Stb. 2004, 653, datum inwerkingtreding 01-01-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 27-08-2004.
Werkt terug tot 17:00 uur.
1 Tot het loon behoren niet:
-
a. vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel
worden ervaren, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIA gestelde normeringen
en beperkingen (vrije vergoedingen);
-
b. verstrekkingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel
worden ervaren, een en ander volgens de in of krachtens de artikelen 17 en 17a gestelde
normeringen en beperkingen (vrije verstrekkingen);
-
c. aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens
hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen;
-
d. aanspraken ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding, een en ander volgens
de in of krachtens de artikelen 18i en 19f gestelde normeringen en beperkingen;
-
e. aanspraken ingevolge de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
en de Werkloosheidswet;
-
f. aanspraken, die naar aard en strekking overeenkomen met aanspraken als bedoeld in
onderdeel e;
-
g. aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon,
mits:
-
1°. deze aanspraken voorzien in aan de werknemer of gewezen werknemer toekomende periodieke
uitkeringen die niet later ingaan dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar
bereikt of in periodieke uitkeringen die bij zijn overlijden ingaan en toekomen aan
zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot dan wel degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke
huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de
rechte lijn bestaat, of aan zijn kinderen of pleegkinderen die de leeftijd van 30
jaar nog niet hebben bereikt;
-
2°. voor deze aanspraken als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 19a,
eerste lid, onderdelen a, b of d, of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 19a,
eerste lid, onderdeel e; en
-
3°. deze aanspraken niet zijn opgekomen ingevolge artikel 19b;
-
h. aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval;
-
i. aanspraken op de in onderdeel m bedoelde uitkeringen en verstrekkingen alsmede vergoedingen
en verstrekkingen ter zake van op de werknemer drukkende uitgaven voor het volgen
van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning
-
j. bedragen die worden ingehouden:
-
1°. als bijdrage ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding;
-
2°. als premie ingevolge de Werkloosheidswet;
-
3°. als bijdrage voor aanspraken die ingevolge de onderdelen f en h niet tot het loon
behoren;
-
4°. in de plaats van premies en bijdragen als bedoeld onder 2° en 3°;
-
5°. als bijdragen ingevolge een regeling voor verlofsparen;
-
k. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met
zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke zaken;
-
l. uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten ter
zake van ziekte, invaliditeit en bevalling, behoudens vergoedingen ter zake van premies
en bijdragen voor ziektekostenregelingen, uitkeringen en verstrekkingen die naar aard
en omvang overeenkomen met uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Ziekenfondswet;
-
m. eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer,
zijn partner in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar – in de zin van
artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of zijn kinderen en pleegkinderen,
voorzover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over
een maand bepaald met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels;
-
n. uitkeringen en verstrekkingen, andere dan die ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling,
adoptie en overlijden, die de werknemer ontvangt uit een fonds tot welks middelen
de inhoudingsplichtige gedurende de laatstverlopen vijf kalenderjaren evenveel of
minder heeft bijgedragen dan de bij het fonds betrokken werknemers, tenzij die uitkeringen
en verstrekkingen geschieden ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort;
-
o. een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt toegekend na het bereiken van een
diensttijd van ten minste 25 jaar en een uitkering of verstrekking die eenmaal wordt
toegekend na het bereiken van een diensttijd van ten minste 40 jaar, voor zover de
waarde daarvan het loon over een maand niet overtreft, mits is voldaan aan bij ministeriële
regeling te stellen voorwaarden;
-
p.
[Red: vervallen;]
-
q. verstrekking en terbeschikkingstelling van inrichting van de werkruimte in de woning,
een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen in de zin van artikel 1 van
de Woningwet, de aanhorigheden daaronder begrepen, van de werknemer, alsmede vergoedingen
van de kosten daarvan, voorzover de waarde in het economische verkeer van die inrichting
in het kalenderjaar en de vier voorafgaande kalenderjaren niet meer bedraagt dan €
1815 en niet aannemelijk is dat zij niet mede dient ter vervulling van de dienstbetrekking,
mits:
-
1°. de werknemer krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de inhoudingsplichtige
dan wel van de inhoudingsplichtige en een of meer andere inhoudingsplichtigen ten
minste eenmaal per week, gedurende de gebruikelijke werktijd en zonder dat tevens
wordt gereisd naar een buiten de woning gelegen arbeidsplaats, in die werkruimte ter
vervulling van de dienstbetrekking pleegt te werken met behulp van telematica; en
-
2°. de inrichting voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden; een en
ander met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen nadere regels;
-
r. aanspraken:
-
1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van
het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend
over een periode van vijftig weken;
-
2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
-
3°. op verlof tijdens rust- en feestdagen;
-
4°. ingevolge een regeling voor verlofsparen;
-
s. hetgeen wordt genoten ter zake van het verrichten van arbeid in de onderneming van
de partner van de werknemer, indien bij het bepalen van de winst uit die onderneming
de kosten en lasten die verband houden met de vergoeding voor die arbeid op grond
van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aftrek komen.
2 Bij of krachtens ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden bepaald dat eveneens niet tot het loon behoren
andere aanspraken dan bedoeld in het eerste lid, indien zulks tot vergemakkelijking
van de heffing van de belasting kan leiden.
3 Onder regeling voor verlofsparen wordt verstaan een regeling die:
-
a. ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld of tijd uitsluitend voor een
periode van extra verlof dat niet kan worden opgenomen binnen een jaar voorafgaand
aan de ingang van een ouderdomspensioen of van een voorziening voor vervroegde uittreding;
-
b. inhoudt dat verlofsparen kan plaatsvinden door middel van sparen in geld of tijd,
voorzover in het kalenderjaar niet meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 10
percent van het loon van het jaar en voorzover de totale aanspraken aan het einde
van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar gespaarde aanspraken een periode
van extra verlof van een jaar niet te boven gaan;
-
c. open staat voor ten minste driekwart van de werknemers van de inhoudingsplichtige.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
4 Indien op enig tijdstip:
-
a. een regeling voor verlofsparen niet langer als zodanig is aan te merken, of
-
b. een aanspraak ingevolge een regeling voor verlofsparen wordt afgekocht of vervreemd,
wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak ingevolge de
regeling voor verlofsparen aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van
de werknemer of gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde
tot de aanspraak.
5 Het vierde lid is niet van toepassing voorzover een aanspraak ingevolge een regeling
voor verlofsparen wordt omgezet in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling of
een regeling voor vervroegde uittreding die na de omzetting nog blijft binnen de in
of krachtens hoofdstuk IIB gestelde begrenzingen.
Uitv.reg. LB58
Uitv.besl. LB8
Uitv.reg. WenW
6 Voorzover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof en de aanspraken ingevolge
een regeling voor verlofsparen aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in
het eerste lid, onderdeel r, onder 1°, en de in het derde lid, onderdeel b, opgenomen
begrenzingen overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde
van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het
kalenderjaar eindigt.