Wet tarieven in strafzaken

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2012.
Geldend van 01-11-2010 t/m 31-12-2012

Wet van 28 maart 1963, houdende vaststelling van de tarieven van gerechtskosten in strafzaken, waarvan de gewone rechter kennis neemt

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 8 april 1874, Stb. 66, tot vaststelling der tarieven van gerechtskosten in strafzaken, waarvan de gewone rechter kennis neemt, te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eerste Titel. Vergoedingen voor werkzaamheden, tijdverzuim en reis- en verblijfkosten

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Op de voet van het bij en krachtens deze wet bepaalde worden vergoedingen toegekend voor werkzaamheden, voor tijdverzuim alsmede voor daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, en voor gemaakte reis- en verblijfkosten, voor zover voortvloeiende uit een verzoek of opdracht van de justitie, ten behoeve van:

    • a. strafzaken, hieronder begrepen zaken betreffende overtredingen waarvan de burgerlijke rechter kennis neemt;

    • b. zaken waarin het openbaar ministerie optreedt ter uitvoering van de wet en waarvan de burgerlijke rechter kennis neemt.

  • 2 Behoudens het bepaalde in lid 3, komen de vergoedingen ten laste van 's Rijks kas, voor zover in bijzondere wetten niet anders is bepaald.

  • 3 Ingeval een verzoek of opdracht, als bedoeld in lid 1, is gedaan of gegeven op verzoek van de verdachte of gerekwestreerde en ingeval een verzoek of opdracht van dezelfde strekking zonder tussenkomst van de justitie is gedaan of gegeven door de verdachte of de gerekwestreerde, komen te diens laste vergoedingen, overeenkomstig het bij en krachtens deze wet bepaalde. Komen deze vergoedingen toe aan opsporingsambtenaren ingevolge een hun gedaan verzoek of gegeven opdracht tot het afleggen van een verklaring in een zaak waarin zij als zodanig zijn opgetreden, dan komen deze vergoedingen ten laste van 's Rijks kas.

Artikel 2

Tot het maken van ten laste van 's Rijks kas komende buitengewone, bij en krachtens deze wet niet voorziene kosten in de zaken in artikel 1 bedoeld wordt vereist een machtiging van de advocaat-generaal bij het gerechtshof en, in de zaken die bij de Hoge Raad dienen, van de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Zodanige machtiging is niet vereist in de gevallen van de artikelen 150, 158 juncto 150, 192, 202, 212, 318, 398 juncto 318 en 415 juncto 318 van het Wetboek van Strafvordering.

§ 2. Vergoedingen voor werkzaamheden en voor tijdverzuim

Artikel 3

  • 1 Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur de tarieven vast voor vergoedingen voor:

    • a. werkzaamheden ingevolge verzoeken en opdrachten als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid;

    • b. tijdverzuim ingevolge verzoeken en opdrachten als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, van hen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, van getuigen, van voogden die wegens een strafzaak tegen een onder hun gezag staande minderjarige ingevolge het Wetboek van Strafvordering moeten worden opgeroepen en - ingeval van toepassing van artikel 509d van dat Wetboek - van curatoren; voorts van noodzakelijke geleiders van deze personen en van verdachten of gerekwestreerden, alsmede van met het tijdverzuim verband houdende noodzakelijke kosten.

  • 2 Geen vergoeding wordt toegekend voor werkzaamheden:

    • a. die deel uitmaken van een taak waarvoor een dienstverband met het Rijk bestaat;

    • b. verricht door ambtenaren van politie in diensttijd.

  • 3 Geen vergoeding wordt toegekend wegens tijdverzuim:

    • a. voor de tijd besteed aan werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid;

    • b. van personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd;

    • c. van personen in bezoldigde rijksdienst en van militairen in werkelijke dienst, voor zover het tijdverzuim valt in diensttijd;

    • d. van ambtenaren van politie, voor zover het tijdverzuim valt in diensttijd;

    • e. van opsporingsambtenaren, niet behorende tot de sub c en d bedoelde categorieën, voor zover het tijdverzuim voortvloeit uit een hun niet op verzoek van de verdachte of gedaagde gedaan verzoek of gegeven opdracht tot het afleggen van een verklaring in een zaak waarin zij als zodanig zijn opgetreden.

  • 4 Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.

Artikel 4

  • 1 Wanneer de autoriteit, die opdracht tot de werkzaamheden heeft gegeven, een daartoe strekkend verzoek doet, stelt de gemeente waar de werkzaamheden moeten worden verricht, daarvoor een lokaliteit beschikbaar.

  • 2 Aan de gemeente komt hiervoor een vergoeding toe overeenkomstig door Ons bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 3 Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.

Artikel 5

Voor werktuigen en gereedschappen, gebruikt bij de opgedragen werkzaamheden, wordt geen vergoeding gegeven, tenzij de aard van de werkzaamheden de werktuigen en gereedschappen voor verder gebruik ongeschikt maakt.

§ 3. Vergoedingen voor reis- en verblijfkosten

Artikel 6

  • 1 Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur tarieven vast voor vergoedingen voor reis- en verblijfkosten, toekomende aan de in artikel 3, lid 1, sub b, genoemde personen. Onnodig gemaakte reis- en verblijfkosten worden niet vergoed.

  • 2 Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.

Artikel 7

  • 1 Indien het gebruik van een bijzonder middel van vervoer noodzakelijk is uit hoofde van leeftijd, ziekte of gebreken worden de kosten daarvan vergoed overeenkomstig door Ons bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 2 Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.

§ 4. Toekenning van vergoedingen en goedkeuring van declaraties

Artikel 8

  • 1 Vergoedingen voor tijdverzuim, daarmee verband houdende noodzakelijke kosten en voor reis- en verblijfkosten worden terstond toegekend door de griffier van het gerecht, dat bevoegd is over de zaak te oordelen of van het gerecht, waarvoor de zaak dient of heeft gediend.

  • 2 De belanghebbende kan tegen de beschikking van de griffier schriftelijk bezwaar indienen bij de voorzieningenrechter van het gerecht en indien het de Hoge Raad betreft, bij de president van de Hoge Raad.

Artikel 9

  • 1 Vergoedingen voor werkzaamheden worden schriftelijk gedeclareerd.

  • 2 Wanneer de opdracht is gegeven door de justitie wordt de declaratie onderworpen aan de goedkeuring van de autoriteit, die de opdracht tot de werkzaamheden heeft gegeven. Bij afwijzing of bij goedkeuring van slechts een deel van het gedeclareerde bedrag wordt de reden daarvan op de declaratie aangegeven en terstond aan de declarant medegedeeld.

  • 3 Wanneer de opdracht is gegeven door de verdachte of de gerekwestreerde wordt de declaratie zo nodig onderworpen aan de goedkeuring van de griffier. Bij afwijzing of bij goedkeuring van slechts een deel van het gedeclareerde bedrag wordt de reden daarvan op de declaratie aangetekend. De beschikking wordt terstond aan de declarant en aan de opdrachtgever medegedeeld.

  • 4 Tegen de beschikkingen, bedoeld in de leden 2 en 3, kan door de belanghebbende schriftelijk bezwaar worden gemaakt. Is de beschikking genomen door de kantonrechter of de rechter-commissaris, dan wordt op het bezwaar beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank. Is de beschikking genomen door de voorzieningenrechter van de rechtbank of het gerechtshof, dan wordt op het bezwaar beslist door de raadkamer van het betrokken gerecht. Is de beschikking genomen door het openbaar ministerie of de griffier, dan wordt op het bezwaar beslist door de voorzieningenrechter van het gerecht of, indien het de Hoge Raad betreft, door de president van de Hoge Raad.

Artikel 10

Het bezwaar, bedoeld in de artikelen 8 en 9, kan slechts schriftelijk worden ingediend binnen veertien dagen na de dag van uitreiking of verzending van de beschikking, waartegen bezwaar wordt ingediend.

Artikel 11

  • 1 Indien de verzoeker in zijn bezwaarschrift de wens te kennen geeft te worden gehoord, wordt hij daartoe opgeroepen.

  • 2 Indien het bezwaarschrift is gericht tegen een beschikking van het openbaar ministerie, wordt dit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

Artikel 12

Tegen de beslissing op het bezwaarschrift staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 13

Onze Minister van Justitie kan nadere regels stellen omtrent de wijze van toekennen van vergoedingen, van declareren, van goedkeuren van declaraties en van indienen van bezwaar.

§ 5. Betaling

Artikel 14

Vergoedingen ten laste van 's Rijks kas worden, nadat de beschikking tot toekenning of goedkeuring van de declaratie onherroepelijk is geworden, betaald door de griffier van het gerecht, dat bevoegd is over de zaak te oordelen of van het gerecht waarvoor de zaak dient of heeft gediend.

Artikel 15

Vergoedingen verschuldigd door de verdachte of de gerekwestreerde worden, nadat de beschikking tot toekenning of goedkeuring van de declaratie onherroepelijk is geworden, door deze betaald. De beschikking tot toekenning van de vergoeding en de beschikking tot goedkeuring van de declaratie, alsmede de beslissingen op de bezwaren tegen deze beschikkingen genomen, zijn op de minuut uitvoerbaar, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 16

  • 1 De verdachte of de gerekwestreerde kan de krachtens artikel 14 bevoegde griffier verzoeken, vergoedingen als bedoeld in artikel 15 bij wijze van voorschot te zijnen behoeve aan de rechthebbenden te betalen. Het verzoek, dat schriftelijk moet worden gedaan, kan worden ingediend binnen 14 dagen nadat de beschikking tot toekenning van de vergoeding of de beschikking tot goedkeuring van de declaratie onherroepelijk is geworden. De griffier beslist zo spoedig mogelijk.

  • 2 Het voorschot dient binnen 3 maanden na het eindigen van de zaak te worden terugbetaald. Wordt aan de verplichting tot terugbetaling niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan geschiedt invordering krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel. Artikel 30 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 In strafzaken wordt na het eindigen van de zaak een verzoek, gedaan ingevolge lid 1, aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 591, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het wordt door de griffier zo spoedig mogelijk overgelegd aan het gerecht, bedoeld in dat artikel. De op grond van dat verzoek toegekende vergoeding wordt verrekend met het verleende voorschot.

  • 4 In zaken, als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, kan binnen 3 maanden na het eindigen van de zaak door de gewezen gerekwestreerde of zijn erfgenamen een verzoek om vrijstelling van de verplichting tot terugbetaling van het voorschot worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan heeft gediend of anders het laatst heeft gediend. Op het verzoek wordt beslist door de voorzieningenrechter of door de kantonrechter. De gevraagde vrijstelling wordt verleend voor zover de aanwending der kosten het belang van het onderzoek heeft gediend of door de intrekking van verzoekschrift of rechtsmiddelen door het Openbaar Ministerie nutteloos is geworden.

  • 5 Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.

Tweede Titel. Kosten van afschriften, uittreksels en inlichtingen

Artikel 17

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld met betrekking tot de vergoedingen, door de verdachte, de gewezen verdachte, de gerekwestreerde, de gewezen gerekwestreerde, derden-belanghebbenden of andere derden verschuldigd voor afschriften van, uittreksels uit en inzage van vonnissen, arresten, registers of andere stukken, waarvan kennisneming geoorloofd is, en voor inlichtingen in zaken, bedoeld in artikel 1, lid 1, alsmede met betrekking tot het kosteloos bekomen van zodanige afschriften, uittreksels of inlichtingen.

  • 2 Geen recht wordt geheven van openbare colleges en van ambtenaren van openbare lichamen, die afschriften, uittreksels of inlichtingen behoeven in het belang van de uitoefening van de dienst, noch in gevallen waarin bij bijzondere wetten gratis afgifte van afschriften of uittreksels of verstrekking van inlichtingen is voorgeschreven.

Derde Titel. Uitreiken van gerechtelijke stukken en uitbrengen van exploten

Artikel 18

Wij stellen bij algemene maatregel van bestuur de tarieven vast voor het uitbrengen van exploiten ingevolge bijzondere wetten.

Vierde Titel. Slotbepalingen

Artikel 19

Voor zaken, bedoeld in artikel 1, lid 1 sub b van deze wet, voor zaken aangebonden en verzoeken ingediend op grond van enig artikel van deze wet en van het Wetboek van Strafvordering, benevens voor niet op grond van een bepaling van burgerlijk griffierecht aangebonden zaken betreffende dwangmaatregelen van overheidswege, zonder rechterlijk bevel getroffen in verband met de niet-naleving van een wettelijk gebod of verbod, is geen griffierecht verschuldigd als bedoeld in artikel 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 20

De wet van 18 april 1874 (Stb. 66) tot vaststelling der tarieven van gerechtskosten in strafzaken, waarvan de gewone rechter kennis neemt, wordt ingetrokken.

Artikel IX

In zaken, als bedoeld in artikel 1, lid 1, aanhangig op de dag van inwerkingtreding van deze wet wordt het bij en krachtens deze wet bepaalde toegepast met ingang van die dag, met dien verstande dat voor werkzaamheden, die zijn verricht na de dag van inwerkingtreding van deze wet, voor tijdverzuim, met inbegrip van de daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, dat valt na die dag en voor reis- en verblijfkosten, na die dag gemaakt, ingevolge een verzoek of opdracht gedaan en gegeven vóór die dag, ook vergoedingen worden toegekend overeenkomstig het bij en krachtens deze wet bepaalde.

Artikel X

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. Wij behouden Ons voor een verschillend tijdstip vast te stellen voor verschillende delen van de wet.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 28 maart 1963

JULIANA.

De Minister van Justitie,

A. C. W. BEERMAN.

Uitgegeven de zevende mei 1963.

De Minister van Justitie,

A. C. W. BEERMAN.