Rijkswet van 28 oktober 1964, houdende Belastingregeling voor het Koninkrijk
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Regeringen van Nederland, Suriname en
de Nederlandse Antillen het in onderling overleg raadzaam oordelen, dat op het stuk
van de belastingen een onderlinge regeling bij Rijkswet wordt vastgesteld;
dat het derhalve wenselijk is zulke regelen met toepassing van artikel 38 van het
Statuut voor het Koninkrijk vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: