inspectie»: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;
«voortgezet onderwijs»: het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 2
«school»: een school voor voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;
«openbare school»:
-
a. een school in stand gehouden door een gemeente, dan wel door een openbaar lichaam,
ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin deelnemen een of meer gemeenten, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke
rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid;
-
b. een door een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 42a in stand gehouden school;
-
c. een door een stichting als bedoeld in artikel 42b of artikel 53c in stand gehouden school;
«bijzondere school»: een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke
rechtspersoon, niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 42b, in stand gehouden school;
«openbare rechtspersoon»: een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld
als bedoeld in artikel 42a;
«het bevoegd gezag» : voor wat betreft:
«regionaal opleidingencentrum»: een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
«agrarisch opleidingscentrum»: een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
«persoonsgebonden nummer»: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, dan wel het door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, bedoeld in artikel 27b, vierde lid;
sociaal-fiscaalnummer: het sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder k, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
«contractactiviteiten»: activiteiten als bedoeld in artikel 20, tweede lid;
«personeel»:
-
a. de benoemde rector, directeur, conrector, adjunct-directeur of leraar, en overig personeel
benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, waaronder begrepen de leden
van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld
in artikel 24e1, derde lid, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een
akte van aanstelling;
-
b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft
de toepassing van de artikelen 38a tot en met 39a, 40a, 43a, eerste en tweede lid, 51, eerste tot en met derde lid, 52, 52a, 53, 53b en 96o, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende
wettelijke bepalingen;
«nascholing»: een vorm van scholing, gegeven aan leden van het personeel om hun kennis,
inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen direct verband houdend met de uitoefening
van hun beroep, voortbouwend op de in de initiële opleiding verworven aanvangsbekwaamheid
te verdiepen en uit te breiden;
«leerlinggebonden budget»: een leerlinggebonden budget voor een leerling als bedoeld
in artikel 77a;
«kerndoelen»: de op grond van artikel 11b vastgestelde na te streven inhoudelijke doelstellingen voor het onderwijsprogramma
voor de eerste twee leerjaren, bedoeld in artikel 11c, gericht op het verwerven door leerlingen van kennis, inzicht en vaardigheden;
maatschappelijke stage: stage gericht op het verwerven van vaardigheden ten behoeve
van het functioneren in de maatschappij, bestaande uit onbezoldigde vrijwilligersactiviteiten,
niet zijnde de stage bedoeld in artikel 22, derde lid, onderdeel d;
meldingsregister relatief verzuim: meldingsregister relatief verzuim als bedoeld in
artikel 24h van de Wet op het onderwijstoezicht;
«College voor examens»: College voor examens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens.