Stb. 2006, 607, datum inwerkingtreding 01-01-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2006.
1 Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel
op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 22% van de waarde van de auto. De auto
wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld
tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor
privé-doeleinden wordt gebruikt.
2 Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis
voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel
gesteld op nihil.
3 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder
auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op
de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto
die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te
zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de
werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik
geldt. Van een dergelijk verbod op privé-gebruik is sprake indien:
-
a. het verbod schriftelijk is vastgelegd;
-
b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart;
-
c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en
-
d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden.
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie
moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken
dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden
wordt gebruikt.
5 Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van de auto gesteld op de catalogusprijs
in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen
1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de
artikelen 9 tot en met 9c van genoemde wet. In afwijking in zoverre van de eerste
volzin wordt de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst
in gebruik is genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer.
6 Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding
die de werknemer voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd.
7 Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privé-doeleinden
plaats te vinden.
8 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de loontijdvakken
waarin het in het eerste lid bedoelde voordeel in aanmerking wordt genomen.
9 Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur overlegt waarin is vastgelegd
dat de werknemer aan de inspecteur heeft medegedeeld dat de hem ter beschikking gestelde
auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt
gebruikt (verklaring geen privé-gebruik), laat de inhoudingsplichtige inhouding van
belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin
is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste volzin
bedoelde mededeling niet juist is.
10 De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privé-gebruik bij de inspecteur
indienen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
11 De inspecteur kan de verklaring geen privé-gebruik, al dan niet op verzoek van de
werknemer, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken, waarbij de intrekking voor
zover nodig terugwerkende kracht kan hebben. De werknemer is gehouden een verzoek
tot intrekking te doen zodra de auto op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer
voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
12 In geval van een verklaring geen privé-gebruik kan de inspecteur de werknemer op enig
moment verzoeken te doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan
500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
13 Indien de verklaring geen privé-gebruik wordt ingetrokken of indien de werknemer niet
doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor
privé-doeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde belasting, voorzover nodig in
afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
nageheven van de werknemer. In afwijking van de eerste volzin wordt nageheven van
de inhoudingsplichtige ingeval de inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld
in het negende lid, eerste volzin, niet juist was.
14 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de
verklaring geen privé-gebruik.