Wet van 14 juli 1966, tot verhoging met een tijdelijke toeslag van de pensioenen krachtens
de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen
zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420)
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in verband met de loonontwikkeling
in het bedrijfsleven de ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420) toegekende en toe te kennen buitengewone pensioenen andermaal tijdelijk
te verhogen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: