Stb. 2011, 642, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2011.
1 De in artikel 2 bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is:
-
a. de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van
door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening
is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;
-
b. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden ter zake van
door de ondernemer verrichte intracommunautaire verwervingen als bedoeld in artikel
17a, eerste lid, mits de ondernemer in het bezit is van een op de voorgeschreven wijze
opgemaakte factuur;
-
c. de belasting welke in het tijdvak van aangifte is verschuldigd geworden:
Uitv.besch OB10
-
1°. ter zake van invoer van voor de ondernemer bestemde goederen, mits is voldaan aan
bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
-
2°. op grond van artikel 12, tweede tot en met vijfde lid, ter zake van aan de ondernemer
verrichte leveringen en verleende diensten;
-
3°. ter zake van het door de ondernemer bestemmen van goederen voor bedrijfsdoeleinden;
-
4°. ter zake van verrichtingen als bedoeld in artikel 4, derde lid;
-
5°. ter zake van handelingen en situaties als bedoeld in artikel 17a, derde en vierde
lid;
-
d. de belasting die is begrepen in de aankoopprijs van een nieuw vervoermiddel dat met
toepassing van onderdeel a, post 6, van de bij deze wet behorende tabel II, wordt geleverd door:
een en ander voor zover de goederen en de diensten door de ondernemer worden gebruikt
voor belaste handelingen.
Indien een verzoek om teruggaaf van belasting kan worden gedaan op de voet van artikel
30, eerste, tweede en derde lid, kan die belasting door de ondernemer niet in aftrek
worden gebracht. Indien een onroerende zaak deel uitmaakt van het vermogen van het
bedrijf van een ondernemer en door de ondernemer zowel voor de activiteiten van het
bedrijf als voor zijn privégebruik of voor het privégebruik van zijn personeel, of,
meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, is de belasting
over de uitgaven in verband met deze onroerende zaak slechts aftrekbaar, overeenkomstig
de in dit artikel vervatte beginselen, naar evenredigheid van het gebruik ervan voor
de bedrijfsactiviteiten van de ondernemer. Voor het gebruik van de onroerende zaak
voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of meer in het algemeen
voor andere dan bedrijfsdoeleinden is artikel 4, tweede lid, onderdeel a, niet van
toepassing.
2 De ondernemer brengt eveneens in aftrek de belasting, bedoeld in het eerste lid, voorzover
de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor:
-
a. handelingen door de als zodanig handelende ondernemer buiten Nederland verricht, waarvoor
recht op aftrek zou ontstaan wanneer zij binnen Nederland zouden plaatsvinden;
-
b. handelingen die overeenkomstig de artikelen 143, onder f, g, h en i, 144 en 146 tot
en met 153 van de BTW-richtlijn 2006 zijn vrijgesteld;
-
c. handelingen als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdelen i, j en k, mits
de ontvanger buiten de Gemeenschap gevestigd is of wanneer de handelingen rechtstreeks
samenhangen met goederen die bestemd zijn om te worden uitgevoerd uit de Gemeenschap.
Uitv.besch OB10a
3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij levering van een nieuw vervoermiddel
door een in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde ondernemer de in het eerste lid
bedoelde aftrek beperkt tot de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die
verschuldigd is geworden ter zake van de intracommunautaire verwerving of de invoer
van het vervoermiddel. De aftrek bedraagt ten hoogste het bedrag van de belasting
dat verschuldigd zou zijn indien op die levering het tarief van nihil niet van toepassing
zou zijn. Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop het vervoermiddel wordt
geleverd. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake de toepassing
van dit lid en van het eerste lid, onderdeel d.
4 De aftrek van belasting vindt plaats overeenkomstig de bestemming van de goederen
en diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt
gebracht dan wel op het tijdstip waarop de belasting wordt verschuldigd. Indien op
het tijdstip waarop de ondernemer goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt, dat
de belasting ter zake voor een groter of kleiner gedeelte in aftrek is gebracht dan
waartoe de ondernemer op grond van het gebruik is gerechtigd, wordt hij de te veel
afgetrokken belasting op dat tijdstip verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting
wordt op de voet van artikel 14 voldaan. De te weinig afgetrokken belasting wordt
aan hem op zijn verzoek teruggegeven.
5 Geen aftrek vindt plaats van belasting welke in rekening is gebracht ter zake van
het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van
het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar
slechts voor een korte periode verblijf houden.
Uitv.besch. OB1115
6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de aftrek van belasting,
ingeval goederen en diensten door de ondernemer mede worden gebruikt anders dan voor
belaste handelingen of anders dan voor de handelingen, bedoeld in het tweede lid.
Daarbij wordt tevens rekening gehouden met wijzigingen in het gebruik van onroerende
zaken, bedoeld in het eerste lid, laatste alinea. Voorts kan daarbij worden bepaald
dat het afstoten van goederen welke de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt,
buiten aanmerking wordt gelaten.
7 Een herziening van de aftrek vindt niet plaats:
-
a. in geval van naar behoren bewezen en aangetoonde vernietiging, verlies of diefstal
van goederen;
-
b. in geval van onttrekkingen van goederen voor het verstrekken van geschenken van geringe
waarde en van monsters, als bedoeld in artikel 3, achtste lid.