Wet van 2 juli 1964, houdende Uitvoeringswet genocideverdrag
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen
tot uitvoering van het op 9 december 1948 te Parijs tot stand gekomen Verdrag nopens
de voorkoming en de bestraffing van genocide en dat in verband daarmede de Wet Oorlogsstrafrecht, de Uitleveringswet en de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven moeten worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: