Wet op de omzetbelasting 1968

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2008 en zichtdatum 20-12-2024.
Geldend van 01-01-2008 t/m 10-07-2008

Wet van 28 juni 1968, houdende vervanging van de bestaande omzetbelasting door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijnen van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake omzetbelasting (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 14 april 1967) aanleiding zijn de bestaande omzetbelasting volgens het cumulatieve cascadestelsel te vervangen door een omzetbelasting volgens het stelsel van heffing over de toegevoegde waarde;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

Onder de naam 'omzetbelasting' wordt een belasting geheven ter zake van:

  • a. leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht;

  • b. intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer en door rechtspersonen, andere dan ondernemers;

  • c. intracommunautaire verwervingen onder bezwarende titel, anders dan in de zin van onderdeel b, van nieuwe vervoermiddelen in Nederland;

  • d. invoer van goederen.

Artikel 1a

  • 1 Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing wanneer het verworven goed:

    • a. is geleverd door een ondernemer op wie de in de artikelen 282 tot en met 292 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde vrijstellingsregeling van toepassing is;

    • b. is geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f;

    • c. is geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid; of

    • d. is geleverd met toepassing van een van de in de artikelen 312 tot en met 325 en 333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde bijzondere regelingen.

  • 2 Artikel 1, aanhef en onderdeel b, is voorts niet van toepassing op intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen, door:

    • a. ondernemers die op grond van artikel 27, eerste lid, geen omzetbelasting verschuldigd zijn;

    • b. ondernemers die uitsluitend leveringen van goederen of diensten verrichten waarvoor geen recht op aftrek van belasting bestaat; en

    • c. rechtspersonen, andere dan ondernemers;

    voor zover het totaal van de vergoedingen ter zake van deze verwervingen in het lopende kalenderjaar niet meer bedraagt dan € 10 000 , mits het totaal van de vergoedingen ter zake van dergelijke verwervingen in het voorafgaande kalenderjaar niet meer heeft bedragen dan € 10 000 .

  • 3 De in het tweede lid bedoelde ondernemers en rechtspersonen kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit lid.

Artikel 2

Op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van goederen en diensten, wordt in aftrek gebracht de belasting ter zake van de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, ter zake van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen en ter zake van invoer van voor hem bestemde goederen.

Artikel 2a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. BTW-richtlijn 2006: richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347);

    • b. lid-staat: een lid-staat van de Europese Gemeenschap;

    • c. Gemeenschap: het geheel van de grondgebieden van de lid-staten zoals die gebieden zijn omschreven in artikel 5, onder 2, van de BTW-richtlijn 2006, met dien verstande dat ook het Vorstendom Monaco en het eiland Man worden behandeld als gebied van de Franse Republiek respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat ook de zones Akrotiri en Dhekelia van Cyprus, die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, worden behandeld als gebied van de Republiek Cyprus;

    • d. derde-land: elk ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap;

    • e. accijnsgoederen: bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten, minerale oliën en tabaksprodukten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, kolen als bedoeld in artikel 20, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag, alsmede aardgas en overige gassen als bedoeld in artikel 36a, eerste lid, onderdeel m, onderscheidenlijk n, van de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met artikel 36b, tweede lid, van die wet, maar met uitzondering van gas dat wordt geleverd via het aardgasdistributiesysteem;

    • f. nieuwe vervoermiddelen: voor het personen- of goederenvervoer bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 m, luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW, met uitzondering van zeeschepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3, wanneer op het tijdstip van de levering:

      • 1°. na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het landvoertuig niet meer dan zes maanden, dan wel van het schip of luchtvaartuig niet meer dan drie maanden, zijn verstreken; of

      • 2°. het vervoermiddel, als het een landvoertuig betreft ten hoogste 6000 km heeft afgelegd, als het een schip betreft ten hoogste 100 uren heeft gevaren, dan wel als het een luchtvaartuig betreft ten hoogste 40 uren heeft gevlogen;

    • g. btw-identificatienummer: het nummer dat ingevolge artikel 214 van de BTW-richtlijn 2006 door een lid-staat aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, is toegekend;

    • h. intracommunautair goederenvervoer:

      • 1°. het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lid-staten zijn gelegen;

      • 2°. het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst in dezelfde lid-staat zijn gelegen, wanneer dit vervoer rechtstreeks samenhangt met het vervoer van goederen als bedoeld onder 1°;

    • i. plaats van vertrek: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden;

    • j. plaats van aankomst: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt;

    • k. wederverkoper: de ondernemer wiens activiteiten geheel of ten dele bestaan uit de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten;

    • l. gebruikte goederen: alle roerende lichamelijke zaken die, in de staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan nieuwe vervoermiddelen die worden verzonden of vervoerd van een lid-staat naar een andere lid-staat, en andere dan bij ministeriële regeling aan te wijzen edele metalen en edelstenen;

    • m. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten: de bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen;

    • n. gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer: het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Gemeenschap, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vervoer van passagiers; in geval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd;

    • o. plaats van vertrek van een vervoer van passagiers: het eerste punt in de Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Gemeenschap;

    • p. plaats van aankomst van een vervoer van passagiers: het laatste punt in de Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de gemeenschap;

    • q. elektronische diensten: langs elektronische weg verrichte diensten, onder andere de in bijlage II van de BTW-richtlijn 2006 beschreven diensten;

    • r. normale waarde:

      • 1°. het volledige bedrag, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, dat de afnemer van goederen of diensten, om de desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in dezelfde handelsfase als waarin de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht, op het tijdstip van die levering of van die verrichting en bij vrije mededinging daarvoor zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier of dienstverrichter in Nederland;

      • 2°. indien geen vergelijkbare levering of verrichting als bedoeld onder 1° voorhanden is:

        • met betrekking tot goederen: een waarde die niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;

        • met betrekking tot diensten: een waarde die niet lager is dan de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop moet worden aangetoond of een vervoermiddel als nieuw aangemerkt dient te worden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2008, 262, datum inwerkingtreding 11-07-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

1 In deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. BTW-richtlijn 2006: richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347);

  • b. lid-staat: een lid-staat van de Europese Gemeenschap;

  • c. Gemeenschap: het geheel van de grondgebieden van de lid-staten zoals die gebieden zijn omschreven in artikel 5, onder 2, van de BTW-richtlijn 2006, met dien verstande dat ook het Vorstendom Monaco en het eiland Man worden behandeld als gebied van de Franse Republiek respectievelijk het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en dat ook de zones Akrotiri en Dhekelia van Cyprus, die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vallen, worden behandeld als gebied van de Republiek Cyprus;

  • d. derde-land: elk ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap;

  • e. accijnsgoederen: bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten, minerale oliën en tabaksprodukten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de accijns, kolen als bedoeld in artikel 32, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag, alsmede aardgas als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel m, van de Wet belastingen op milieugrondslag in verbinding met artikel 48, tweede lid, van die wet, maar met uitzondering van gas dat wordt geleverd via het aardgasdistributiesysteem;

  • f. nieuwe vervoermiddelen: voor het personen- of goederenvervoer bestemde schepen met een lengte van meer dan 7,5 m, luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg en landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kW, met uitzondering van zeeschepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3, wanneer op het tijdstip van de levering:

    • 1°. na het tijdstip van eerste ingebruikneming van het landvoertuig niet meer dan zes maanden, dan wel van het schip of luchtvaartuig niet meer dan drie maanden, zijn verstreken; of

    • 2°. het vervoermiddel, als het een landvoertuig betreft ten hoogste 6000 km heeft afgelegd, als het een schip betreft ten hoogste 100 uren heeft gevaren, dan wel als het een luchtvaartuig betreft ten hoogste 40 uren heeft gevlogen;

  • g. btw-identificatienummer: het nummer dat ingevolge artikel 214 van de BTW-richtlijn 2006 door een lid-staat aan een ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer, is toegekend;

  • h. intracommunautair goederenvervoer:

    • 1°. het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lid-staten zijn gelegen;

    • 2°. het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst in dezelfde lid-staat zijn gelegen, wanneer dit vervoer rechtstreeks samenhangt met het vervoer van goederen als bedoeld onder 1°;

  • i. plaats van vertrek: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden;

  • j. plaats van aankomst: de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt;

  • k. wederverkoper: de ondernemer wiens activiteiten geheel of ten dele bestaan uit de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten;

  • l. gebruikte goederen: alle roerende lichamelijke zaken die, in de staat waarin zij verkeren of na herstelling daarvan, opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan nieuwe vervoermiddelen die worden verzonden of vervoerd van een lid-staat naar een andere lid-staat, en andere dan bij ministeriële regeling aan te wijzen edele metalen en edelstenen;

  • m. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten: de bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen;

  • n. gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer: het gedeelte van een vervoer dat, zonder tussenstop buiten de Gemeenschap, plaatsvindt tussen de plaats van vertrek en de plaats van aankomst van het vervoer van passagiers; in geval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd;

  • o. plaats van vertrek van een vervoer van passagiers: het eerste punt in de Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Gemeenschap;

  • p. plaats van aankomst van een vervoer van passagiers: het laatste punt in de Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord zijn gekomen van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de gemeenschap;

  • q. elektronische diensten: langs elektronische weg verrichte diensten, onder andere de in bijlage II van de BTW-richtlijn 2006 beschreven diensten;

  • r. normale waarde:

    • 1°. het volledige bedrag, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, dat de afnemer van goederen of diensten, om de desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in dezelfde handelsfase als waarin de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht, op het tijdstip van die levering of van die verrichting en bij vrije mededinging daarvoor zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier of dienstverrichter in Nederland;

    • 2°. indien geen vergelijkbare levering of verrichting als bedoeld onder 1° voorhanden is:

      • met betrekking tot goederen: een waarde die niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;

      • met betrekking tot diensten: een waarde die niet lager is dan de door de ondernemer voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven.

2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop moet worden aangetoond of een vervoermiddel als nieuw aangemerkt dient te worden.

Hoofdstuk II. Heffing ter zake van leveringen en diensten

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 3

  • 1 Leveringen van goederen zijn:

    • a. de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken;

    • b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop;

    • c. de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, vierde lid;

    • d. de rechtsovergang van goederen tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid;

    • e. [Red: vervallen;]

    • f. de rechtsovergang van goederen welke het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.

  • 2 Als levering van goederen wordt mede aangemerkt de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek en grondrente, tenzij de vergoeding, vermeerderd met de omzetbelasting, minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van die rechten. De waarde in het economische verkeer bedraagt ten minste de kostprijs, met inbegrip van de omzetbelasting, van de onroerende zaak waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de handeling.

  • 3 Met een levering onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:

    • a. het door een ondernemer aan zijn bedrijf onttrekken van een goed dat hij voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel bestemt, dat hij om niet verstrekt of, meer in het algemeen, dat hij voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemt, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;

    • b. het door een ondernemer voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van in het eigen bedrijf vervaardigde goederen in de gevallen waarin, indien de goederen van een ondernemer zouden zijn betrokken, hij geen recht zou hebben op volledige aftrek van de op die goederen drukkende belasting;

    • c. het onder zich hebben van goederen door een ondernemer of zijn rechthebbenden wanneer hij de uitoefening van zijn bedrijf beëindigt, ingeval bij de aanschaffing van die goederen of bij de bestemming ervan overeenkomstig het bepaalde in onderdeel b, recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan.

  • 4 Indien door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met een verplichting tot levering van een zelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer wordt afgeleverd, wordt dat goed geacht door ieder van die personen te zijn geleverd.

  • 5 Goederen welke over een veiling worden verhandeld, worden geacht aan en vervolgens door de houder van de veiling te zijn geleverd.

  • 6 Goederen welke worden geleverd door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd.

  • 7 Goederen zijn alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, alsmede electriciteit, gas, warmte, koude en dergelijke.

  • 8 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, worden onttrekkingen van goederen om voor bedrijfsdoeleinden te dienen als geschenken van geringe waarde of als monster, niet als een levering onder bezwarende titel beschouwd.

  • 9 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, worden met in het eigen bedrijf vervaardigde goederen gelijkgesteld goederen welke in opdracht zijn vervaardigd onder terbeschikkingstelling van stoffen, waaronder grond is begrepen. Van de toepassing van het derde lid, onderdeel b, worden uitgezonderd andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, vierde lid.

Artikel 3a

  • 1 Met een levering van een goed onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt gelijkgesteld de overbrenging door een ondernemer van een eigen goed van zijn bedrijf naar een andere lid-staat.

  • 2 Overbrenging van een goed naar een andere lid-staat is het verzenden of vervoeren van het goed voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de ondernemer, voor zover het goed niet:

    • a. door de ondernemer wordt geleverd in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, of wordt geleverd met toepassing van artikel 5a, eerste lid;

    • b. door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel c;

    • c. door de ondernemer wordt geleverd met toepassing van artikel 9, tweede lid, onderdeel b;

    • d. [Red: vervallen;]

    • e. wordt gebruikt ten behoeve van een aan de ondernemer verleende dienst, bestaande in werkzaamheden met betrekking tot dat goed, die feitelijk plaatsvinden in de lid-staat van aankomst van de verzending of het vervoer, mits dat goed na de werkzaamheden wordt verzonden naar de ondernemer in de lid-staat waarvandaan het oorspronkelijk is verzonden of vervoerd;

    • f. tijdelijk wordt gebruikt in de lid-staat van aankomst van de verzending of het vervoer ten behoeve van een door de ondernemer verrichte dienst;

    • g. voor een periode van ten hoogste 24 maanden wordt gebruikt in de lid-staat van aankomst van de verzending of het vervoer, wanneer de invoer van hetzelfde goed uit een derde-land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer; of

    • h. bestaat in gas dat via het aardgasdistributiesysteem wordt geleverd onder de voorwaarden van artikel 5b dan wel in elektriciteit die wordt geleverd onder die voorwaarden.

  • 3 In geval ten aanzien van een goed als bedoeld in het tweede lid, aanhef, en onderdelen a tot en met h, op enig tijdstip niet meer wordt voldaan aan de in het van toepassing zijnde onderdeel gestelde voorwaarden, wordt het goed geacht op dat tijdstip te zijn overgebracht naar een andere lid-staat.

Artikel 4

  • 1 Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 3.

  • 2 Met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, worden gelijkgesteld:

    • a. het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privé-doeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan;

    • b. het om niet verrichten van diensten door de ondernemer voor eigen privé-doeleinden of voor privé-doeleinden van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.

  • 3 Ter voorkoming van ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen worden voorts met een dienst verricht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, gelijkgesteld de bij ministeriële regeling aan te wijzen verrichtingen door ondernemers binnen hun bedrijf, in gevallen waarin die ondernemers, indien zij die verrichtingen door andere ondernemers zouden laten doen, de belasting niet of niet geheel in aftrek zouden kunnen brengen.

  • 4 Diensten welke worden verleend door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn verleend.

Artikel 5

  • 1 De plaats waar een levering wordt verricht, is:

    • a. ingeval het goed in verband met de levering, anders dan in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, wordt verzonden of vervoerd, de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt;

    • b. in andere gevallen de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering;

    • c. in afwijking van onderdeel b, in geval van een levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein en tijdens het gedeelte van een binnen de Gemeenschap verricht passagiersvervoer, de plaats van vertrek van het vervoer van passagiers.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden, in de gevallen waarin de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen in een derde-land ligt, de plaats waar de levering wordt verricht alsmede de plaats waar eventuele volgende leveringen worden verricht, geacht in de lid-staat van invoer van de goederen te liggen, voor zover de goederen door de leverancier of in diens opdracht worden ingevoerd.

Artikel 5a

  • 1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt de levering van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en andere dan goederen die worden geleverd met toepassing van een van de in de artikelen 312 tot en met 325 en 333 tot en met 340 van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde bijzondere regelingen, die, direct of indirect, door of voor rekening van de ondernemer die de levering verricht worden verzonden of vervoerd uit een andere lid-staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, verricht op de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer.

  • 2 Het eerste lid is alleen van toepassing op de levering van goederen aan afnemers als bedoeld in artikel 33, lid 1, onder a, van de BTW-richtlijn 2006.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde goederen worden verzonden of vervoerd uit een derde-land en door de ondernemer die de levering verricht worden ingevoerd in een andere lid-staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden deze goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lid-staat van invoer. Artikel 5, tweede lid, is niet van toepassing.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing op leveringen van goederen, andere dan accijnsgoederen, die worden verzonden of vervoerd naar eenzelfde lid-staat, voor zover het totaal van de vergoedingen ter zake van deze leveringen in het lopende kalenderjaar niet meer beloopt dan het bedrag dat hiervoor bij ministeriële regeling voor die lid-staat is aangewezen, mits het totaal van de vergoedingen ter zake van dergelijke leveringen in het voorafgaande kalenderjaar niet meer heeft belopen dan dit bedrag. Voor goederen die worden verzonden of vervoerd naar Nederland geldt een drempelbedrag van € 100 000.

  • 5 Ondernemers die leveringen verrichten als bedoeld in het vierde lid kunnen aan de inspecteur verzoeken om dat lid op hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit lid.

Artikel 5b

  • 1 Ingeval de levering van gas via het aardgasdistributiesysteem of van elektriciteit wordt verricht aan een ondernemer die wederverkoper is, wordt die levering, in afwijking van artikel 5, verricht op de plaats waar deze ondernemer is gevestigd of een vaste inrichting heeft waarvoor de goederen worden geleverd, dan wel, bij het ontbreken hiervan, op de plaats waar zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats is.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt, in afwijking van artikel 2a, eerste lid, onderdeel k, onder een wederverkoper verstaan een ondernemer wiens hoofdactiviteit op het gebied van de aankoop van gas of elektriciteit bestaat in het opnieuw verkopen van die producten en wiens eigen verbruik van die producten verwaarloosbaar is.

  • 3 In afwijking van artikel 5 wordt de levering van gas via het aardgasdistributiesysteem of van elektriciteit in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid verricht op de plaats waar de afnemer het werkelijke gebruik en verbruik van de goederen heeft. Indien alle goederen of een deel ervan in werkelijkheid niet door deze afnemer worden gebruikt, worden deze niet-gebruikte goederen geacht te zijn gebruikt en verbruikt op de plaats waar deze afnemer is gevestigd of een vaste inrichting heeft waarvoor de goederen worden geleverd. Bij het ontbreken hiervan wordt deze afnemer geacht de goederen te hebben gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats.

Artikel 6

  • 1 De plaats waar een dienst wordt verricht, is de plaats waar de ondernemer die de dienst verricht woont of is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit hij de dienst verricht.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden:

    • a. de diensten welke betrekking hebben op een onroerende zaak, met inbegrip van diensten van tussenpersonen in onroerende zaken, architecten en andere deskundigen, alsmede van diensten welke erop zijn gericht de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, verricht daar waar de zaak is gelegen;

    • b. de diensten, bestaande in het vervoer van personen of goederen, verricht op de plaatsen waar de feitelijke handeling van het vervoer wordt verricht;

    • c. de diensten, bestaande in:

      • 1°. culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten;

      • 2°. laden, lossen of soortgelijke met vervoer samenhangende activiteiten;

      • 3°. werkzaamheden, deskundigenonderzoeken daaronder begrepen, met betrekking tot roerende zaken,

      verricht daar waar de activiteiten of werkzaamheden feitelijk plaatsvinden;

    • d. de hierna genoemde diensten welke worden verleend aan ondernemers, of aan anderen dan ondernemers voor zover zij buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd, verricht op de plaats waar degene aan wie de dienst wordt verleend, woont of is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft waarvoor de dienst wordt verricht:

      • 1°. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooirechten, licentierechten, rechten op fabrieks- en handelsmerken en andere soortgelijke rechten;

      • 2°. de diensten op het gebied van de reclame;

      • 3°. de diensten, verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants, en soortgelijke diensten, alsmede informatieverwerking en -verschaffing;

      • 4°. de verbintenis om een beroepsactiviteit of een onder 1° vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

      • 5°. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen, met uitzondering van de verhuur van safeloketten;

      • 6°. het beschikbaar stellen van personeel;

      • 7°. de verhuur van roerende zaken, met uitzondering van vervoermiddelen;

      • 8°. telecommunicatiediensten, te weten diensten die betrekking hebben op de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, tekst, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard, via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische systemen, daaronder begrepen de overdracht en het verlenen van het recht om gebruik te maken van capaciteit voor een dergelijke transmissie, uitzending of ontvangst, alsmede het verlenen van toegang tot wereldwijde informatienetten;

      • 9°. radio- en televisieomroepdiensten;

      • 10°. elektronische diensten;

      • 11°. het bieden van toegang tot, en van transport of transmissie via, aardgas- en elektriciteitsdistributiesystemen en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten;

      • 12°. het bemiddelen bij de verlening van diensten als hiervoor in dit onderdeel zijn bedoeld, door tussenpersonen die handelen op naam en voor rekening van een ander;

    • e. de hierna genoemde diensten welke worden verricht door ondernemers die buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:

      • 1°. diensten, bedoeld in onderdeel d, 1° tot en met 7°, welke worden verleend aan in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers;

      • 2°. diensten als bedoeld in onderdeel d, 8° en 9°, welke worden verleend aan natuurlijke personen of aan in Nederland gevestigde lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers;

      • 3°. diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, welke worden verleend aan natuurlijke personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de dienst wordt verricht;

    • f. diensten als bedoeld in onderdeel d, 10°, welke worden verleend aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd, door ondernemers die buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, verricht op de plaats waar degene aan wie de dienst wordt verleend, woont of is gevestigd.

Artikel 6a

  • 2 In afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel c, onder 2°, worden de diensten bestaande in laden, lossen of soortgelijke activiteiten die samenhangen met intracommunautair goederenvervoer, die worden verleend aan afnemers aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lid-staat dan die waar de activiteiten feitelijk plaatsvinden, verricht in de lid-staat die aan de afnemer van de dienst het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan deze is verleend.

  • 3 In afwijking van artikel 6, eerste lid, worden:

    • a. de diensten bestaande in het bemiddelen bij de verlening van diensten als bedoeld in het eerste lid, door tussenpersonen die handelen op naam en voor rekening van een ander, verricht op de plaats van vertrek van het vervoer;

    • b. de diensten bestaande in het bemiddelen bij de verlening van diensten in verband met activiteiten die samenhangen met intracommunautair goederenvervoer, door tussenpersonen die handelen op naam en voor rekening van een ander, verricht op de plaats waar de activiteiten feitelijk plaatsvinden;

    • c. de diensten bestaande in het bemiddelen bij prestaties, andere dan die bedoeld in de onderdelen a en b en in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, door tussenpersonen die handelen op naam en voor rekening van een ander, verricht op de plaats waar de onderliggende prestaties overeenkomstig deze wet worden verricht.

  • 4 Wanneer de in het eerste en derde lid bedoelde diensten worden verleend aan afnemers aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lid-staat dan die waar op grond van het eerste en derde lid de plaats van dienst is gesitueerd, worden deze diensten, in afwijking in zoverre van het eerste en derde lid, verricht in de lid-staat die aan de afnemer van de dienst het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan deze is verleend.

Artikel 6b

  • 1 In afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel c, onder 3°, worden diensten bestaande in werkzaamheden, deskundigenonderzoeken daaronder begrepen, met betrekking tot roerende zaken die worden verleend aan afnemers aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lid-staat dan die waar de werkzaamheden feitelijk plaatsvinden, verricht in de lid-staat die aan de afnemer van de dienst het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de dienst aan deze is verleend.

  • 2 Het eerste lid is alleen van toepassing indien de goederen worden verzonden of vervoerd buiten de lid-staat waar de diensten daadwerkelijk zijn verricht.

Artikel 7

  • 1 Ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent.

  • 2 Waar in deze wet wordt gesproken van bedrijf, wordt daaronder mede verstaan:

    • a. beroep;

    • b. exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald, dat publiekrechtelijke lichamen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten welke uit hun aard ook door ondernemers kunnen worden verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

  • 4 Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die op grond van het bepaalde in dit artikel ondernemer zijn en die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van deze natuurlijke personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de inspecteur die beschikking heeft afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de vorming, wijziging en beëindiging van de fiscale eenheid.

  • 5 Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kunnen lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten ten behoeve van ondernemers, die krachtens artikel 15 ter zake belasting in aftrek zouden hebben kunnen brengen, indien die prestaties ten behoeve van hen door een ondernemer zouden zijn verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

  • 6 Degene die, anders dan als ondernemer, een nieuw vervoermiddel levert welk vervoermiddel wordt verzonden of vervoerd naar een andere lid-staat, wordt met betrekking tot die levering als ondernemer aangemerkt.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 8

  • 1 De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2 De vergoeding is het totale bedrag dat - of voor zover de tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde van de tegenprestatie welke - ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen. Ingeval ter zake van de levering of de dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan.

  • 3 Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 3, derde lid, en artikel 3a, eerste lid, wordt de vergoeding gesteld op de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden uitgevoerd.

  • 4 Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 4, derde lid, wordt de vergoeding gesteld op de normale waarde van de dienst.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in hoever:

    • a. de korting voor contante betaling, de kosten van verpakking, de vracht- en assurantiekosten, de uitschotten van belasting en andere met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen niet tot de vergoeding behoren;

    • b. bij met grondrente bezwaarde eigendom, rechten van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, appartementen, lidmaatschapsrechten en dergelijke, de daaraan verbonden lasten tot de vergoeding behoren;

    • c. bij eigendom, bezwaard met een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, de vergoeding wordt verminderd met de aan die rechten verbonden lasten;

    • d. bij levering anders dan met toepassing van artikel 28b of 28d, van gebruikte personenauto's, gebruikte motorrijwielen en gebruikte bestelauto's in de zin van artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de vergoeding wordt verminderd met de op de voet van die wet geheven belasting. Voor het vaststellen van het bedrag van de vermindering worden regels gesteld met inachtneming van de artikelen 10, 15 en 16 van die wet.

  • 6 Indien gegevens voor het bepalen van de vergoeding zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt.

  • 7 Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt de vergoeding gesteld op de door de ondernemer voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de door de ondernemer voor het verrichten van deze diensten gemaakte uitgaven.

Artikel 8a

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 9

  • 1 De belasting bedraagt 19 percent.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a. 6 percent voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I;

    • b. nihil voor leveringen van goederen en diensten, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 11

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:

    • a. de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen, met uitzondering van:

      • 1°. de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorend terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein;

      • 2°. leveringen, andere dan die bedoeld onder 1°, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, mits de ondernemer die de levering verricht en degene aan wie wordt geleverd, gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

    • b. de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken, met uitzondering van:

      • 1°. de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;

      • 2°. de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

      • 3°. de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en de verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen;

      • 4°. de verhuur van safeloketten;

      • 5°. de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de voet van artikel 15 bestaat mits de verhuurder en de huurder gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

      onder verhuur van onroerende zaken wordt mede verstaan iedere andere vorm waarin onroerende zaken voor gebruik, anders dan als levering, ter beschikking worden gesteld;

    • c. het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen;

    • d. de diensten aan de jeugd en de jeugdleiders door organisaties voor het algemene jeugdwerk die door de overheid als zodanig zijn erkend;

    • e. de diensten door organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, aan hun leden, met uitzondering van:

      • 1°. het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;

      • 2°. de diensten door watersportorganisaties die voor hun dienstverlening gebruik maken van één of meer personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn ten behoeve van de organisatie, voor zover deze diensten bestaan in het met behulp van deze personen verrichten van werkzaamheden met betrekking tot vaartuigen dan wel in het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen;

    • f. de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen leveringen en diensten van sociale of culturele aard, mits de ondernemer geen winst beoogt en niet een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen;

    • g.

      • 1°. gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg alsmede gezondheidskundige verzorging van de mens door psychologen; de diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici; het vervoer van zieken of gewonden met ambulance-automobielen;

      • 2°. de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en h, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgelegd dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen. Tot de in de vorige volzin bedoelde diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten;

      • 3°. de diensten door landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers bestaande in het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang aan:

        • a. personen voor wie zij daartoe een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten met een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of met een instelling die werkzaam is op het terrein van sociaal en maatschappelijk werk;

        • b. personen met wie zij daartoe een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten en die beschikken over een persoonsgebonden budget met het oog op het geldend maken van hun aanspraken ingevolge de onder a genoemde wet;

    • h. de diensten door lijkbezorgers;

    • i. de volgende leveringen en diensten:

      • 1°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, met uitzondering van bankbiljetten en munten, welke gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of welke een verzamelwaarde hebben;

      • 2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen doch uitgezonderd bewaring en beheer, inzake effecten en andere waardepapieren met uitzondering van documenten welke goederen vertegenwoordigen;

      • 3°. het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens;

    • j. de volgende diensten:

      • 1°. het verlenen van en de bemiddeling inzake krediet;

      • 2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende giro- en rekeningcourantverkeer, deposito's, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren, met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen;

      • 3°. het aangaan van en het bemiddelen bij borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen;

    • k. de verzekeringen en de diensten door tussenpersonen bij verzekeringen;

    • l. de kansspelen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting;

    • m. de diensten, en de daarmee gepaard gaande leveringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Postwet, die worden verricht door de houder van de concessie, bedoeld in genoemde wet of door een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, van die wet;

    • n. de niet-commerciële activiteiten van openbare radio- en televisieorganisaties;

    • o. het verstrekken van:

      • 1°. onderwijs, door daartoe bestemde inrichtingen, als is omschreven bij of krachtens de wetten tot regeling van het onderwijs dat krachtens wettelijk voorschrift is onderworpen aan het Rijksschooltoezicht of aan een ander toezicht door de minister die met de zorg voor het desbetreffende onderwijs is belast;

      • 2°. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwijs, waarbij kan worden bepaald, dat de vrijstelling slechts toepassing vindt ten aanzien van ondernemers die met dat onderwijs geen winst beogen;

    • p. de voordrachten en dergelijke diensten in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen, mits tegen een vergoeding die in hoofdzaak strekt tot dekking van kosten;

    • q. de diensten door componisten, schrijvers en journalisten;

    • r. de levering van een roerende zaak die in het bedrijf van de ondernemer uitsluitend is gebruikt ten behoeve van vrijgestelde prestaties of voor doeleinden als zijn bedoeld in artikel 16, ingeval ter zake van de voorafgaande levering van die zaak geen belasting in aftrek is gebracht;

    • s. de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk;

    • t. de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie; bij algemene maatregel van bestuur kan de vrijstelling buiten toepassing worden verklaard in gevallen waarin zij zou leiden tot een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen;

    • u. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten welke door zelfstandige groeperingen van personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer zijn, worden verleend aan hun leden en welke rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van voornoemde prestaties, mits die groeperingen van hun leden slechts terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven en geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt;

    • v. leveringen en diensten van bijkomstige aard door organisaties waarvan de prestaties overigens op grond van onderdeel c, d, e, f, o, 1°, of t zijn vrijgesteld, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun voor deze organisaties, mits de ontvangsten ter zake van leveringen niet meer bedragen dan € 68 067 per jaar en ter zake van diensten niet meer dan € 22 689 per jaar, met dien verstande dat voor organisaties als bedoeld in onderdeel e, laatstgenoemd bedrag € 31 765 bedraagt. Tot de in dit onderdeel bedoelde leveringen en diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen aan te wijzen leveringen of diensten;

    • w. opvang van kinderen die jonger dan 13 jaar zijn, door een ondernemer die voldoet aan de krachtens artikel 20, eerste lid, van de Welzijnswet 1994 bij gemeentelijke verordening gestelde regels met betrekking tot de kwaliteit.

  • 2 De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, e en t, zijn slechts van toepassing, indien met de aldaar bedoelde prestaties geen winst wordt beoogd. Onder het beogen van winst wordt mede verstaan het behalen van exploitatieoverschotten, tenzij deze niet worden uitgekeerd, doch worden aangewend ten dienste van de bedoelde prestaties.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°:

    • a. wordt als gebouw beschouwd ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden;

    • b. wordt na de verbouwing van een gebouw de ingebruikneming als eerste ingebruikneming aangemerkt, indien door die verbouwing een vervaardigd goed is voortgebracht;

    • c. wordt als erbij behorend terrein beschouwd ieder terrein dat naar maatschappelijke opvattingen behoort bij dan wel dienstbaar is aan het gebouw.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt als bouwterrein beschouwd onbebouwde grond:

    • a. waaraan bewerkingen plaatsvinden of hebben plaatsgevonden;

    • b. ten aanzien waarvan voorzieningen worden of zijn getroffen die uitsluitend dienstbaar zijn aan de grond;

    • c. in de omgeving waarvan voorzieningen worden of zijn getroffen; of

    • d. ter zake waarvan een bouwvergunning is verleend;

    met het oog op de bebouwing van de grond.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, onder 2°, en b, onder 5°, worden onder het gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, niet begrepen de handelingen, bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, tweede lid.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 12

  • 1 De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht.

  • 2 Ingeval de ondernemer die een levering als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, 10°, artikel 6a of artikel 6b verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, en aan degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend een btw-identificatienummer in Nederland is toegekend, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 3 Ingeval de ondernemer die de levering, niet zijnde een levering waarop de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, van toepassing is, of een dienst, andere dan bedoeld in het tweede lid, verricht, niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering of de dienst wordt verricht, en degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, een ondernemer is die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 4 In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen wordt onder bij of krachtens deze maatregel te stellen regelen de belasting, ten einde voor de inning daarvan meer waarborgen te scheppen, geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

Artikel 12a

Indien ten onrechte gebruik is gemaakt van de uitzondering van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, omdat degene aan wie de levering is verricht de onroerende zaak niet gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 bestaat, wordt de belasting die in verband met die levering door degene die de levering heeft verricht op de voet van artikel 15 in aftrek is gebracht, nageheven van degene aan wie de levering is verricht.

Artikel 13

  • 1 De belasting wordt verschuldigd:

    • a. in gevallen waarin ingevolge artikel 35 een factuur moet worden uitgereikt, op het tijdstip van de uitreiking of, indien deze niet tijdig plaatsvindt, het tijdstip waarop zij uiterlijk had moeten geschieden;

    • b. in andere gevallen op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.

  • 2 In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting of het desbetreffende gedeelte daarvan uiterlijk verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen.

  • 3 Bij levering van goederen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, wordt de belasting, in afwijking in zover van het eerste en tweede lid, verschuldigd op de vijftiende dag na de maand waarin de levering is verricht. Ingeval vóór dit tijdstip een factuur wordt uitgereikt, wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van uitreiking van deze factuur.

  • 4 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt de belasting ter zake van diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar waarin die diensten worden verricht. Diensten die op die dag nog niet zijn voltooid, worden geacht op die dag te zijn voltooid voorzover zij betrekking hebben op dat kalenderjaar.

Artikel 14

  • 1 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2 In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting die verschuldigd is geworden door ondernemers als bedoeld in artikel 7, zesde lid, niet voldaan over een tijdvak.

Artikel 15

  • 1 De in artikel 2 bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is:

    • a. de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

    • b. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden ter zake van door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, mits de ondernemer in het bezit is van een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

    • c. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden:

      • 1°. ter zake van invoer van voor de ondernemer bestemde goederen, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

      • 2°. op grond van artikel 12, tweede, derde en vierde lid, ter zake van aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten;

      • 3°. ter zake van het door de ondernemer bestemmen van goederen voor bedrijfsdoeleinden;

      • 4°. ter zake van verrichtingen als bedoeld in artikel 4, derde lid;

      • 5°. ter zake van handelingen en situaties als bedoeld in artikel 17a, derde en vierde lid;

    • d. de belasting die is begrepen in de aankoopprijs van een nieuw vervoermiddel dat met toepassing van onderdeel a, post 6, van de bij deze wet behorende tabel II, wordt geleverd door:

    een en ander voor zover de goederen en de diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen.

    Indien een verzoek om teruggaaf van belasting kan worden gedaan op de voet van artikel 30, eerste, tweede en derde lid, kan die belasting door de ondernemer niet in aftrek worden gebracht.

  • 2 De ondernemer brengt eveneens in aftrek de belasting, bedoeld in het eerste lid, voorzover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor:

    • a. handelingen door de als zodanig handelende ondernemer buiten Nederland verricht, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan wanneer zij binnen Nederland zouden plaatsvinden;

    • b. handelingen die overeenkomstig de artikelen 143, onder f, g, h en i, 144 en 146 tot en met 153 van de BTW-richtlijn 2006 zijn vrijgesteld;

    • c. handelingen als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdelen i, j en k, mits de ontvanger buiten de Gemeenschap gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd uit de Gemeenschap.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij levering van een nieuw vervoermiddel door een in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde ondernemer de in het eerste lid bedoelde aftrek beperkt tot de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die verschuldigd is geworden ter zake van de intracommunautaire verwerving of de invoer van het vervoermiddel. De aftrek bedraagt ten hoogste het bedrag van de belasting dat verschuldigd zou zijn indien op die levering het tarief van nihil niet van toepassing zou zijn. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop het vervoermiddel wordt geleverd. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake de toepassing van dit lid en van het eerste lid, onderdeel d.

  • 4 De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht dan wel op het tijdstip waarop de belasting wordt verschuldigd. Indien op het tijdstip waarop de ondernemer goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt, dat de belasting ter zake voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is gebracht dan waartoe de ondernemer op grond van het gebruik is gerechtigd, wordt hij de te veel afgetrokken belasting op dat tijdstip verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt op de voet van artikel 14 voldaan. De te weinig afgetrokken belasting wordt aan hem op zijn verzoek teruggegeven.

  • 5 Geen aftrek vindt plaats van belasting welke in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de aftrek van belasting, ingeval goederen en diensten door de ondernemer mede worden gebruikt anders dan voor belaste handelingen of anders dan voor de handelingen, bedoeld in het tweede lid. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de aftrek van belasting, ingeval een auto door de ondernemer mede wordt gebruikt voor eigen privé-doeleinden. Daarbij kan worden bepaald dat het afstoten van goederen welke de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt, buiten aanmerking wordt gelaten.

  • 7 Een herziening van de aftrek vindt niet plaats:

    • a. in geval van naar behoren bewezen en aangetoonde vernietiging, verlies of diefstal van goederen;

    • b. in geval van onttrekkingen van goederen voor het verstrekken van geschenken van geringe waarde en van monsters, als bedoeld in artikel 3, achtste lid.

Artikel 16

  • 1 Bij koninklijk besluit kan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde aftrek in bepaalde gevallen geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten, zulks ten einde te voorkomen, dat op goederen en diensten, welke worden gebruikt voor het voeren van een zekere staat, voor het bevredigen van behoeften van anderen dan ondernemers of ten behoeve van prestaties als zijn bedoeld in artikel 11, de belasting geheel of gedeeltelijk niet drukt.

  • 2 Na het tot stand komen van een besluit, door Ons krachtens het eerste lid genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet tot goedkeuring van dat besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden.

  • 3 Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een der Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt Ons besluit onverwijld ingetrokken.

Artikel 16a

Ter zake van prestaties als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a en c, en artikel 4, tweede lid, wordt de belasting niet verschuldigd indien het gebruik betreft als bedoeld in de op artikel 15, zesde lid, tweede volzin, gebaseerde ministeriële regeling of indien het prestaties betreft als bedoeld in het op artikel 16, eerste lid, gebaseerde koninklijk besluit.

Artikel 17

Ingeval de voor aftrek in aanmerking komende belasting meer bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting, wordt het verschil aan de ondernemer op zijn verzoek terugbetaald.

Hoofdstuk IIA. Heffing ter zake van intracommunautaire verwervingen

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 17a

  • 1 Intracommunautaire verwerving van goederen is de verwerving van goederen ingevolge een levering van deze goederen door een als zodanig handelende ondernemer, welke goederen worden verzonden of vervoerd van een lid-staat naar een andere lid-staat.

  • 2 Wanneer door rechtspersonen, andere dan ondernemers, verworven goederen worden verzonden of vervoerd uit een derde-land en door deze rechtspersonen worden ingevoerd in een andere lid-staat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden deze goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lid-staat van invoer van de goederen.

  • 3 Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt gelijkgesteld het beschikken voor bedrijfsdoeleinden over een goed dat door of voor rekening van de ondernemer wordt verzonden of vervoerd uit een andere lid-staat waar het goed is vervaardigd, gewonnen, bewerkt, gekocht, onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving, of door hem is ingevoerd.

  • 4 Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt mede gelijkgesteld het komen binnen Nederland van goederen die zijn verzonden of vervoerd vanuit een andere lid-staat, waar zij ter beschikking hebben gestaan zonder dat over deze goederen aldaar belasting is geheven of voldaan in verband met het gebruik ervan in het kader van het Verdrag van Londen van 19 juni 1951 tussen de Staten, die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, 114 en Trb. 1953, 10, Stb. 1953, 438), indien de invoer van die goederen niet zou zijn vrijgesteld.

Artikel 17b

  • 1 De plaats waar een intracommunautaire verwerving wordt verricht, is de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt een intracommunautaire verwerving verricht in de lid-staat die aan de afnemer het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de verwerving wordt verricht, voor zover de afnemer niet aantoont dat de belasting is geheven met toepassing van het eerste lid.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 17c

  • 1 De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2 Met betrekking tot intracommunautaire verwervingen waarbij de ondernemer die de goederen levert verplicht is ter zake van die levering een factuur uit te reiken is artikel 8, tweede, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4 In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot de intracommunautaire verwervingen van accijnsgoederen, andere dan tabaksprodukten, waarbij de voor die goederen in Nederland verschuldigde of voldane accijns niet in de vergoeding is begrepen, de belasting berekend over de vergoeding vermeerderd met die voor de goederen verschuldigde of voldane accijns.

Artikel 17d

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het tarief van nihil alleen toepassing kan vinden ten aanzien van intracommunautaire verwervingen van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 1, 3, 4 en 5.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 17e

Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend voor de intracommunautaire verwervingen van goederen waarvoor:

  • a. de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld;

  • b. bij invoer in elk geval een vrijstelling van toepassing zou zijn;

  • c. in elk geval recht zou bestaan op volledige teruggaaf daarvan.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 17f

De belasting wordt geheven van degene die de intracommunautaire verwerving verricht.

Artikel 17g

  • 1 De belasting wordt verschuldigd op de vijftiende dag na de maand waarin de intracommunautaire verwerving is verricht.

  • 2 Een intracommunautaire verwerving van een goed wordt verricht op het tijdstip waarop de aan de verwerving ten grondslag liggende levering van dat goed wordt verricht.

  • 3 Ingeval vóór het in het eerste lid bedoelde tijdstip een factuur wordt uitgereikt aan degene die de verwerving verricht, wordt de belasting, in afwijking in zoverre van het eerste lid, verschuldigd op het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt.

Artikel 17h

  • 1 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2 In afwijking in zover van het eerste lid wordt de belasting die verschuldigd is geworden ter zake van intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen door natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie geen btw-identificatienummer is toegekend, niet voldaan over een tijdvak.

Hoofdstuk III. Heffing ter zake van invoer

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 18

  • 1 Invoer van goederen is:

    • a. het brengen in Nederland van goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 9 en 10 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, dan wel van goederen die zich niet overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in het vrije verkeer bevinden;

    • b. het brengen in Nederland vanuit een derde-land van andere dan de in onderdeel a bedoelde goederen;

    • c. het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan een douaneregime;

    • d. de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen welke niet in het vrije verkeer zijn.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder douaneregime:

    • a. tijdelijke opslag als bedoeld in artikel 50 van het Communautair douanewetboek;

    • b. de douanebestemmingen, bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, onder b, c en d, van het Communautair douanewetboek;

    • c. de douaneregelingen, bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder b, c, d, e en, voor zover het betreft een volledige vrijstelling van rechten bij invoer, f, van het Communautair douanewetboek.

  • 3 Als invoer wordt niet aangemerkt het in Nederland brengen van goederen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarop een douaneregime van toepassing is dan wel waarop aansluitend aan het in Nederland brengen een douaneregime van toepassing wordt. Evenmin wordt als invoer aangemerkt het in Nederland beëindigen van een douaneregime voor zover dit regime wordt opgevolgd door een douaneregime.

  • 4 Als invoer wordt voorts niet aangemerkt het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan de douaneregeling intern communautair douanevervoer als bedoeld in de artikelen 163 tot en met 165 van het Communautair douanewetboek, indien het vervoer aanvangt en eindigt in de Gemeenschap.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 19

  • 1 De belasting wordt berekend over de douanewaarde.

  • 2 In de douanewaarde zijn begrepen:

    • a. de rechten bij invoer, belastingen en heffingen, met uitzondering van de ter zake van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting;

    • b. de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming.

Artikel 20

  • 1 De belasting bedraagt 19 percent.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a. 6 percent voor de invoer van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a;

    • b. nihil voor de invoer van goederen, genoemd in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, posten 3, 4 en 5, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden;

    • c. nihil voor de invoer van gas via het aardgasdistributiesysteem en de invoer van elektriciteit, mits de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 21

Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend voor:

  • a. de invoer van goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling van douanerechten bestaat;

  • b. de invoer van goederen in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel b, indien aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer zou bestaan indien de goederen zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel a;

  • c. de invoer van goederen waarvan de levering in Nederland in elk geval is vrijgesteld;

  • d. de invoer van goederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lid-staat wanneer degene die de goederen heeft ingevoerd deze levert met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 22

  • 1 Ter zake van de belasting bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, met uitzondering van het bepaalde in artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, kwijtschelding of teruggaaf van bij invoer verschuldigde belasting worden verleend in de gevallen waarin aanspraak op kwijtschelding of terugbetaling van rechten bij invoer bestaat of zou bestaan indien de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, bedoeld in artikel 3 van het Communautair douanewetboek zouden zijn ingevoerd of, in andere gevallen, om redenen van billijkheid.

  • 3 Belasting waarvan krachtens het tweede lid kwijtschelding of teruggaaf wordt verleend, komt niet voor aftrek op de voet van artikel 15 in aanmerking. Heeft de aftrek reeds plaatsgevonden, dan wordt de ondernemer die de aftrek heeft genoten het in aftrek gebrachte bedrag als belasting verschuldigd.

Artikel 22a

  • 1 Op goederen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, die Nederland binnenkomen uit een derde-land dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap, bedoeld in artikel 3 van het Communautair douanewetboek zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a. de formaliteiten betreffende het in Nederland brengen zijn dezelfde als zijn voorzien in de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer worden gebracht in de zin van die wettelijke bepalingen;

    • b. indien de plaats van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen zich buiten de lid-staat van binnenkomen in de Gemeenschap bevindt, zijn de goederen binnen de Gemeenschap in het verkeer onder de regeling voor intern communautair douanevervoer als bedoeld in artikel 18, vierde lid, indien de goederen bij het binnenkomen in de Gemeenschap onder die regeling zijn gebracht;

    • c. indien op de goederen op het tijdstip van binnenkomen in de Gemeenschap een van de douaneregimes als bedoeld in artikel 18, tweede lid, zou kunnen worden toegepast indien zij zouden zijn ingevoerd in de zin van artikel 18, eerste lid, onderdeel a, kan dit douaneregime ook op deze goederen worden toegepast.

  • 2 Op goederen, andere dan bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, die worden verzonden of vervoerd uit de Gemeenschap naar een derde-land dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap als bedoeld in het eerste lid, aanhef, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a. de formaliteiten betreffende de verzending of het vervoer naar een derde-land zijn dezelfde als zijn voorzien in de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, ten aanzien van goederen die worden uitgevoerd in de zin van die wettelijke bepalingen;

    • b. op goederen die tijdelijk zijn uitgevoerd uit de Gemeenschap met het oog op hun wederinvoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, ter zake van de uitvoer van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

  • 1 In afwijking van artikel 22 wordt de belasting ter zake van de invoer van goederen, bestemd voor aangewezen ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, geheven van die ondernemers en lichamen. Bij ministeriële regeling worden onder daarbij te stellen voorwaarden regels gesteld omtrent de aanwijzing. Daarbij kan worden bepaald dat op verzoek een aanwijzing kan geschieden door de inspecteur.

  • 2 De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de goederen worden ingevoerd.

  • 3 De in een tijdvak verschuldigd geworden belasting moet op aangifte worden voldaan.

Hoofdstuk IV. Uitvoer van goederen

Artikel 24

  • 1 Aan lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers, die goederen in ongebruikte staat uitvoeren uit de Gemeenschap of brengen onder het stelsel van douane-entrepots op basis van artikel 98, lid 1, onder b, van het Communautair douanewetboek in het kader van hun menslievende, liefdadige of opvoedkundige werk buiten de Gemeenschap, wordt op verzoek teruggaaf verleend van de voor die goederen betaalde belasting.

  • 2 Ten behoeve van natuurlijke personen die, anders dan als ondernemer, goederen uitvoeren uit de Gemeenschap, kan op bij ministeriële regeling te bepalen wijze en onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen ontheffing worden verleend van de belasting die is verschuldigd ter zake van de levering van die goederen.

Hoofdstuk V. Bijzondere regelingen

Afdeling 1. Vermindering van belasting (kleine ondernemers)

Artikel 25

  • 1 Indien een ondernemer een natuurlijk persoon is die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft en de door hem in een kalenderjaar verschuldigde belasting na toepassing van de in artikel 15 bedoelde aftrek niet hoger is dan € 1883, wordt het bedrag van de belasting verminderd met een bedrag, gelijk aan 2,5 maal het verschil tussen € 1883 en het bedrag van die belasting. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de belasting.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de toerekening van de in het eerste lid bedoelde vermindering aan de tijdvakken in het kalenderjaar.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld volgens welke een ondernemer die op grond van het eerste lid geen belasting behoeft te voldoen, op zijn verzoek kan worden ontheven van verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34 en 35. De ondernemer mag alsdan op een factuur op generlei wijze melding maken van omzetbelasting; teruggaaf op de voet van artikel 17 wordt aan hem niet verleend. De ontheffing geldt niet met betrekking tot intracommunautaire verwervingen.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde vermindering wordt niet toegepast, indien de ondernemer in het desbetreffende kalenderjaar niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens artikel 34, artikel 35 of het derde lid is voorgeschreven.

  • 5 De vorige leden zijn niet van toepassing op leveringen van nieuwe vervoermiddelen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.

Afdeling 2. Voldoening naar ontvangsten

Artikel 26

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld volgens welke daarbij aangewezen ondernemers die niet aan ondernemers plegen te leveren of diensten plegen te bewijzen, de belasting ter zake van leveringen en diensten worden verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan; alsdan wordt de belasting berekend over de voldane vergoeding.

Afdeling 3. Landbouwregeling

Artikel 27

  • 1 Landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers zijn geen omzetbelasting verschuldigd, voor zover hun prestaties bestaan uit:

    • a. leveringen van goederen, vermeld in tabel I, onderdeel a, welke zij in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld;

    • b. diensten welke naar hun aard bijdragen tot de agrarische produktie en welke zij met gebruikmaking van hun normale uitrusting en personeel verrichten;

    • c. leveringen van gebruikte bedrijfsmiddelen en andere in het bedrijf gebruikte goederen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ondernemers zijn met betrekking tot de aldaar bedoelde prestaties ontheven van de verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34 en 35. Zij hebben met betrekking tot die prestaties geen aanspraak op aftrek op de voet van artikel 15.

  • 3 Aan de in het eerste lid bedoelde ondernemers die goederen als aldaar bedoeld in onderdeel a leveren met toepassing van artikel 5a, eerste lid, wordt op verzoek teruggaaf van belasting verleend, ingeval de levering leidt tot verschuldigdheid van belasting in de lid-staat van aankomst van het vervoer. De teruggaaf bedraagt 5,1 percent van het door de ondernemer in rekening gebrachte bedrag.

  • 4 Ondernemers aan wie de in het eerste lid bedoelde ondernemers goederen als aldaar zijn bedoeld in onderdeel a, leveren, of diensten als aldaar zijn bedoeld in onderdeel b, verlenen, kunnen 5,1 percent van het aan hen in rekening gebrachte bedrag op de voet van artikel 15 in aftrek brengen.

  • 5 Aan de in artikel 1a, tweede lid, bedoelde ondernemers en rechtspersonen, andere dan ondernemers, die zijn gevestigd in een andere lid-staat, aan wie de in het eerste lid bedoelde ondernemers goederen als aldaar bedoeld in onderdeel a leveren, wordt op verzoek teruggaaf van belasting verleend, voor zover deze goederen in die andere lid-staat zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen. De teruggaaf bedraagt 5,1 percent van het door de leverancier in rekening gebrachte bedrag.

  • 6 De in het eerste lid bedoelde ondernemers kunnen aan de inspecteur verzoeken om het eerste en het tweede lid op hen niet van toepassing te doen zijn. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor vijf jaren; alsdan zijn ook het derde, vierde en vijfde lid niet van toepassing. Een hernieuwd verzoek kan eerst vijf jaren na die wederopzegging worden ingewilligd. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 7 Artikel 25 is niet van toepassing op landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers, die prestaties verrichten als zijn bedoeld in het eerste lid.

  • 8 De voorgaande leden blijven buiten toepassing ten aanzien van veehouders, voor zover hun bedrijfsuitoefening niet samenhangt met de exploitatie van de bodem.

  • 9 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit artikel.

Afdeling 4. Tabaksprodukten en accijnsgoederen, andere dan tabaksprodukten

Artikel 28

De heffing van de belasting ter zake van de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van tabaksprodukten als bedoeld in artikel 29 van de Wet op de accijns alsmede van pruimtabak en snuiftabak als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten geschiedt met overeenkomstige toepassing van de voor die accijns of die verbruiksbelasting geldende regelen, met dien verstande dat het tarief 19/119 deel bedraagt van de voor de berekening van de accijns of van die verbruiksbelasting in aanmerking komende kleinhandelsprijs. Die belasting komt niet voor aftrek als is bedoeld in artikel 15 in aanmerking.

Artikel 28a

De heffing van omzetbelasting ter zake van de intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen, andere dan tabaksprodukten, geschiedt met overeenkomstige toepassing van de voor de accijns geldende regels, indien de verwerving wordt verricht door ondernemers of rechtspersonen, andere dan ondernemers, waarvoor artikel 1a, tweede lid, toepassing vindt ter zake van intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsgoederen.

Afdeling 5. Regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

Artikel 28b

  • 1 Ingeval een wederverkoper gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten levert, wordt, in afwijking van artikel 8, eerste lid, de belasting berekend over de winstmarge. De winstmarge is het verschil tussen de vergoeding en hetgeen ter zake van de levering van een dergelijk goed aan de wederverkoper door hem is of moet worden voldaan.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing indien het goed aan de wederverkoper is geleverd door:

    • a. een ander dan een ondernemer;

    • b. een ondernemer, met toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel r;

    • c. een ondernemer die ingevolge artikel 25, derde lid, is ontheven van de verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34 en 35, mits het een in zijn bedrijf gebruikt bedrijfsmiddel betreft;

    • d. een andere wederverkoper, met toepassing van het eerste lid; of

    • e. een ondernemer of een wederverkoper uit een andere lid-staat, mits het een levering is als bedoeld in artikel 314, onder b, c of d, van de BTW-richtlijn 2006.

Artikel 28c

  • 1 Op verzoek van de wederverkoper is artikel 28b, eerste lid, van overeenkomstige toepassing op de leveringen van:

    • a. kunstvoorwerpen die hem zijn geleverd met toepassing van onderdeel a, post 29, onderdeel b, van de bij deze wet behorende tabel I; en

    • b. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die hij zelf heeft ingevoerd, met dien verstande dat alsdan de winstmarge het verschil is tussen de vergoeding en de douanewaarde vermeerderd met de ter zake van de invoer in Nederland verschuldigde omzetbelasting.

  • 2 De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks tot wederopzegging door belanghebbende doch ten minste voor twee kalenderjaren. Een hernieuwd verzoek kan eerst twee jaren na die wederopzegging worden ingewilligd.

Artikel 28d

In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt, in afwijking in zoverre van de artikelen 28b en 28c, ter zake van leveringen van goederen waarop een zelfde tarief wordt toegepast, de belasting berekend over de winstmarge per tijdvak van aangifte. Deze winstmarge is het verschil tussen de som van de vergoedingen ter zake van die leveringen in dat tijdvak en de som van hetgeen in dat tijdvak door de wederverkoper is of moet worden voldaan ter zake van in artikel 28b, tweede lid, en 28c, eerste lid, bedoelde leveringen of invoer van dergelijke goederen.

Artikel 28e

In afwijking van artikel 15 vindt geen aftrek plaats:

  • a. ingeval de artikelen 28b, 28c of 28d toepassing vinden, van de belasting welke begrepen is in het door de wederverkoper in rekening gebrachte bedrag; en

  • b. ingeval artikel 28c toepassing vindt, van de belasting welke aan de wederverkoper in rekening is gebracht ter zake van de aan hem verrichte levering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dat artikel, of van de belasting welke de wederverkoper verschuldigd is geworden ter zake van de invoer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, van dat artikel.

Artikel 28f

  • 1 In afwijking van de artikelen 28b en 28c is de wederverkoper ter zake van elk van zijn leveringen die voor toepassing van die artikelen in aanmerking komen, gerechtigd de belasting te berekenen overeenkomstig artikel 8, eerste lid.

  • 2 Ingeval het eerste lid toepassing vindt, vindt aftrek plaats van de belasting die ingevolge artikel 28e, onderdeel b, niet in aftrek is gebracht. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt ter zake van de levering door de wederverkoper.

Artikel 28g

Artikel 12, derde lid, is niet van toepassing ten aanzien van een wederverkoper die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d.

Artikel 28h

  • 2 Het is de wederverkoper die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d niet toegestaan om de belasting afzonderlijk te vermelden op de ter zake van die levering uit te reiken factuur.

Artikel 28i

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.

Afdeling 6. Regeling voor beleggingsgoud

Artikel 28j

  • 1 In deze wet en in de daarop berustende bepalingen wordt onder beleggingsgoud verstaan:

    • a. goud, in de vorm van staven of plaatjes met een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995/1000, al dan niet belichaamd in effecten, doch met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram;

    • b. gouden munten die:

      • 1°. een zuiverheid van ten minste 900/1000 hebben;

      • 2°. na 1800 zijn geslagen;

      • 3°. in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd;

      • 4°. normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80% overschrijdt;

    • c. gouden munten die zijn opgenomen in de lijst die de Europese Commissie elk jaar publiceert in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en die daarmee worden geacht aan de in onderdeel b opgenomen criteria te voldoen gedurende het hele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd.

  • 2 De in het eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde gouden munten worden, voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, geacht niet wegens hun numismatische belang te worden verkocht.

Artikel 28k

Van de belasting zijn vrijgesteld:

  • a. de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud, waaronder begrepen beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder begrepen, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals de handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud;

  • b. de diensten door tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van een ander wanneer zij betrokken zijn bij de levering van beleggingsgoud voor hun principaal.

Artikel 28l

  • 1 De ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud omzet in beleggingsgoud kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud aan een andere ondernemer.

  • 2 De ondernemer die in het kader van zijn onderneming normaliter goud levert voor industriële doeleinden, kan ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel a, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot leveringen van beleggingsgoud als bedoeld in artikel 28j, eerste lid, onderdeel a, aan een andere ondernemer.

  • 3 Indien de leverancier het recht om overeenkomstig het eerste of het tweede lid voor belastingheffing te kiezen heeft uitgeoefend, kan de tussenpersoon ervoor kiezen artikel 28k, onderdeel b, op hem niet van toepassing te doen zijn met betrekking tot de in dat onderdeel vermelde diensten.

Artikel 28m

  • 1 In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer een recht op aftrek van de belasting die in rekening is gebracht of verschuldigd is geworden met betrekking tot:

    • a. beleggingsgoud dat hem is geleverd door een ondernemer die een in artikel 28l bedoeld keuzerecht heeft uitgeoefend;

    • b. de levering aan hem of de intracommunautaire verwerving of de invoer door hem van ander goud dan beleggingsgoud dat vervolgens door hem of namens hem wordt omgezet in beleggingsgoud;

    • c. aan hem verleende diensten bestaande in een wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van goud met inbegrip van beleggingsgoud;

    indien de latere levering door hem van dat goud ingevolge deze afdeling is vrijgesteld.

  • 2 In afwijking in zoverre van artikel 15 heeft de ondernemer die beleggingsgoud produceert of goud in beleggingsgoud omzet een recht op aftrek van de belasting die hem in rekening is gebracht of door hem verschuldigd is geworden met betrekking tot de levering dan wel de intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen of diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden alsof de latere levering door hem van het ingevolge deze afdeling vrijgestelde goud aan de heffing van belasting was onderworpen.

Artikel 28n

De ondernemer die handelt in beleggingsgoud dient, met overeenkomstige toepassing van artikel 34, aantekening te houden van alle handelingen betreffende beleggingsgoud waarvoor de vergoeding meer dan € 10 000 bedraagt en de documenten te bewaren aan de hand waarvan de identiteit van de cliënt bij dergelijke handelingen kan worden vastgesteld.

Artikel 28o

In geval een ondernemer een levering of een dienst verricht die een verwerking omvat van aan een ander toebehorend beleggingsgoud, waardoor het goud niet langer als beleggingsgoud is aan te merken, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 8, de belasting berekend over het door de ondernemer voor die levering of dienst in rekening gebrachte bedrag – de omzetbelasting niet daaronder begrepen – vermeerderd met de normale waarde van het goud dat in het tot stand gekomen goed voorkomt.

Artikel 28p

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze afdeling.

Afdeling 7. Regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemers die elektronische diensten verrichten aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd

Artikel 28q

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemers: ondernemers die niet in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd noch aldaar een vaste inrichting hebben, en ook niet anderszins voor omzetbelastingdoeleinden in de Gemeenschap zijn geïdentificeerd;

  • b. lid-staat van identificatie: de lid-staat waar de niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemer zich identificeert teneinde een nummer van registratie te verkrijgen vanwege het begin van zijn activiteit als ondernemer op het grondgebied van de Gemeenschap overeenkomstig deze afdeling;

  • c. lid-staat van verbruik: de lid-staat waar overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel f, elektronische diensten worden verricht;

  • d. melding elektronische diensten: het elektronische bericht waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag te bepalen van de in elke lid-staat van verbruik verschuldigde belasting ter zake van elektronische diensten welke zijn verricht aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd.

Artikel 28r

  • 1 Een niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemer die elektronische diensten verricht aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd, kan ten aanzien van de heffing van belasting kiezen voor Nederland als lid-staat van identificatie.

  • 2 Ingeval de niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemer kiest voor Nederland als lid-staat van identificatie, dient hij onverwijld opgave te doen van het begin of de beëindiging van het verrichten van elektronische diensten, alsook van wijziging van deze activiteit in die zin dat de in deze afdeling opgenomen regeling niet langer van toepassing is.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde opgave vindt langs elektronische weg bij de inspecteur plaats en bevat de volgende gegevens:

    • a. naam, postadres en elektronische adressen, met inbegrip van websites, van de ondernemer;

    • b. het eventuele belastingnummer dat aan de ondernemer is verstrekt door zijn nationale belastingautoriteit;

    • c. een verklaring dat de ondernemer niet reeds in de Gemeenschap is geïdentificeerd voor belastingheffing op grond van de BTW-richtlijn 2006.

  • 4 Indien degene die heeft gekozen voor Nederland als lid-staat van identificatie niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor identificatie, wordt de identificatie door de inspecteur geweigerd respectievelijk beëindigd. De weigering of beëindiging geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 28s

  • 1 In afwijking van artikel 14 is de niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemer die met toepassing van artikel 28r voor Nederland heeft gekozen als lid-staat van identificatie, gehouden met betrekking tot de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting een melding elektronische diensten bij de inspecteur in te dienen, onder vermelding van het hem toegekende nummer van registratie en onder gelijktijdige betaling in euro van de verschuldigde belasting aan de ontvanger, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De melding elektronische diensten dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen elektronische diensten zijn verricht.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde melding elektronische diensten vindt plaats langs elektronische weg en bevat ten aanzien van elke lid-staat van verbruik waar belasting is verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van de elektronische diensten in rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, alsmede het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting. Voorts worden de in de desbetreffende lidstaten geldende belastingtarieven en het totale verschuldigde bedrag aan belasting vermeld.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde melding elektronische diensten wordt gedaan uiterlijk 20 dagen na het einde van het tijdvak waarop die melding betrekking heeft.

  • 6 In afwijking van artikel 2 vindt geen aftrek van belasting plaats, maar wordt teruggaaf van belasting verleend overeenkomstig de dertiende Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van

    17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting (nr. 86/560/EEG, PbEG L 326). Artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 4, tweede lid, van deze Richtlijn zijn niet van toepassing op een verzoek om teruggaaf van belasting dat verband houdt met elektronische diensten waarop de in deze afdeling opgenomen regeling van toepassing is.

  • 7 De bedragen in de melding elektronische diensten worden uitgedrukt in eurobedragen. Indien de vergoeding voor elektronische diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, voor de bepaling van de in het derde lid genoemde bedragen de wisselkoers gehanteerd die gold op de laatste dag van de periode waarop de melding elektronische diensten betrekking heeft. De omrekening vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor de desbetreffende dag bekend heeft gemaakt of, als er op de desbetreffende dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, volgens de wisselkoersen op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

Artikel 28t

  • 1 In afwijking van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is een niet in de Gemeenschap gevestigde ondernemer die elektronische diensten verricht aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd, gehouden aantekening te houden van alle handelingen die betrekking hebben op elektronische diensten en waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van feiten welke van invloed kunnen zijn op de heffing van belasting in Nederland en in andere lid-staten van verbruik.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ondernemer is verplicht boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de inspecteur – betreffende elektronische diensten te bewaren gedurende tien jaren na afloop van het jaar waarin de dienst is verricht.

  • 3 Desgevraagd dienen de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan langs elektronische weg ter beschikking te worden gesteld aan de inspecteur, aan de ontvanger, of aan de belastingautoriteit van een andere lid-staat van verbruik.

Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen

Artikel 29

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van leveringen en diensten, voor zover de vergoeding:

    • a. niet is en niet zal worden ontvangen;

    • b. wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggenomen.

  • 2 De ondernemer die ingevolge artikel 15 belasting in aftrek heeft gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en diensten, wordt het afgetrokken bedrag naar evenredigheid als belasting verschuldigd op het tijdstip waarop en voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat hij de vergoeding waarop dat bedrag betrekking heeft, niet of niet geheel zal betalen dan wel heeft terugontvangen. De belasting wordt in ieder geval verschuldigd twee jaren na de opeisbaarheid van de vergoeding, voor zover deze op dat tijdstip nog niet is betaald. De verschuldigd geworden belasting wordt op de voet van artikel 14 voldaan.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waarin het eerste en tweede lid niet van toepassing worden verklaard op bedragen welke niet zijn ontvangen onderscheidenlijk betaald ten gevolge van een korting voor contante betaling.

Artikel 29a

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van goederen, voor zover de vergoeding wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggezonden. De teruggaaf wordt slechts verleend voor zover de ondernemer de belasting niet in aftrek heeft gebracht.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waarin het eerste lid niet van toepassing wordt verklaard op bedragen welke niet zijn betaald ten gevolge van een korting voor contante betaling.

Artikel 30

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van goederen in de gevallen waarin de belasting is geheven met toepassing van artikel 17b, tweede lid, en door belanghebbende wordt aangetoond dat ter zake van dezelfde verwerving belasting is geheven in de lid-staat van aankomst van de verzending of het vervoer.

  • 2 Op verzoek wordt mede teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van goederen in de gevallen waarin de belasting is geheven met toepassing van artikel 17b, tweede lid, en door de ondernemer wordt aangetoond dat de goederen door hem in de lid-staat van aankomst van de verzending of het vervoer worden geleverd aan ondernemers of aan rechtspersonen, andere dan ondernemers, en de goederen rechtstreeks naar die afnemers worden verzonden of vervoerd. De teruggaaf wordt alleen verleend indien de ondernemer heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 37a.

  • 3 Op verzoek wordt voorts naar evenredigheid teruggaaf verleend van de belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen in de gevallen waarin na het tijdstip waarop die intracommunautaire verwerving van accijnsgoederen is verricht de in de lid-staat van vertrek van de verzending of het vervoer van die goederen voldane accijns door de afnemer is terugontvangen.

  • 4 Op verzoek wordt teruggaaf verleend van de belasting ter zake van invoer van goederen door een rechtspersoon, andere dan ondernemer, welke goederen zijn verzonden of vervoerd uit een derde-land met als bestemming een andere lid-staat, indien belanghebbende aantoont dat in die andere lid-staat ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen belasting is geheven.

Artikel 30a

In afwijking van artikel 1, aanhef en onderdelen b en c, wordt ter zake van intracommunautaire verwervingen van goederen die op grond van artikel 17b, eerste lid, in Nederland worden verricht geen belasting geheven, voor zover:

  • a. de goederen zijn verworven door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft en aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lid-staat;

  • b. de goederen door deze ondernemer in Nederland worden geleverd aan een ondernemer die in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of aan een in Nederland gevestigd lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en aan welke afnemer in Nederland een btw-identificatienummer is toegekend; en

  • c. de goederen rechtstreeks naar de in onderdeel b bedoelde afnemer worden verzonden of vervoerd vanuit een lid-staat die niet een btw-identificatienummer heeft toegekend aan de in onderdeel a bedoelde ondernemer.

Artikel 31

Bij overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, wordt geacht dat geen leveringen of diensten plaatsvinden en treedt, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald, degene op wie de goederen overgaan in de plaats van de overdrager.

Artikel 32

De ondernemer die in Nederland woont of is gevestigd, wordt geacht zijn leveringen en diensten in Nederland te verrichten, voor zover hij niet aan de hand van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers het tegendeel aantoont. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de ondernemer die in Nederland een vaste inrichting heeft, voor zover de leveringen en diensten vanuit die inrichting worden verricht.

Artikel 33

  • 1 Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

  • 2 In gevallen waarin geen aangifte op de voet van artikel 14 moet worden ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van aangifte.

  • 3 Indien een verzoek om teruggaaf als is bedoeld in het tweede lid wordt ingediend door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een tijdvak van ten minste drie maanden en ten hoogste een kalenderjaar. Het tijdvak mag evenwel korter zijn dan drie maanden indien deze periode het resterende gedeelte van een kalenderjaar betreft. De verzoeken kunnen mede belasting betreffen waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een ander tijdvak van hetzelfde kalenderjaar, maar waarvoor eerder geen verzoek om teruggaaf werd ingediend. Het verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

  • 4 Indien een verzoek om teruggaaf als is bedoeld in het tweede lid wordt ingediend door een ander dan een ondernemer genoemd in het derde lid, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een kwartaal en moet het verzoek worden ingediend binnen drie maanden na afloop van dat kwartaal.

  • 5 In gevallen als zijn bedoeld in het derde lid wordt in afwijking van artikel 17 geen teruggaaf verleend indien het verzoek betrekking heeft op een bedrag aan belasting van minder dan € 200. Betreft een verzoek om teruggaaf als is bedoeld in het derde lid evenwel een kalenderjaar of het resterende gedeelte daarvan, dan moet het bedrag aan belasting waarop het verzoek betrekking heeft ten minste € 25 belopen. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 7, leden 1 en 2, van de achtste Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting (nr. 79/1072/EEG, PbEG L 331), kunnen bij ministeriële regeling de beide vorenvermelde bedragen worden vervangen.

  • 6 Een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, behoeft bij een verzoek om teruggaaf, in afwijking van artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, geen domicilie in Nederland te kiezen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop deze ondernemers moeten aantonen, dat zij ondernemer zijn in de zin van artikel 7.

  • 7 De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 33a

  • 1 De ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, kan in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger aanstellen ter zake van zijn leveringen en diensten waarvoor hij de belasting verschuldigd is en ter zake van zijn intracommunautaire verwervingen en invoer. De fiscaal vertegenwoordiger treedt op namens de ondernemer en treedt in zijn plaats met betrekking tot alle rechten en verplichtingen die hij heeft inzake de aangifte en de betaling van de belasting, alsmede de verplichtingen bedoeld in artikel 37a.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen een ondernemer als bedoeld in het eerste lid verplicht is een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen.

  • 3 De fiscaal vertegenwoordiger dient in het bezit te zijn van een daartoe verstrekte vergunning van de inspecteur.

  • 4 Degene die een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die het verzoek moet bevatten.

  • 5 Bij het verzoek dient een verklaring van de in het eerste lid bedoelde ondernemer te worden overgelegd waaruit blijkt dat degene die het verzoek indient door de ondernemer is gemachtigd namens hem op te treden als fiscaal vertegenwoordiger.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing en de invordering, regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder de vergunning wordt verleend, gewijzigd en ingetrokken. Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van de vergunning geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 34

  • 1 De ondernemer is gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, aantekening te houden van de door hem en aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, van de invoer van goederen in en de uitvoer van goederen uit de Gemeenschap, alsmede van andere gegevens die van belang zijn met betrekking tot de heffing van de belasting in Nederland en in andere lid-staten.

  • 2 De ondernemer is tevens, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, gehouden:

    • a. een register bij te houden van de goederen die door hem of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd naar een andere lid-staat om aldaar te worden gebruikt voor de in artikel 3a, tweede lid, onderdelen e, f en g, bedoelde doeleinden;

    • b. afzonderlijk aantekening te houden van de goederen die vanuit een andere lid-staat naar hem zijn verzonden of vervoerd door of voor rekening van een ondernemer aan wie een btw-identificatienummer is toegekend in een andere lid-staat, ten behoeve van een dienst als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c, onder 3°.

  • 3 De rechtspersoon, andere dan ondernemer, is gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, aantekening te houden van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen.

  • 4 De ondernemer die goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d, is tevens gehouden, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, afzonderlijk aantekening te houden van de met toepassing van de onderscheiden artikelen geleverde goederen, alsmede van de invoer en van de leveringen daarvan aan hem.

Artikel 34a

De ondernemer is verplicht boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter keuze van de inspecteur – betreffende onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen gedurende negen jaren, volgende op het jaar waarin hij het goed is gaan gebruiken, te bewaren.

Artikel 35

  • 1 Iedere ondernemer draagt er zorg voor dat door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde, een factuur wordt uitgereikt:

    • a. ter zake van zijn leveringen of diensten die hij heeft verricht aan een andere ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer;

    • b. ter zake van zijn leveringen met toepassing van artikel 5a, eerste lid, dan wel van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, aan anderen dan de in onderdeel a bedoelde ondernemers en rechtspersonen; en

    • c. ter zake van vooruitbetalingen die door een andere ondernemer of een rechtspersoon, andere dan ondernemer, aan hem worden gedaan voordat de levering of de dienst is verricht.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid draagt een ondernemer die doorgaans levert aan andere ondernemers, er zorg voor dat een factuur wordt uitgereikt ter zake van al zijn leveringen. De vorige volzin is alleen van toepassing ten aanzien van ondernemers of groepen van ondernemers die daartoe bij ministeriële regeling zijn aangewezen.

  • 3 Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen zijn ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten, ontheven van de verplichting ingevolge het eerste lid. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de vrijgestelde prestaties van ondernemers die zowel vrijgestelde als belaste prestaties verrichten.

  • 4 Ieder document of bericht dat wijzigingen aanbrengt in, en specifiek en ondubbelzinnig verwijst naar de oorspronkelijke factuur, geldt als factuur.

  • 5 De factuur moet worden uitgereikt vóór de vijftiende dag na de maand waarin de levering of de dienst is verricht. In geval van vooruitbetalingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, moet de factuur telkens worden uitgereikt vóór het tijdstip van de opeisbaarheid daarvan.

  • 6 Voor verscheidene afzonderlijke leveringen of diensten kan een periodieke factuur worden opgemaakt, mits de periode waarop de factuur betrekking heeft niet langer is dan een maand.

  • 7 Ingeval de afnemer de factuur opmaakt voor de ondernemer die aan hem goederen levert of diensten verricht, wordt dat vooraf overeengekomen in een akkoord tussen beide partijen en maakt iedere factuur deel uit van een procedure van aanvaarding door de ondernemer die de leveringen of diensten verricht.

Artikel 35a

  • 1 Op de factuur zijn de volgende vermeldingen verplicht:

    • a. de datum van uitreiking;

    • b. een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur eenduidig wordt geïdentificeerd;

    • c. het btw-identificatienummer waaronder de ondernemer de levering of de dienst heeft verricht;

    • d. het btw-identificatienummer van de afnemer aan wie de levering of de dienst is verricht en van wie de belasting wordt geheven of aan wie is geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;

    • e. de naam en het adres van de ondernemer en zijn afnemer;

    • f. de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte diensten;

    • g. de datum waarop de levering of de dienst heeft plaatsgevonden of is voltooid of de datum waarop de in artikel 35, eerste lid, onderdeel c, bedoelde vooruitbetaling is gedaan, voorzover die datum kan worden vastgesteld en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;

    • h. de vergoeding met betrekking tot elk tarief of elke vrijstelling, de eenheidsprijs exclusief belasting, evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen en andere kortingen indien die niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;

    • i. het toegepaste tarief;

    • j. het te betalen bedrag van de belasting;

    • k. in geval van een vrijstelling of van leveringen met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, of wanneer de belasting wordt geheven van de afnemer, enige aanduiding daarvan;

    • l. de gegevens die nodig zijn om te bepalen of een vervoermiddel een nieuw vervoermiddel is;

    • m. ingeval een wederverkoper goederen levert met toepassing van artikel 28b, 28c of 28d, enige aanduiding daarvan;

    • n. ingeval de belasting wordt voldaan door een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 33a, het btw-identificatienummer van deze fiscaal vertegenwoordiger, alsmede zijn naam en adres.

  • 2 Op een factuur kunnen bedragen in willekeurig welke munteenheid voorkomen, mits het te betalen bedrag van de belasting is uitgedrukt in euro's en daarbij gebruik wordt gemaakt van het wisselkoersmechanisme, bedoeld in artikel 91 van de BTW-richtlijn 2006.

  • 3 Wanneer zulks uit een oogpunt van controle nodig is, kan de inspecteur een vertaling in het Nederlands eisen van facturen betreffende in Nederland verrichte prestaties, alsmede van facturen die worden ontvangen door in Nederland gevestigde ondernemers.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor bepaalde ondernemers of groepen van ondernemers ontheffing worden verleend van bepaalde verplichtingen welke zijn opgelegd bij dit artikel, wanneer het bedrag van de factuur onbeduidend is of wanneer de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen worden uitgereikt, de naleving bemoeilijken van alle verplichtingen die zijn opgelegd bij dit artikel.

Artikel 35b

  • 1 Facturen mogen zowel op papier worden uitgereikt als, onder voorbehoud van aanvaarding door de afnemer, elektronisch worden verzonden.

  • 2 Elektronisch verzonden facturen worden door de inspecteur aanvaard, mits de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud ervan worden gewaarborgd door middel van:

    • a. een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, lid 2, van richtlijn nr. 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PbEG 2000, L 13);

    • b. een elektronische uitwisseling van gegevens (EDI), zoals gedefinieerd in artikel 2 van aanbeveling nr. 1994/820/EG van de Europese Commissie van 19 oktober 1994 betreffende de juridische aspecten van de elektronische uitwisseling van gegevens (PbEG L 338), wanneer het akkoord betreffende deze uitwisseling voorziet in het gebruik van procedures die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de gegevens waarborgen; of

    • c. een andere methode, mits deze methode aan de inspecteur is gemeld.

    De ondernemer die zekerheid wenst omtrent de vraag of met betrekking tot een in onderdeel c bedoelde andere methode de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van de factuur zijn gewaarborgd, kan daartoe tegelijk met de melding een verzoek indienen bij de inspecteur, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.

  • 3 Bij een reeks facturen die langs elektronische weg naar dezelfde afnemer worden verzonden, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voorzover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.

Artikel 35c

  • 1 De ondernemer bewaart kopieën van de door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde uitgereikte facturen, en alle door hemzelf ontvangen facturen in zijn administratie.

  • 2 Wanneer een ondernemer de facturen die hij langs elektronische weg verzendt of ontvangt, opslaat, waarbij een on line toegang tot de gegevens wordt gewaarborgd, en wanneer de plaats van opslag is gesitueerd in een andere lid-staat, heeft de inspecteur met het oog op de toepassing van deze wet een recht van toegang tot en van downloading en gebruikmaking langs elektronische weg van deze facturen, voorzover hij deze nodig heeft voor controledoeleinden.

  • 3 De authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van de facturen, alsmede de leesbaarheid ervan, moeten gedurende de gehele opslagperiode worden gewaarborgd.

  • 4 Ingeval facturen elektronisch worden opgeslagen, worden de gegevens die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud waarborgen, eveneens opgeslagen.

Artikel 35d

Voor de toepassing van de artikelen 35b en 35c wordt verstaan onder het elektronisch verzenden en opslaan van een factuur de verzending of terbeschikkingstelling aan de ontvanger en de opslag via elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie, en de opslag van gegevens, waarbij gebruik wordt gemaakt van draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen.

Artikel 36

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De artikelen 25, zesde lid, en 27e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vinden overeenkomstige toepassing, ingeval niet volledig is voldaan aan de verplichtingen welke zijn opgelegd bij of krachtens de artikelen 28n, 34, 34a, 35, 35a, 35b, 35c en 39.

Terugwerkende kracht

Stb. 2008, 262, datum inwerkingtreding 11-07-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.

De artikelen 25, derde lid, en 27e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vinden overeenkomstige toepassing, ingeval niet volledig is voldaan aan de verplichtingen welke zijn opgelegd bij of krachtens de artikelen 28n, 34, 34a, 35, 35a, 35b, 35c en 39.

Artikel 37

Hij die op een factuur op enigerlei wijze melding maakt van omzetbelasting welke hij, anders dan op grond van dit artikel, niet verschuldigd is geworden, wordt die belasting verschuldigd op het tijdstip waarop hij die factuur heeft uitgereikt; hij is gehouden deze belasting op de voet van artikel 14 te voldoen.

Artikel 37a

  • 1 De ondernemer, uitgezonderd die bedoeld in artikel 7, zesde lid, is verplicht uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op een kalenderkwartaal bij de inspecteur op de daartoe opengestelde wijze een formulier langs elektronische weg in te dienen met een lijst waarop zijn vermeld:

    • a. de afnemers aan wie goederen zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;

    • b. de afnemers aan wie in een andere lid-staat goederen zijn geleverd in aansluiting op in die lid-staat door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen waarvoor tevens belasting is geheven met toepassing van artikel 17b, tweede lid.

  • 2 In de lijst wordt opgave verlangd van de gegevens, bedoeld in de artikelen 264 en 265 van de BTW-richtlijn 2006.

  • 3 Indien voor het doen van aangifte voor de omzetbelasting ontheffing is verleend van de verplichting aangifte langs elektronische weg te doen, geldt deze ontheffing mede ten aanzien van de verplichting de lijst langs elektronische weg in te dienen. In dit geval wordt de lijst ingediend bij de inspecteur door middel van het uitgereikte of toegezonden formulier.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake het indienen van de in dit artikel bedoelde gegevens.

Artikel 37b

Degene die ter zake van de intracommunautaire verwerving van goederen valt onder de toepassing van artikel 1a, tweede lid, wordt niettemin de belasting verschuldigd ter zake van die intracommunautaire verwerving wanneer in de lid-staat waar de goederen worden geleverd, belastingheffing plaatsvindt alsof artikel 1, aanhef en onderdeel b, van toepassing zou zijn.

Artikel 38

Het is de ondernemer verboden aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen met zodanige aanduidingen dat de omzetbelasting niet in de prijzen zou zijn begrepen.

Artikel 39

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen:

  • a. nadere, zo nodig van de bepalingen van deze wet afwijkende, regels worden gesteld welke tot vergemakkelijking van de heffing van belasting kunnen leiden;

  • b. andere in het kader van de wet passende nadere regels worden gesteld ter aanvulling van in de wet geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk VII. Bestuurlijke boete

Artikel 40

  • 1 Indien de ondernemer de in artikel 28s, eerste lid, bedoelde melding elektronische diensten of de in artikel 37a bedoelde lijst niet of niet tijdig heeft ingediend, dan wel een onvolledige of een onjuiste lijst of melding elektronische diensten heeft ingediend, vormt dat een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van ten hoogste € 4537 kan opleggen.

  • 2 De bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete vervalt door het verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de in artikel 28s, eerste lid, of artikel 37a, eerste lid, genoemde verplichting is ontstaan.

Hoofdstuk IX. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 43

  • 1 Aan een ondernemer die bij de aanvang van 1 januari 1969 goederen, anders dan als bedrijfsmiddel, in ongebruikte staat hier te lande in voorraad heeft, wordt teruggaaf verleend van de omzetbelasting - andere dan bedoeld in artikel I, eerste lid, van de wet van 13 december 1967 (Stb. 614) - voldaan voor die goederen en voor de bij de voortbrenging van die goederen verbruikte grondstoffen en hulpstoffen. De teruggaaf omvat mede de omzetbelasting voldaan voor de bij de voortbrenging van de in voorraad zijnde goederen gebezigde bedrijfsmiddelen en diensten, indien de ondernemer de goederen, ongebruikt en in de staat waarin zij zich bij de aanvang van 1 januari 1969 bevinden, in dat jaar uitvoert. Het recht op teruggaaf dient te kunnen worden aangetoond aan de hand van boeken en bescheiden.

  • 2 Onze Minister geeft omtrent de teruggaaf nadere regelen, waarbij zij naar algemene maatstaven kan worden vastgesteld.

  • 3 De teruggaaf wordt slechts verleend, voor zover de ondernemer bij levering aan hem van de goederen na 31 december 1968 de ter zake in rekening gebrachte belasting op de voet van artikel 15 in aftrek zou kunnen brengen.

  • 4 De aanspraak op teruggaaf ontstaat:

    • a. ingeval de gehele teruggaaf niet meer bedraagt dan f 1500, telkens voor een vierde gedeelte aan het einde van het tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 1969 en het eerste kwartaal van het jaar 1970;

    • b. ingeval de gehele teruggaaf meer bedraagt dan f 1500, telkens voor een vierde gedeelte aan het einde van het tweede, derde en vierde kwartaal van het jaar 1969 en het vierde kwartaal van het jaar 1970.

  • 5 De aanspraak op teruggaaf ter zake van de uitvoer van de goederen ontstaat echter aan het einde van het kwartaal waarin de uitvoer plaatsvindt.

  • 6 De omzetbelasting, waarvan de teruggaaf op grond van het vierde lid, letter b, plaatsvindt na het einde van het vierde kwartaal van het jaar 1970, wordt met 6 percent verhoogd als vergoeding voor renteverlies.

Artikel 44

  • 1 Ter zake van de invoer in 1969 van vóór 1 januari 1969 in Nederland gebrachte goederen, wordt een bijzondere verbruiksbelasting geheven tot het bedrag, dat bij invoer in 1968 verschuldigd zou zijn geweest uit hoofde van artikel I, eerste lid, van de wet van 13 december 1967 (Stb. 614).

  • 2 De Algemene wet inzake de douane en de accijnzen is van toepassing als ware de in het eerste lid bedoelde belasting invoerrecht.

Artikel 45

  • 1 Met afwijking in zoverre van de artikelen 2 en 15 is, met betrekking tot goederen welke zijn bestemd om door de ondernemer als bedrijfsmiddel te worden gebruikt, aftrek slechts toegestaan van:

    • a. 30 percent van de belasting, ingeval de levering of de invoer plaatsvindt in 1969 of 1970;

    • b. 60 percent van de belasting, ingeval de levering of de invoer plaatsvindt in 1971;

    • c. 67 percent van de belasting, ingeval de levering of de invoer plaatsvindt in 1972.

  • 2 Het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van:

    • a. schepen, met uitzondering van woonschepen en van pleziervaartuigen;

    • b. machines en toestellen voor het vervaardigen en in het fabricageproces bewerken of afwerken van produkten in de textielindustrie (met uitzondering van machines en toestellen voor het spinnen van synthetische of kunstmatige textielstoffen en met uitzondering van spindoppen) en de voor of bij deze machines en toestellen gebezigde meet-, controle-, regel- en andere hulpapparatuur, alsmede de gebouwen waarin die goederen worden gebezigd.

  • 3 In gevallen waarin het eerste lid ten aanzien van een bedrijfsmiddel toepassing heeft gevonden en de ondernemer dat bedrijfsmiddel vervolgens levert, wordt onder door Onze Minister te stellen voorwaarden aan die ondernemer teruggaaf verleend van 70, onderscheidenlijk 40 of 33 percent van de ter zake van die levering verschuldigde belasting naar gelang deze plaatsvindt in de jaren 1969 of 1970, dan wel 1971 of 1972.

  • 4 Onze Minister kan de in het eerste lid genoemde percentages, met ingang van een door hem te bepalen tijdstip, in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen verhogen en de in het derde lid genoemde percentages daarbij aanpassen.

  • 5 Na het tot stand komen van een ministeriële regeling, door Onze Minister krachtens het vierde lid genomen, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden, een voorstel van wet tot goedkeuring van die ministeriële regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken.

  • 6 Onze Minister kan met ingang van een door hem te bepalen tijdstip het eerste lid buiten toepassing verklaren ten aanzien van machines en toestellen voor het vervaardigen van schoeisel en voor of bij deze machines en toestellen gebezigde meet-, controle-, regel- en andere hulpapparatuur, alsmede gebouwen waarin die goederen worden gebezigd.

Artikel 46

Gedurende de jaren 1969 tot en met 1979 bedraagt de belasting ter zake van leveringen en invoer van dagbladen en nieuwsbladen (niet dagelijks verschijnende kranten), krachtens abonnement, in afwijking van de artikelen 9 en 20, nihil.

Artikel 47

Met betrekking tot de in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, bedoelde handelingen blijft de heffing van belasting achterwege indien, met het oog op die handelingen, de voorbelasting ter zake van het in dat onderdeel bedoelde goed vóór de inwerkingtreding van die bepaling niet in aftrek is gebracht ingevolge het bepaalde in artikel 15 dan wel geheel of gedeeltelijk is uitgesloten ingevolge het bepaalde in artikel 16.

Artikel 52

Hij die ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving inzake omzetbelasting gesloten overeenkomst verplicht is goederen te leveren of een dienst te verlenen, is bevoegd hetgeen met betrekking tot die goederen of die dienst wegens omzetbelasting meer is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden, terug te vorderen van degene aan wie hij de goederen moet leveren of de dienst moet verlenen. Hiermede strijdige bedingen zijn nietig.

Artikel 53

Hij aan wie ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving inzake omzetbelasting gesloten overeenkomst goederen worden geleverd of een dienst wordt verleend, is bevoegd van hem die verplicht is de goederen te leveren of de dienst te verlenen, terug te vorderen hetgeen met betrekking tot die goederen of dienst wegens omzetbelasting minder is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden. Hiermede strijdige bedingen zijn nietig.

Artikel 54

  • 1 De Wet op de Omzetbelasting 1954 en de wet van 29 december 1966 (Stb. 592) vervallen, behalve ten aanzien van reeds verrichte leveringen en diensten en begane strafbare feiten.

  • 2 Onze Minister is bevoegd nadere bepalingen ter zake van de overgang vast te stellen.

Artikel 55

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als 'Wet op de omzetbelasting 1968'.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 28 juni 1968

JULIANA.

De Minister van Financiën,

H. J. WITTEVEEN.

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. M. GRAPPERHAUS.

Uitgegeven de eerste juli 1968.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Tabel I. behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968

  • a.

    • 1. voedingsmiddelen, te weten:

      • a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

      • b. produkten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;

      • c. produkten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren; met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;

    • 2. granen en peulvruchten, die niet zijn te rangschikken onder post 1;

    • 3. pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit;

    • 4.

      • a. rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden;

      • b. andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de produktie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;

      • c. slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;

      • d. goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;

    • 5. broedeieren voor pluimvee;

    • 6. geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, alsmede kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;

    • 7. diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de Diergeneesmiddelenwet, met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in vitro gebruik;

    • 8. verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;

    • 9. [Red: vervallen;]

    • 10. [Red: vervallen;]

    • 11. [Red: vervallen;]

    • 12. [Red: vervallen;]

    • 13. [Red: vervallen;]

    • 14. [Red: vervallen;]

    • 15. [Red: vervallen;]

    • 16. [Red: vervallen;]

    • 17. [Red: vervallen;]

    • 18. [Red: vervallen;]

    • 19. [Red: vervallen;]

    • 20. [Red: vervallen;]

    • 21. [Red: vervallen;]

    • 22. [Red: vervallen;]

    • 23. [Red: vervallen;]

    • 24. [Red: vervallen;]

    • 25. [Red: vervallen;]

    • 26. [Red: vervallen;]

    • 27. [Red: vervallen;]

    • 28. water;

    • 29.

      • a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;

      • b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:

        • 1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of

        • 2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;

    • 30. boeken; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;

    • 31. braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk, braille-schrijfmachines, braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke braille-artikelen; uurwerken, optische leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus, oriëntatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en herkenningsstokken speciaal ontworpen voor persoonlijk gebruik door blinden en slechtzienden; blindengeleidehonden; andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden; leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn ontworpen voor gebruik door dyslectici;

    • 32. gas en minerale olie voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze post;

    • 33. [Red: vervallen;]

    • 34. invalidewagentjes en invalidekrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden;

    • 35. kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand; beenbeugels, breukbanden en kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren; aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen; chirurgische inplanteringsprothesen; hart- en spierstimulatoren; gehoorapparaten en andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden; oorapparaten tegen stotteren; hulpmiddelen voor stomapatiënten; orthopedisch schoeisel; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutisch elastische steunkousen; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen en toebehoren, kennelijk bestemd voor de hiervoor genoemde goederen;

    • 36.

      • a. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend voor het onderhuids toedienen van insuline met uitzondering van spuiten en naalden die kennelijk mede voor andere doeleinden zijn geschikt;

      • b. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;

    • 37. meetapparatuur en toebehoren voor de zelfdiagnose van de stollingstijd van bloed; medicijnvernevelaars; katheters; urinezakken; allergeenvrije hoezen; antidecubitusmatrassen; draagbare uitwendige infuuspompen; zuurstofconcentratoren met toebehoren, alsmede speciaal voor persoonlijk mobiel gebruik ontworpen wagentjes en draagbanden of -tassen voor een zuurstofcilinder of een zuurstofvat; computermuis-software, al dan niet langs elektronische weg geleverd, die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een tremor;

    • 38. [Red: vervallen;]

    • 39. [Red: vervallen;]

    • 40. beetwortelen;

    • 41. land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde produkten en oliehoudende zaden;

    • 42. [Red: vervallen;]

    • 43. rondhout;

    • 44. stro en veevoeders;

    • 45. vlas;

    • 46. wol, ruw en ongewassen;

    • 47. [Red: vervallen;]

    • 48. sierteeltprodukten, te weten: bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijprodukten;

    • 49. [Red: vervallen;]

    • 50. [Red: vervallen;]

  • b.

    • 1. het herstellen van de in de posten a 31 en a 34 tot en met a 37 bedoelde goederen;

    • 2. de verhuur van boeken en van dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;

    • 3. het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden;

    • 4. het herstellen van fietsen;

    • 5. het herstellen van schoeisel en lederwaren;

    • 6. het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen;

    • 7. de diensten die door kappers als zodanig worden verricht;

    • 8. het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 15 jaar;

    • 9. Het vervoer van personen per schip, het vervoer van personen, bedoeld in artikel 1, onderdelen h, i, en j, van de Wet personenvervoer 2000, het vervoer met auto’s voor de uitvoering van trouwerijen, begrafenissen en crematies daaronder begrepen, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen voor zover dat vervoer geschiedt met ballonnen of met luchtvaartuigen die zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden;

    • 10. het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

    • 11. het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;

    • 12. het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf;

    • 13. de volgende diensten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers:

      • a. de diensten door agrarische loonbedrijven;

      • b. de diensten door fokinstellingen, instellingen voor keuring en onderzoek en instellingen voor kunstmatige inseminatie, embryotransplantatie daaronder begrepen;

      • c. de diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus;

      • d. het bewaren, drogen, koelen, ontsmetten, schonen, sorteren en verpakken van goederen welke de in de aanhef bedoelde personen in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld, alsmede het vervoer van die goederen naar veilingen;

    • 14. het verlenen van toegang tot:

      • a. circussen;

      • b. dierentuinen;

      • c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;

      • d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen; peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak worden daaronder niet begrepen;

      • e. bioscopen;

      • f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;

      • g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen;

    • 15. de diensten van exploitanten van reizende inrichtingen voor vermaak op kermissen;

    • 16. de oplevering van roerende zaken als bedoeld in onderdeel a door degene die de zaken heeft vervaardigd;

    • 17. het optreden door uitvoerende kunstenaars.

Tabel II. behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968

  • a.

    • 1. Van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd;

      Bijzondere bepalingen.

      Goederen welke worden geleverd door de ondernemer die de goederen invoert of in wiens opdracht de invoer plaatsvindt of welke worden geleverd door ondernemers die ten aanzien van de goederen daaraan volgende leveringen verrichten, behoren niet tot de post

    • 2. goederen welke door een ondernemer worden:

      • - uitgevoerd uit de Gemeenschap, met uitzondering van goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen;

      • - gebracht onder het stelsel van douane-entrepots op basis van artikel 98, lid 1, onder b, van Communautair douanewetboek;

      Bijzondere bepaling

      Tot de post behoren niet goederen die in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen als reizigersbagage of als zending waaraan elk handelskarakter vreemd is, worden uitgevoerd uit de Gemeenschap;

    • 3. zeeschepen, met uitzondering van pleziervaartuigen, en luchtvaartuigen welke worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer toeleggen;

    • 4. goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading van uitgaande:

      • - zeeschepen waarmee enigerlei economische activiteit wordt verricht, met uitzondering van schepen voor de kustvisserij;

      • - reddingsboten, schepen voor hulpverlening op zee of schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van voor laatstgenoemde schepen bestemde scheepsproviand;

      • - oorlogsschepen met als bestemming een haven of ankerplaats buiten Nederland;

      • - luchtvaartuigen als zijn bedoeld onder 3;

    • 5. goud bestemd voor centrale banken;

    • 6. goederen die worden vervoerd naar een andere lid-staat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen;

      Bijzondere bepaling

      Tot de post behoren niet accijnsgoederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lid-staat ingevolge een levering aan een afnemer waarvoor artikel 3, lid 1, van de BTW-richtlijn 2006 toepassing vindt, tenzij de verzending of het vervoer van de accijnsgoederen geschiedt overeenkomstig artikel 7, leden 4 en 5, of artikel 16 van richtlijn nr. 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PbEG L 76);

    • 7.

      • a. accijnsgoederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns en die voor die soort goederen als zodanig is aangewezen, voor zover die goederen voor de heffing van de accijns niet zijn ingevoerd of zijn uitgeslagen;

      • b. minerale oliën waarvoor in artikel 27 van de Wet op de accijns een accijnstarief is vastgesteld alsmede minerale oliën die daarmee op grond van artikel 28 van die wet worden gelijkgesteld en die zijn gebracht buiten een accijnsgoederenplaats en die niet worden gebracht naar een andere accijnsgoederenplaats die voor minerale oliën als zodanig is aangewezen, indien:

        • 1°. het buiten de accijnsgoederenplaats brengen van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns niet als uitslag is of wordt aangemerkt;

        • 2°. voor het vervoer van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns een geleidedocument is afgegeven als bedoeld in de verordening (EEG) nr. 2719/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 september 1992 (PbEG L 276); en

        • 3°. de minerale oliën niet worden vervoerd naar een andere lid-staat noch worden uitgevoerd of opgeslagen in een entrepot;

      Bijzondere bepaling

      Op verzoek wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën aangewezen voor een bijzondere regeling ingevolge welke de voorwaarden die zijn gesteld ter zake van de onder a bedoelde leveringen van accijnsgoederen die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats, niet van toepassing zijn. Bij de uitslag van die minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns wordt de belasting geheven ter zake van de daaraan voorafgaande levering naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de ter zake van de uitslag verschuldigde accijns en de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot de minerale oliën met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag.

    • 8.

      • a. bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat niet-plaatsgebonden is;

      • b. bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat plaatsgebonden is, niet zijnde een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën;

      hetgeen onder een niet-plaatsgebonden en onder een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in deze post wordt verstaan, wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vastgesteld bij ministeriële regeling.

      Bijzondere bepaling

      Bij het beëindigen van de opslag van de goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b, wordt de belasting ter zake van de daaraan voorafgaande levering geheven naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot die goederen met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld hetgeen wordt verstaan onder het beëindigen van de opslag van goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b.

  • b.

    • 1. de diensten welke worden verricht ten aanzien van goederen, als zijn bedoeld onder de post a.1 tot en met 4, a.7 en a.8;

    • 2. de diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde met toepassing van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, in de maatstaf van heffing is begrepen;

    • 3. het vervoer van personen door middel van zeeschepen of luchtvaartuigen, indien de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen;

    • 4. de diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, welke betrekking hebben op niet in de Gemeenschap verrichte prestaties dan wel op prestaties als zijn bedoeld onder 2 en 3;

    • 5. de diensten, bestaande in werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken welke zijn ontvangen ten einde die werkzaamheden in Nederland te ondergaan en naar een plaats buiten de Gemeenschap worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van degene die de dienst heeft verricht, dan wel degene aan wie de dienst is verleend, indien deze laatste buiten Nederland woont of is gevestigd;

    • 6. het intracommunautair goederenvervoer naar of vanaf de eilanden die de autonome regio’s van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede het vervoer van goederen tussen deze eilanden.