Uitbreiding kring van verzekerden ingevolge de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2013

Uitbreiding kring van verzekerden ingevolge de Ziektewet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Artikel 1

Artikel 2

Voor de toepassing van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als werknemer beschouwd degene, die wegens werkloosheid niet werkt, doch aan wie geen uitkering wordt verleend:

  • 1a Voor de toepassing van de Ziektewet wordt in de gevallen, bedoeld in het vorige lid, aangewezen als werkgever de bedrijfsvereniging, bij welke degene, die ingevolge het bepaalde in het vorige lid als werknemer wordt beschouwd, verzekerd zou zijn, indien hem de in dat lid bedoelde uitkering zou zijn verleend.

Artikel 3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Voor de toepassing van de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als werknemer beschouwd degene wiens dienstbetrekking is geëindigd anders dan door opzegging met inachtneming van de rechtens geldende termijn, doch aan wie geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt verleend, aangezien hij in verband met die beëindiging recht heeft op inkomsten die worden gelijkgesteld met het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Werkloosheidswet.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 17514, datum inwerkingtreding 01-07-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

Voor de toepassing van de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als werknemer beschouwd degene wiens dienstbetrekking is geëindigd anders dan door opzegging met inachtneming van de rechtens geldende termijn, doch aan wie geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt verleend, doordat op grond van artikel 1, onder c, en artikel 2, van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren geen verlies van arbeidsuren optreedt.

's-Gravenhage, 20 maart 1968

De

Minister

voornoemd,

B. Roolvink