Wet van 25 november 1965, houdende maatregelen ten aanzien van pensioenen, toegekend
krachtens de wet van 25 mei 1962, Stb. 196
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen
ten aanzien van pensioenen toegekend krachtens de wet van 25 mei 1962, Stb. 196, in verband met de interimregeling voor uit hoofde van invaliditeit gepensioneerde
ambtenaren en in verband met de maatregelen tot aanpassing van de overheidspensioenen
aan de algemene wijzigingen van het bezoldigingspeil, alsmede nieuwe regelen vast
te stellen ten aanzien van de invloed op een pensioen krachtens de wet van 25 mei
1962, Stb. 196, van een pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet of een pensioen dan wel uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: