Inrichting rassenlijst voor landbouwgewassen

[Regeling vervallen per 01-02-2006.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010.
Geldend van 17-04-2004 t/m 31-01-2006

Inrichting rassenlijst voor landbouwgewassen

De Minister van Landbouw en Visserij,

Gelet op artikel 79 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Deze regeling verstaat onder:

‘wet’:

de Zaaizaad- en Plantgoedwet;

‘commissie’:

Commissie voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouwgewassen;

‘rassenlijst’:

Rassenlijst voor Landbouwgewassen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

De op de rassenlijst geplaatste rassen en andere groepen van planten worden gerubriceerd door aanduiding met één of meer van de navolgende hoofdletters, waarvan de betekenis luidt:

  • 1

     

    A

    =

    ras dat voor algemene of vrij algemene verbouw in aanmerking komt;

    B

    =

    beperkt aanbevolen ras: ras dat voor speciale omstandigheden of voor beperkte verbouw aanbevolen wordt;

    O

    =

    ras dat van geringe of van plaatselijke betekenis wordt geacht en dat als regel niet of onvolledig beschreven is;

    N

    =

    nieuw, aanbevolen ras;

    T

    =

    toegelaten ras met voldoende cultuur en gebruikswaarde;

    UB

    =

    voornamelijk voor uitvoer bestemd, doch ook in het binnenlands verkeer toegelaten ras;

    U

    =

    uitsluitend bestemd voor uitvoer naar een land of gebied dat geen deel uitmaakt van de Europese Gemeenschap;

    R

    =

    ras dat overeenkomstig de beginselen van de richtlijn nr. 2002/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (Pb EG L 193) is toegelaten en dat als regel niet of onvolledig beschreven is.

  • 2 Aanduiding met één of meer van de in het eerste lid genoemde hoofdletters, met uitzondering van de aanduiding U, betekent dat het ras voldoende cultuur- en gebruikswaarde heeft als bedoeld in artikel 5 van de in het eerste lid genoemde Richtlijn.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De commissie beslist op een verzoek als bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de wet binnen 8 weken nadat het onderzoek bedoeld in het derde lid van evenvermeld artikel is voltooid.

  • 2 De duur van het onderzoek bedraagt in de regel ten minste twee jaren.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De commissie gaat slechts tot plaatsing op de rassenlijst over wanneer uit deskundig onderzoek, waarbij ten minste is voldaan aan de eisen van bijlage III van richtlijn nr. 2003/90/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (Pb EU L 254), is gebleken dat het ras voldoende cultuur- en gebruikswaarde heeft.

  • 2 De commissie draagt zorg voor de bewaring van een dossier waarop een plaatsing als bedoeld in het eerste lid berust. Het dossier bevat alle feiten en gegevens die uit het deskundig onderzoek zijn voortgekomen.

  • 3 Een wijziging van bijlage III van richtlijn nr. 2003/90/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (Pb EU L 254), gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

  • 4 Indien een ras of een groep van planten bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme zoals omschreven in artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220/EEG van de Raad (Pb EG L 106), uitgezonderd die organismen die zijn verkregen door middel van in bijlage 1B bij die richtlijn vermelde genetische modificatietechnieken, gaat de Commissie slechts tot plaatsing op de Rassenlijst over indien voor het in de handel brengen van dit ras toestemming is verkregen overeenkomstig die richtlijn.

  • 5 Indien materiaal dat is afgeleid van een ras of groep van planten bestemd is voor gebruik als levensmiddel dat valt onder artikel 3 van verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (Pb EU L 268), of als diervoeder dat valt onder artikel 15 van de verordening, gaat de commissie slechts tot plaatsing hiervan op de rassenlijst over indien het levensmiddel of het diervoeder overeenkomstig die verordening in de handel mag worden gebracht.

  • 6 De Commissie stelt slechts diegene in de gelegenheid kennis te nemen van een in het eerste lid bedoeld dossier, die heeft aangetoond daarbij een gerechtvaardigd belang te hebben en zich tegenover de Commissie verbindt het ter inzage gegevene uitsluitend voor persoonlijk gebruik te zullen aanwenden.

  • 7 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan een ras, indien het geen voldoende cultuur- of gebruikswaarde, als bedoeld in het eerste lid, heeft op de Rassenlijst worden geplaatst met de aanduiding U.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Van de door de commissie op verzoek of ambtshalve genomen beslissingen wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 2 Deze mededeling bevat in ieder geval de benaming van de rassen of groepen van planten, alsmede de daarbij behorende rubricering en vermeldt tevens de wijze, waarop nadere inlichtingen over de hoedanigheid en andere gegevens van de rassen of groepen van planten kunnen worden verkregen, voordat de in artikel 5 bedoelde eerstvolgende uitgave van de rassenlijst verschijnt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De commissie draagt zorg voor een jaarlijkse uitgave van de rassenlijst.

  • 2 Deze rassenlijst wordt tegen betaling van de geldende prijs algemeen verkrijgbaar gesteld bij de boekhandel of na schriftelijk verzoek bij het Centrum voor Plantenveredelings- en Reproduktieonderzoek (CPRO-DLO), Postbus 16, 6700 AA Wageningen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Bij de op de rassenlijst, als bedoeld in het vorige artikel, te plaatsen rassen worden de naam van de kweker, aangeduid door de hoofdletter K, en de woonplaats vermeld.

  • 2 Is met betrekking tot het ras kwekersrecht verleend, dan wordt hiervan melding gemaakt door de aanduiding: Kw.r., met vermelding van het jaar van toekenning van het recht.

  • 3 De naam van de instandhouder, aangeduid door de hoofdletter I, wordt vermeld voor zover deze afwijkt van de naam van de kweker.

  • 4 Naast de naam van de houder van het kwekersrecht mag de naam van zijn enige gevolmachtigde of alleen-vertegenwoordiger vermeld worden door de aanduiding: V.

  • 5 Op de rassenlijst geplaatste genetisch gemodificeerde rassen en groepen van planten worden duidelijk als zodanig vermeld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Deze regeling wordt bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en treedt in werking met ingang van het tijdstip, waarop de Zaaizaad- en Plantgoedwet in werking treedt.

's-Gravenhage, 18 mei 1967

De

Minister

van Landbouw en Visserij,
Voor deze:
De

secretaris-generaal

,

Patijn