-
- het misdrijf van artikel 385a van het Wetboek van Strafrecht, voorzover het valt onder de omschrijvingen van het op 16 december 1970 te 's-Gravenhage
tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen
van luchtvaartuigen (Trb. 1971, 50);
-
- de misdrijven van de artikelen 162, 162a, 166, 168, 385b , 385c en 385d van het Wetboek van Strafrecht, voorzover het feit valt onder de omschrijving van het op 23 september 1971 te Montreal
tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen tegen de
veiligheid van de burgerluchtvaart (Trb. 1971, 218), onderscheidenlijk van het op 24 februari 1988 te Montreal tot stand gekomen
Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor
de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1988, 88);
-
- de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 10, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, en 11, tweede en derde lid, van de Opiumwet, voorzover het feit valt onder de omschrijvingen van het eerste lid van artikel 36
van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961, zoals gewijzigd ingevolge
artikel 14 van het op 25 maart 1972 te Genève tot stand gekomen Protocol tot wijziging
van dat Enkelvoudig Verdrag ( Trb. 1980, 184);
-
- de misdrijven van de artikelen 92, 108-110, 115-117b en 285 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit is gepleegd tegen een internationaal beschermd persoon of diens
beschermde goederen en valt onder de omschrijvingen van het op 14 december 1973 te
New York tot stand gekomen Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven
tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten (Trb. 1981, 69);
-
- het misdrijf van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijving van het op 17 december 1979 te New
York tot stand gekomen Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars (Trb. 1981, 53).
-
- de misdrijven, strafbaar gesteld in artikel 8 van de Wet internationale misdrijven, voor zover het feit valt onder de omschrijving van het op 10 december 1984 te New
York tot stand gekomen Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling (Trb. 1985, 69).
-
- de misdrijven van de artikelen 157, 161 quater,284a, 285, 310-312, 317, 318, 321, 322 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de misdrijven, gevormd door het handelen in strijd met het bij of krachtens de
artikelen 15, 19, 21, 26 en 38 van de Kernenergiewet bepaalde, voorzover het feit valt onder de omschrijvingen van het op 3 maart 1980
te Wenen/New York tot stand gekomen Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal
( Trb. 1981, 7);
-
- de misdrijven van de artikelen 166, 168, 350, 352, 354, 385a, vierde lid, 385b, tweede lid, en 385c, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van het op 10 maart 1988 te Rome
tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht
tegen de veiligheid van de zeevaart en het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke
gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat
(Trb. 1989, 17 en 18).
-
- de misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 10, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, en 11, tweede en derde lid, van de Opiumwet, alsmede de misdrijven van de artikelen 131, 140, 189, eerste lid, aanhef en onder 3°, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van het eerste lid van artikel
3 van het op 20 december 1988 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde
Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 1989, 97);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 177 en 177a van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van het eerste en tweede lid van
artikel 1 van het op 17 december 1997 te Parijs totstandgekomen Verdrag inzake de
bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke
transacties (Trb. 1998, 54);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 177 tot en met 178, 328ter en 362 tot en met 364 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 2 tot en met 11
van het op 27 januari 1999 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag inzake de strafrechtelijke
bestrijding van corruptie (Trb. 2000, 130);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 117, 117a, 117b, 282a en 285 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het het op 9 december
1994 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en
geassocieerd personeel (Trb. 1996, 62);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 92 tot en met 96, 108, 115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 157, 161, 161bis, 161quater, 161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350, 350a, 351, 352, 354, 385b en 385d van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 15 december
1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen (Trb. 1998, 84);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 92 tot en met 96, 108, 115, 117, 117b, 121 tot en met 123, 140, 157, 161, 161bis, 161quater, 161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 285, 287, 288, 289, 350, 350a, 351, 352, 354, 385a, 385b en 385d van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 9 december
1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering
van terrorisme (Trb. 2000, 12);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 240b en 273f van het Wetboek van Strafrecht en artikel 28 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 3 van het op 25 mei
2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen,
prostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb.
2001, 63);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 140, 177 tot en met 178, 284, 285a, 362 tot en met 364, 416 en 420bis tot met 420quater van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 5, 6, 8 en 23
van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale
georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 68);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 5 juncto artikel 3
van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol inzake de preventie,
bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel,
tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001,
69);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 6 van het op 15 november
2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad (Trb. 2001, 70);
-
– de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 138a, 138b, 139c, 139d, 161sexies, 225, 226, 227, 240a, 240b, 326, 326c, 350, 350a en 351 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 31a en 31b van de Auteurswet 1912 en de artikelen 22 en 23 van de Wet op de naburige rechten, voor zover het feit valt onder de omschrijving van de artikelen 2 tot en met 10
van het op 23 november 2001 te Budapest tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake
de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Trb. 2002,
18).