Stb. 2002, 357, datum inwerkingtreding 01-10-2002, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.
1 Verzekerd is:
-
a. de werknemer in de zin van de Ziektewet, wiens loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen
in de zin van de Ziektewet, niet meer bedraagt dan f 62 200
[Red: per 1 januari 2002: € 30.700,-.]
per jaar, met dien verstande dat:
-
1e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de
zin van die wet wordt beschouwd, gedurende het eerste jaar voor zover hij recht heeft
op een werkloosheidsuitkering berekend naar 70% van het dagloon, de verzekering ingevolge
deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan
die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
-
2e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 8 of 8c van de Ziektewet als werknemer
in de zin van die wet wordt beschouwd, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld
naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op
hem van toepassing werd;
-
b. degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en:
-
– een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet, tot de eerste dag van
de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, dan wel
-
– een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% dan wel
-
– een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 45% of
-
– een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, van de Wet
arbeid en zorg, indien betrokkene op de dag, voorafgaande aan de dag waarop haar recht
op die uitkering ingaat, verzekerde was;
-
c. vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zal bereiken,
degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en op de
laatste dag van de voorafgaande maand verzekerde was;
-
d. degene, die behoort tot de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen
groepen van personen.
2 Indien bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur bedoeld in het eerste lid,
onder d, een groep van personen als verzekerd wordt aangewezen, geldt deze aanwijzing
niet voor tot die groep behorende personen, wier loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen,
meer bedraagt dan het in het eerste lid, onder a, genoemde bedrag per jaar, herzien overeenkomstig artikel 3a van deze wet. Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige toepassing
op de in het eerste lid, onder b, bedoelde personen.
3 Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onder d, kan worden
bepaald:
-
a. dat daarbij aan te wijzen andere inkomsten voor de toepassing van het bepaalde in
het tweede lid als overeengekomen vast loon in geld, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen,
zullen gelden;
-
b. uit welken hoofde een verzekerde voor de toepassing van deze paragraaf als verzekerde
geldt, indien hij op grond van meer dan één bepaling verzekerd is.
4 Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, en bij of krachtens
het tweede lid, wordt:
-
a. onder loon verstaan:
-
- elke overeengekomen vaste, naar tijdsruimte en in geld vastgestelde uitkering, welke
de verzekerde als vergoeding voor zijn arbeid of gedurende staking van de arbeid van
zijn werkgever ontvangt, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aan
te wijzen uitkeringen of bestanddelen van zodanige uitkeringen;
-
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringniet
zijnde de uitkering van een overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onderdeel
l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, of van een gewezen
overheidswerknemer, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%;
-
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Ziektewet dan wel
een uitkering of bijdrage als bedoeld in artikel 59 van die wet, voor zover die laatstbedoelde
uitkering of bijdrage door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid als zodanig loon is aangewezen.
-
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Werkloosheidswet
dan wel hoofdstuk IV van die wet niet zijnde de uitkering van een overheidswerknemer
in de zin van artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen,
of van een gewezen overheidswerknemer;
-
- een toeslag ingevolge de Toeslagenwet;
-
- een loonsuppletie als bedoeld in hoofdstuk IIIb van de Werkloosheidswet en artikel
25 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid;
-
– een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid
en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van
die wet;
-
b. het over een of meer gedeelten van een jaar verdiende loon tot jaarloon herleid;
-
c. tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het
loon, welke tijdens de duur van de dienstbetrekking onderscheidenlijk van de uitkering,
bijdrage, toeslag of loonsuppletie na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar
plaatsvinden of hebben plaatsgevonden,
-
d. geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon, die tijdens de duur van de
dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van het genieten
van onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet
dan wel een publiekrechtelijke regeling inzake onbetaald verlof of ouderschapsverlof;.
-
e. geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon, welke tijdens de duur van
de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van een verhindering
de arbeid te verrichten wegens ziekte, tenzij de betrokkene ter zake van de verhindering
inmiddels een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering geniet.
5 Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, en bij of krachtens
het tweede lid wordt het loon, verdiend in een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel
6, eerste lid, onderdeel a, van de Ziektewet dan wel artikel 8b van die wet geacht
te zijn verdiend in een dienstbetrekking in de zin van die wet.
6 Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onder a, sub 2e, wordt, wanneer
uitkering wordt ontvangen op grond van:
-
a. artikel 46 van de Ziektewet, als dag voorafgaande aan die, waarop artikel 8 van die
wet van toepassing werd, aangemerkt de dag, waarop de verzekering eindigde ter zake
waarvan artikel 46 is toegepast;
-
b. artikel 3:10 van de Wet arbeid en zorg, als dag voorafgaande aan die, waarop artikel
8c van de Ziektewet van toepassing werd, aangemerkt de dag waarop de verzekering op
grond van de artikelen 3 tot en met 8 van de Ziektewet eindigde laatstelijk voorafgaande
aan de toepassing van artikel 3:10 van de Wet arbeid en zorg.
7 Het eerste lid, onder c, is slechts van toepassing indien betrokkene in het tijdvak
van vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65
jaar bereikt, tenminste drie jaar verzekerde is geweest. Bij ministeriële regeling
kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van personen als bedoeld
in het eerste lid, onder c, niet van toepassing is de in de eerste volzin genoemde
voorwaarde of de voorwaarde dat zij op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan
de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken, verzekerde waren.
8 De voorwaarde dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder b of c, naar de omstandigheden
beoordeeld hier te lande woonachtig is, is niet van toepassing op degene die naar
de omstandigheden beoordeeld woonachtig is op het grondgebied van een andere lid-staat
van de Europese Gemeenschappen, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat waarmee Nederland een verdrag
inzake sociale zekerheid heeft gesloten, indien betrokkene met toepassing van de desbetreffende
verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen onderscheidenlijk met toepassing
van het desbetreffende verdrag recht op verstrekkingen kan doen gelden, welke in beginsel
worden verleend ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering.
9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van personen,
bedoeld in het eerste lid, van de verzekering worden uitgezonderd.
10 Bij de algemene maatregel van bestuur bedoeld in het eerste lid, onder d, kunnen in
afwijking van artikel 2 vreemdelingen als verzekerden worden aangewezen, voor zover
het betreft:
-
a. vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten dan wel hebben verricht;
-
b. vreemdelingen die, na in Nederland rechtmatig verblijf te hebben genoten als bedoeld
in artikel 8, onder a tot en met e en l , van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig
in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet
2000;
-
c. hier te lande verblijvende vreemdelingen anders dan bedoeld in artikel 8, onder a
tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, ter uitvoering van een verdrag dan
wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
11 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, categorieën van personen, behorende tot de in het eerste lid,
onderdeel a, bedoelde personen aanwijzen, die, indien zij de wens daartoe te kennen
geven, niet verzekerd zijn ingevolge deze wet. Onze Minister kan regels stellen met
betrekking tot de eerste volzin.
12 Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op degene die uitsluitend vanwege
de hoogte van zijn inkomen niet verzekerd is ingevolge artikel 3d. Op degene die in
de loop van een kalenderjaar voor het eerst verzekerd is geworden ingevolge artikel
3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
is de eerste volzin van toepassing met ingang van 1 januari van het daarop volgende
kalenderjaar.
13 Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, sub 1e, worden perioden waarin recht
op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat samengeteld indien het recht
op uitkering na gehele eindiging van dat recht herleeft op grond van artikel 21 van
die wet. Voor de toepassing van de eerste volzin worden met perioden waarin recht
op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat gelijkgesteld, perioden waarin
geen recht bestaat op die uitkering op grond van het feit dat betrokkene een uitkering
krachtens de Ziektewet ontvangt.