Besluit van 27 november 1963, houdende vaststelling van tarieven voor vergoedingen
als bedoeld in de artikelen 13, 3de lid, en 57 van de Wet tarieven in burgerlijke
zaken, en artikel 838 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 29 oktober 1963, Stafafdeling
Wetgeving, nr. 321/663;
Overwegende, dat bij de wet van 28 maart 1963, houdende vaststelling van de tarieven
in strafzaken (Stb. 130) artikel 13, derde lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (wet van 8 december 1960, Stb. 541) is gewijzigd, in die zin dat de vaststelling van regelen met betrekking tot
de vergoedingen, verschuldigd voor afschriften van en uittreksels uit vonnissen en
beschikkingen zal geschieden bij en krachtens algemene maatregel van bestuur;
Overwegende voorts, dat ingevolge artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken, zoals dit is gewijzigd bij de wet van 28 maart 1963, bij algemene maatregel van
bestuur de bedragen moeten worden vastgesteld, welke voor werkzaamheden, wegens tijdverzuim
en daarmede verband houdende kosten en voor reis- en verblijfkosten toekomen aan de
in dat artikel bedoelde personen;
Gelet op de artikelen 13, derde lid, en 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken en artikel 838 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1963, nr. 25);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van Justitie van 20 november
1963, Stafafdeling Wetgeving, nr. 359/663;
Hebben goedgevonden en verstaan: