Stb. 2011, 562, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.
1 Eindheffingsbestanddelen zijn:
-
a. bestanddelen van het loon waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in
verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, behoudens:
-
1°. voor zover de inhoudingsplichtige verzoekt, onder verstrekking van de daartoe noodzakelijke
gegevens, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken;
-
2°. voor zover de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking besluit, mede gelet
op het aantal werknemers waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, dat loon niet
als eindheffingsbestanddeel aan te merken omdat het wel toepassen daarvan zou kunnen
leiden tot een zodanig grote afwijking van het belastbare inkomen in de zin van de
inkomstenbelasting van een of meer werknemers dat voor hen aanzienlijke voordelen
zouden kunnen ontstaan in het kader van de heffing van die belasting, van andere belastingen
of in het kader van andere wettelijke regelingen;
-
b. bij voor bezwaar vatbare beschikking door de inspecteur aangewezen bestanddelen van
het loon met betrekking waartoe in verband met tijdelijke knelpunten van ernstige
aard in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de hoofdstukken I tot en met IV ten
volle worden toegepast;
-
c. bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen van publiekrechtelijke aard die
buiten aanmerking worden gelaten in het kader van de heffing van andere belastingen
of in het kader van andere wettelijke regelingen;
-
d. loon ter zake van een voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als
bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen
1992, indien in verband met de aard van het werk die bestelauto doorlopend afwisselend
gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast
te stellen of en aan wie die bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld,
met dien verstande dat in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens
deze wet bepaalde, de verschuldigde belasting over dit loon op jaarbasis per bestelauto
€ 300 bedraagt en bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met
betrekking tot dit loon;
-
e. loon dat in een kalenderjaar in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge een spaarloonregeling,
ingeval de werknemer reeds sedert de eerste dag van het kalenderjaar in dienstbetrekking
staat tot de inhoudingsplichtige en deze ten aanzien van hem reeds sedert die dag
bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting toepast, tot ten hoogste
€ 613 per kalenderjaar;
-
f. voorzover sprake is van tegenwoordige arbeid: door de inhoudingsplichtige aan te wijzen
vergoedingen en verstrekkingen, daaronder begrepen door de inhoudingsplichtige aan
te wijzen gedeelten van vergoedingen en verstrekkingen, voor zover deze vergoedingen
en verstrekkingen niet in belangrijke mate hoger zijn dan in voor het overige overeenkomstige
omstandigheden gebruikelijk is;
-
g. voorzover sprake is van vroegere arbeid:
voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen ook door de inhoudingsplichtige of
door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap worden verstrekt aan een
of meer werknemers met inkomsten uit tegenwoordige arbeid die voor het overige in
dezelfde omstandigheden verkeren;
-
h. toeslagen als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940–1945 en in artikel 21b van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
zoals dat luidde tot 1 januari 1992, alsmede toeslagen als bedoeld in artikel 19 van
de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945.
2 Met betrekking tot eindheffingsbestanddelen wordt het bedrag van de verschuldigde
belasting bepaald:
-
a. aan de hand van het tabeltarief met betrekking tot:
-
1°. aan naheffing onderworpen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a;
-
2°. eindheffingsbestanddelen bij tijdelijke knelpunten van ernstige aard als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel b;
-
3°. aangewezen uitkeringen van publiekrechtelijke aard als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c;
-
b. naar een tarief van 25%, met betrekking tot spaarloon als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel e;
-
c. aan de hand van artikel 31a, met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel g;
-
d. naar een enkelvoudig tarief, met betrekking tot toeslagen als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel h, aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende
in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij buiten
beschouwing wordt gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.
3 Ingeval het tabeltarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting
bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in
artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij wordt
aangenomen dat de inhoudingsplichtige de belasting en de bij reguliere betaling van
het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de
Zorgverzekeringswet alsmede de daarover verschuldigde premie ingevolge hoofdstuk 3
van de Wet financiering sociale verzekeringen aanstonds voor zijn rekening heeft genomen.
Voor zover bij naheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aannemelijk is
dat de inhoudingsplichtige de belasting en premie pas later voor zijn rekening heeft
genomen, wordt in zoverre van de eerste volzin afgeweken en wordt het voor de werknemer
ontstane voordeel in de eindheffing betrokken naar de situatie ten tijde van het voor
rekening van de inhoudingsplichtige nemen, doch uiterlijk ten tijde van de naheffing.
4 Tot de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel
g, behoren niet vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van:
-
a. een ook voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel
13bis, behoudens voor zover het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone
beveiligingsmaatregelen;
-
b. een woning, behoudens voor zover:
-
1°. het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone beveiligingsmaatregelen, of
-
2°. het huisvesting buiten de woonplaats ter zake van de dienstbetrekking betreft;
-
c. geldboeten opgelegd door een Nederlandse stafrechter en geldsommen betaald aan de
Staat ter voorkoming van strafvervolging in Nederland of ter voldoening aan een voorwaarde
verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten, geldboeten opgelegd
op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, alsmede kosten als bedoeld in artikel 234,
zesde lid, en artikel 235, derde lid, van de Gemeentewet;
-
d. misdrijven ter zake waarvan de werknemer door een Nederlandse strafrechter bij onherroepelijke
uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen misdrijven die zijn betrokken bij de
bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het Openbaar Ministerie
heeft verklaard te zullen afzien van vervolging;
-
e. misdrijven ter zake waarvan jegens de werknemer een onherroepelijk geworden strafbeschikking
is uitgevaardigd;
-
f. wapens en munitie, tenzij ter zake een erkenning, consent, vergunning, verlof of ontheffing
is verleend krachtens de Wet wapens en munitie;
-
g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel
in verband met agressie niet mogen worden gehouden.
5 Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het tweede lid, onderdeel
b en onderdeel c, wordt buiten beschouwing gelaten dat de belasting wordt geheven
van de inhoudingsplichtige.
6 Ingeval loon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt genoten in de vorm
van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, of in de vorm van
aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een met hem verbonden
vennootschap, wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel e verhoogd. De verhoging
bedraagt het in het eerste lid, onderdeel e, genoemde bedrag voor de toepassing van
de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten of in
de vorm van aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een
met hem verbonden vennootschap, gespaarde bedrag.
7 Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan één werknemer
eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging
van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal
worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde
belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald.
8 Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen
in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing
van het eerste lid, onderdeel e, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te
hebben plaatsgevonden.
Uitv.reg. LB 20018282a84
9 De in het eerste lid bedoelde ministeriële regelingen worden, voorzover het de premie
voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid.
2 Met betrekking tot eindheffingsbestanddelen wordt het bedrag van de verschuldigde
belasting bepaald:
-
a. aan de hand van het tabeltarief met betrekking tot:
-
1°. aan naheffing onderworpen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a;
-
2°. eindheffingsbestanddelen bij tijdelijke knelpunten van ernstige aard als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel b;
-
3°. aangewezen uitkeringen van publiekrechtelijke aard als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c;
-
b. naar een tarief van 25%, met betrekking tot spaarloon als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel e;
-
c. aan de hand van artikel 31a, met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel g;
-
d. naar een enkelvoudig tarief, met betrekking tot toeslagen als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel h, aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende
in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij buiten
beschouwing wordt gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.
3 Ingeval het tabeltarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting
bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in
artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij wordt
aangenomen dat de inhoudingsplichtige de belasting en de bij reguliere betaling van
het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de
Zorgverzekeringswet alsmede de daarover verschuldigde premie ingevolge hoofdstuk 3
van de Wet financiering sociale verzekeringen aanstonds voor zijn rekening heeft genomen.
Voor zover bij naheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aannemelijk is
dat de inhoudingsplichtige de belasting en premie pas later voor zijn rekening heeft
genomen, wordt in zoverre van de eerste volzin afgeweken en wordt het voor de werknemer
ontstane voordeel in de eindheffing betrokken naar de situatie ten tijde van het voor
rekening van de inhoudingsplichtige nemen, doch uiterlijk ten tijde van de naheffing.
4 Tot de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel
g, behoren niet vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van:
-
a. een ook voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel
13bis, behoudens voor zover het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone
beveiligingsmaatregelen;
-
b. een woning, behoudens voor zover:
-
1°. het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone beveiligingsmaatregelen, of
-
2°. het huisvesting buiten de woonplaats ter zake van de dienstbetrekking betreft;
-
c. geldboeten opgelegd door een Nederlandse stafrechter en geldsommen betaald aan de
Staat ter voorkoming van strafvervolging in Nederland of ter voldoening aan een voorwaarde
verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten, geldboeten opgelegd
op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, alsmede kosten als bedoeld in artikel 234,
zesde lid, en artikel 235, derde lid, van de Gemeentewet;
-
d. misdrijven ter zake waarvan de werknemer door een Nederlandse strafrechter bij onherroepelijke
uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen misdrijven die zijn betrokken bij de
bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het Openbaar Ministerie
heeft verklaard te zullen afzien van vervolging;
-
e. misdrijven ter zake waarvan jegens de werknemer een onherroepelijk geworden strafbeschikking
is uitgevaardigd;
-
f. wapens en munitie, tenzij ter zake een erkenning, consent, vergunning, verlof of ontheffing
is verleend krachtens de Wet wapens en munitie;
-
g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel
in verband met agressie niet mogen worden gehouden.
5 Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het tweede lid, onderdeel
b en onderdeel c, wordt buiten beschouwing gelaten dat de belasting wordt geheven
van de inhoudingsplichtige.
6 Ingeval loon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt genoten in de vorm
van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, of in de vorm van
aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een met hem verbonden
vennootschap, wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel e verhoogd. De verhoging
bedraagt het in het eerste lid, onderdeel e, genoemde bedrag voor de toepassing van
de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten of in
de vorm van aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een
met hem verbonden vennootschap, gespaarde bedrag.
7 Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan één werknemer
eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging
van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal
worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde
belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald.
8 Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen
in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing
van het eerste lid, onderdeel e, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te
hebben plaatsgevonden.
Uitv.reg. LB 20018282a84
9 De in het eerste lid bedoelde ministeriële regelingen worden, voorzover het de premie
voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid.
Stb. 2011, 562, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.
1 Eindheffingsbestanddelen zijn:
-
a. bestanddelen van het loon waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in
verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, behoudens:
-
1°. voor zover de inhoudingsplichtige verzoekt, onder verstrekking van de daartoe noodzakelijke
gegevens, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken;
-
2°. voor zover de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking besluit, mede gelet
op het aantal werknemers waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, dat loon niet
als eindheffingsbestanddeel aan te merken omdat het wel toepassen daarvan zou kunnen
leiden tot een zodanig grote afwijking van het belastbare inkomen in de zin van de
inkomstenbelasting van een of meer werknemers dat voor hen aanzienlijke voordelen
zouden kunnen ontstaan in het kader van de heffing van die belasting, van andere belastingen
of in het kader van andere wettelijke regelingen;
-
b. bij voor bezwaar vatbare beschikking door de inspecteur aangewezen bestanddelen van
het loon met betrekking waartoe in verband met tijdelijke knelpunten van ernstige
aard in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de hoofdstukken I tot en met IV ten
volle worden toegepast;
-
c. bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen van publiekrechtelijke aard die
buiten aanmerking worden gelaten in het kader van de heffing van andere belastingen
of in het kader van andere wettelijke regelingen;
-
d. loon ter zake van een voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als
bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen
1992, indien in verband met de aard van het werk die bestelauto doorlopend afwisselend
gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast
te stellen of en aan wie die bestelauto voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld,
met dien verstande dat in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens
deze wet bepaalde, de verschuldigde belasting over dit loon op jaarbasis per bestelauto
€ 300 bedraagt en bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met
betrekking tot dit loon;
-
e. loon dat in een kalenderjaar in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge een spaarloonregeling,
ingeval de werknemer reeds sedert de eerste dag van het kalenderjaar in dienstbetrekking
staat tot de inhoudingsplichtige en deze ten aanzien van hem reeds sedert die dag
bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting toepast, tot ten hoogste
€ 613 per kalenderjaar;
-
f. voorzover sprake is van tegenwoordige arbeid: door de inhoudingsplichtige aan te wijzen
vergoedingen en verstrekkingen, daaronder begrepen door de inhoudingsplichtige aan
te wijzen gedeelten van vergoedingen en verstrekkingen, voor zover deze vergoedingen
en verstrekkingen niet in belangrijke mate hoger zijn dan in voor het overige overeenkomstige
omstandigheden gebruikelijk is;
-
g. voorzover sprake is van vroegere arbeid:
voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen ook door de inhoudingsplichtige of
door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap worden verstrekt aan een
of meer werknemers met inkomsten uit tegenwoordige arbeid die voor het overige in
dezelfde omstandigheden verkeren;
-
h. toeslagen als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940–1945 en in artikel 21b van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
zoals dat luidde tot 1 januari 1992, alsmede toeslagen als bedoeld in artikel 19 van
de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945.
2 Met betrekking tot eindheffingsbestanddelen wordt het bedrag van de verschuldigde
belasting bepaald:
-
a. aan de hand van het tabeltarief met betrekking tot:
-
1°. aan naheffing onderworpen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a;
-
2°. eindheffingsbestanddelen bij tijdelijke knelpunten van ernstige aard als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel b;
-
3°. aangewezen uitkeringen van publiekrechtelijke aard als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c;
-
b. naar een tarief van 25%, met betrekking tot spaarloon als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel e;
-
c. aan de hand van artikel 31a, met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel g;
-
d. naar een enkelvoudig tarief, met betrekking tot toeslagen als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel h, aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende
in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij buiten
beschouwing wordt gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.
3 Ingeval het tabeltarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting
bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in
artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij wordt
aangenomen dat de inhoudingsplichtige de belasting en de bij reguliere betaling van
het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de
Zorgverzekeringswet alsmede de daarover verschuldigde premie ingevolge hoofdstuk 3
van de Wet financiering sociale verzekeringen aanstonds voor zijn rekening heeft genomen.
Voor zover bij naheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aannemelijk is
dat de inhoudingsplichtige de belasting en premie pas later voor zijn rekening heeft
genomen, wordt in zoverre van de eerste volzin afgeweken en wordt het voor de werknemer
ontstane voordeel in de eindheffing betrokken naar de situatie ten tijde van het voor
rekening van de inhoudingsplichtige nemen, doch uiterlijk ten tijde van de naheffing.
4 Tot de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel
g, behoren niet vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van:
-
a. een ook voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel
13bis, behoudens voor zover het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone
beveiligingsmaatregelen;
-
b. een woning, behoudens voor zover:
-
1°. het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone beveiligingsmaatregelen, of
-
2°. het huisvesting buiten de woonplaats ter zake van de dienstbetrekking betreft;
-
c. geldboeten opgelegd door een Nederlandse stafrechter en geldsommen betaald aan de
Staat ter voorkoming van strafvervolging in Nederland of ter voldoening aan een voorwaarde
verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten, geldboeten opgelegd
op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, alsmede kosten als bedoeld in artikel 234,
zesde lid, en artikel 235, derde lid, van de Gemeentewet;
-
d. misdrijven ter zake waarvan de werknemer door een Nederlandse strafrechter bij onherroepelijke
uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen misdrijven die zijn betrokken bij de
bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het Openbaar Ministerie
heeft verklaard te zullen afzien van vervolging;
-
e. misdrijven ter zake waarvan jegens de werknemer een onherroepelijk geworden strafbeschikking
is uitgevaardigd;
-
f. wapens en munitie, tenzij ter zake een erkenning, consent, vergunning, verlof of ontheffing
is verleend krachtens de Wet wapens en munitie;
-
g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel
in verband met agressie niet mogen worden gehouden.
5 Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het tweede lid, onderdeel
b en onderdeel c, wordt buiten beschouwing gelaten dat de belasting wordt geheven
van de inhoudingsplichtige.
6 Ingeval loon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt genoten in de vorm
van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, of in de vorm van
aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een met hem verbonden
vennootschap, wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel e verhoogd. De verhoging
bedraagt het in het eerste lid, onderdeel e, genoemde bedrag voor de toepassing van
de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten of in
de vorm van aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een
met hem verbonden vennootschap, gespaarde bedrag.
7 Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan één werknemer
eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging
van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal
worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde
belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald.
8 Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen
in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing
van het eerste lid, onderdeel e, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te
hebben plaatsgevonden.
Uitv.reg. LB 20018282a84
9 De in het eerste lid bedoelde ministeriële regelingen worden, voorzover het de premie
voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid.
2 Met betrekking tot eindheffingsbestanddelen wordt het bedrag van de verschuldigde
belasting bepaald:
-
a. aan de hand van het tabeltarief met betrekking tot:
-
1°. aan naheffing onderworpen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a;
-
2°. eindheffingsbestanddelen bij tijdelijke knelpunten van ernstige aard als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel b;
-
3°. aangewezen uitkeringen van publiekrechtelijke aard als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c;
-
b. naar een tarief van 25%, met betrekking tot spaarloon als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel e;
-
c. aan de hand van artikel 31a, met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel g;
-
d. naar een enkelvoudig tarief, met betrekking tot toeslagen als bedoeld in het eerste
lid, onderdeel h, aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende
in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij buiten
beschouwing wordt gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.
3 Ingeval het tabeltarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting
bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in
artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij wordt
aangenomen dat de inhoudingsplichtige de belasting en de bij reguliere betaling van
het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de
Zorgverzekeringswet alsmede de daarover verschuldigde premie ingevolge hoofdstuk 3
van de Wet financiering sociale verzekeringen aanstonds voor zijn rekening heeft genomen.
Voor zover bij naheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aannemelijk is
dat de inhoudingsplichtige de belasting en premie pas later voor zijn rekening heeft
genomen, wordt in zoverre van de eerste volzin afgeweken en wordt het voor de werknemer
ontstane voordeel in de eindheffing betrokken naar de situatie ten tijde van het voor
rekening van de inhoudingsplichtige nemen, doch uiterlijk ten tijde van de naheffing.
4 Tot de vergoedingen en verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f en onderdeel
g, behoren niet vergoedingen en verstrekkingen ter zake of in de vorm van:
-
a. een ook voor privé-doeleinden ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel
13bis, behoudens voor zover het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone
beveiligingsmaatregelen;
-
b. een woning, behoudens voor zover:
-
1°. het voordeel daarvan toerekenbaar is aan buitengewone beveiligingsmaatregelen, of
-
2°. het huisvesting buiten de woonplaats ter zake van de dienstbetrekking betreft;
-
c. geldboeten opgelegd door een Nederlandse stafrechter en geldsommen betaald aan de
Staat ter voorkoming van strafvervolging in Nederland of ter voldoening aan een voorwaarde
verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten, geldboeten opgelegd
op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, alsmede kosten als bedoeld in artikel 234,
zesde lid, en artikel 235, derde lid, van de Gemeentewet;
-
d. misdrijven ter zake waarvan de werknemer door een Nederlandse strafrechter bij onherroepelijke
uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen misdrijven die zijn betrokken bij de
bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het Openbaar Ministerie
heeft verklaard te zullen afzien van vervolging;
-
e. misdrijven ter zake waarvan jegens de werknemer een onherroepelijk geworden strafbeschikking
is uitgevaardigd;
-
f. wapens en munitie, tenzij ter zake een erkenning, consent, vergunning, verlof of ontheffing
is verleend krachtens de Wet wapens en munitie;
-
g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregel
in verband met agressie niet mogen worden gehouden.
5 Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het tweede lid, onderdeel
b en onderdeel c, wordt buiten beschouwing gelaten dat de belasting wordt geheven
van de inhoudingsplichtige.
6 Ingeval loon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt genoten in de vorm
van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, of in de vorm van
aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een met hem verbonden
vennootschap, wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel e verhoogd. De verhoging
bedraagt het in het eerste lid, onderdeel e, genoemde bedrag voor de toepassing van
de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten of in
de vorm van aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een
met hem verbonden vennootschap, gespaarde bedrag.
7 Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan één werknemer
eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging
van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal
worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde
belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald.
8 Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen
in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing
van het eerste lid, onderdeel e, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te
hebben plaatsgevonden.
Uitv.reg. LB 20018282a84
9 De in het eerste lid bedoelde ministeriële regelingen worden, voorzover het de premie
voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid.