-
a. de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen, met
uitzondering van:
-
1°. de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorend terrein
vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede
de levering van een bouwterrein;
-
2°. leveringen, andere dan die bedoeld onder 1°, aan personen die de onroerende zaak gebruiken
voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting
op de voet van artikel 15 bestaat, mits de ondernemer die de levering verricht en degene aan wie wordt geleverd,
blijkens de notariële akte van levering daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen
gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen
aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
-
b. de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken, met uitzondering
van:
-
1°. de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;
-
2°. de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf
aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;
-
3°. de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en de verhuur van lig- en bergplaatsen
voor vaartuigen;
-
4°. de verhuur van safeloketten;
-
5°. de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als
woning worden gebruikt, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden
waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de
voet van artikel 15 bestaat mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst
daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan
de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te
stellen voorwaarden;
onder verhuur van onroerende zaken wordt mede verstaan iedere andere vorm waarin onroerende
zaken voor gebruik, anders dan als levering, ter beschikking worden gesteld;
-
c. het verzorgen en het verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede de
handelingen die daarmee nauw samenhangen, waaronder begrepen het verstrekken van spijzen
en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen;
-
d. de diensten aan de jeugd en de jeugdleiders door organisaties voor het algemene jeugdwerk
die door de overheid als zodanig zijn erkend;
-
e. de diensten door organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan
ten doel stellen, aan hun leden, met uitzondering van:
-
1°. het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;
-
2°. de diensten door watersportorganisaties die voor hun dienstverlening gebruik maken
van één of meer personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn ten behoeve van de
organisatie, voor zover deze diensten bestaan in het met behulp van deze personen
verrichten van werkzaamheden met betrekking tot vaartuigen dan wel in het ter beschikking
stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen;
-
f. de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen leveringen en diensten van sociale
of culturele aard, mits de ondernemer geen winst beoogt en niet een ernstige verstoring
van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen;
-
g.
-
1°. gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van medische
en paramedische beroepen waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg alsmede gezondheidskundige verzorging van de mens door psychologen; de diensten die
door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door
tandartsen en tandtechnici; het vervoer van zieken of gewonden met ambulance-automobielen;
-
2°. de diensten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en h, van het Besluit zorgaanspraken
AWBZ, verleend aan personen ten behoeve van wie in een indicatiebesluit op grond van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is vastgelegd dat ze op de in die onderdelen bedoelde zorg zijn aangewezen, alsmede
huishoudelijke verzorging, bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning, verleend aan personen ten behoeve van wie ingevolge die wet vaststaat dat ze op die verzorging zijn aangewezen. Tot de in de vorige volzin bedoelde
diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen van
een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten;
-
3°. de diensten door landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers bestaande in het
verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang aan:
-
a. personen voor wie zij daartoe een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten met een
instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of met een instelling die werkzaam is op het terrein van sociaal en maatschappelijk
werk;
-
b. personen met wie zij daartoe een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten en die
beschikken over een persoonsgebonden budget met het oog op het geldend maken van hun
aanspraken ingevolge de onder a genoemde wet;
-
h. de diensten door lijkbezorgers;
-
i. de volgende leveringen en diensten:
-
1°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten
en munten, welke in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, met
uitzondering van bankbiljetten en munten, welke gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel
worden gebruikt of welke een verzamelwaarde hebben;
-
2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen doch uitgezonderd bewaring en beheer,
inzake effecten en andere waardepapieren met uitzondering van documenten welke goederen
vertegenwoordigen;
-
3°. het beheer van door beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen ter collectieve
belegging bijeengebrachte vermogens;
-
j. de volgende diensten:
-
1°. het verlenen van en de bemiddeling inzake krediet;
-
2°. de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende giro- en rekeningcourantverkeer,
deposito's, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren,
met uitzondering van de invordering van schuldvorderingen;
-
3°. het aangaan van en het bemiddelen bij borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen;
-
k. handelingen ter zake van verzekering en herverzekering met inbegrip van daarmee samenhangende
diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen;
-
l. de kansspelen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op de kansspelbelasting;
-
m. de diensten, en de daarmee gepaard gaande leveringen, bedoeld in artikel 14 van de Postwet 2009, die worden verricht door een verlener van de universele postdienst, bedoeld in die wet;
-
n. de niet-commerciële activiteiten van openbare radio- en televisieorganisaties;
-
o. het verstrekken van:
-
1°. onderwijs, met inbegrip van de diensten en leveringen die daarmee nauw samenhangen,
door daartoe bestemde inrichtingen, als is omschreven bij of krachtens de wetten tot
regeling van het onderwijs dat krachtens wettelijk voorschrift is onderworpen aan
het Rijksschooltoezicht of aan een ander toezicht door de minister die met de zorg
voor het desbetreffende onderwijs is belast;
-
2°. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onderwijs, met inbegrip van de diensten
en leveringen die daarmee nauw samenhangen, waarbij kan worden bepaald, dat de vrijstelling
slechts toepassing vindt ten aanzien van ondernemers die met dat onderwijs geen winst
beogen;
-
p. de voordrachten en dergelijke diensten in bij ministeriële regeling aan te wijzen
gevallen, mits tegen een vergoeding die in hoofdzaak strekt tot dekking van kosten;
-
q. de diensten door componisten, schrijvers en journalisten;
-
r. de levering van een roerende zaak die in het bedrijf van de ondernemer uitsluitend
is gebruikt ten behoeve van vrijgestelde prestaties of voor doeleinden als zijn bedoeld
in artikel 16, ingeval ter zake van de voorafgaande levering van die zaak geen belasting in aftrek
is gebracht;
-
s. de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk;
-
t. de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties,
alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke
of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie; bij
algemene maatregel van bestuur kan de vrijstelling buiten toepassing worden verklaard
in gevallen waarin zij zou leiden tot een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen;
-
u. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten welke door zelfstandige
groeperingen van personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer
zijn, worden verleend aan hun leden en welke rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten
van voornoemde prestaties, mits die groeperingen van hun leden slechts terugbetaling
vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven en geen ernstige verstoring van
concurrentieverhoudingen optreedt;
-
v. leveringen en diensten van bijkomstige aard door organisaties waarvan de prestaties
overigens op grond van onderdeel c, d, e, f, o, 1°, of t zijn vrijgesteld, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten
ter verkrijging van financiële steun voor deze organisaties, mits de ontvangsten ter
zake van leveringen niet meer bedragen dan € 68 067 per jaar en ter zake van diensten
niet meer dan € 22 689 per jaar, met dien verstande dat voor organisaties als bedoeld
in onderdeel e, laatstgenoemd bedrag € 31 765 bedraagt. Tot de in dit onderdeel bedoelde leveringen
en diensten behoren niet de bij ministeriële regeling in verband met het voorkomen
van een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen aan te wijzen leveringen
of diensten;
-
w. opvang van kinderen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet kinderopvang, indien het betreft kinderopvang in een overeenkomstig die wet geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang door tussenkomst van een overeenkomstig
die wet geregistreerd gastouderbureau en overigens wordt voldaan aan de in voormelde wet
gestelde eisen, opvang van kinderen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen a en b, van die wet, alsmede nader bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van kinderopvang.