Afdeling 1. Huwelijkse voorwaarden in het algemeen
Huwelijkse voorwaarden kunnen zowel door aanstaande echtgenoten vóór het sluiten van
het huwelijk als door echtgenoten tijdens het huwelijk worden gemaakt.
-
1 Bepalingen in huwelijkse voorwaarden kunnen aan derden die daarvan onkundig waren,
slechts worden tegengeworpen, indien die bepalingen ingeschreven waren in het openbaar
huwelijksgoederenregister, gehouden ter griffie der rechtbank binnen welker rechtsgebied
het huwelijk is voltrokken, of, indien het huwelijk buiten Nederland is aangegaan,
ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage.
-
1 Huwelijkse voorwaarden vóór het huwelijk gemaakt of gewijzigd, zijn slechts geldig,
indien zij wier toestemming tot het huwelijk noodzakelijk is, bij de akte hun toestemming
tot de huwelijkse voorwaarden of de wijziging hebben gegeven; is de toestemming van
de kantonrechter nodig, dan kan worden volstaan met vasthechting van zijn beschikking
aan de minuut van de akte. Op het verzoek tot toestemming van de kantonrechter is
artikel 39 lid 1 van dit boek van overeenkomstige toepassing.
De echtgenoot die onder curatele staat, kan na de huwelijksvoltrekking slechts met
toestemming van zijn curator huwelijkse voorwaarden maken of wijzigen.
-
2 De gehele of gedeeltelijke goedkeuring wordt slechts geweigerd, indien gevaar voor
benadeling van schuldeisers bestaat, of indien een of meer voorwaarden strijden met
dwingende wetsbepalingen, de goede zeden of de openbare orde.
-
2 Bepalingen in deze huwelijkse voorwaarden kunnen aan derden die daarvan onkundig
waren, slechts worden tegengeworpen, indien zij ten minste veertien dagen in het huwelijksgoederenregister
ingeschreven waren.
-
1 Partijen kunnen bij huwelijkse voorwaarden afwijken van de regels der wettelijke gemeenschap,
mits die voorwaarden niet met dwingende wetsbepalingen, de goede zeden, of de openbare
orde strijden.
De bepalingen van de vorige titel zijn van toepassing, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk
of door de aard der bedingen, bij de huwelijkse voorwaarden gemaakt, is afgeweken.
Wanneer bij huwelijkse voorwaarden een gemeenschap van vruchten en inkomsten is overeengekomen,
gelden de artikelen 124-127 van dit boek, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk of door de aard der bedingen is afgeweken.
-
1 De gemeenschap van vruchten en inkomsten omvat, wat haar baten betreft, alle goederen
die de echtgenoten tijdens het bestaan van de gemeenschap hebben verkregen anders
dan door erfopvolging, making of gift, met uitzondering van hetgeen krachtens de volgende
leden buiten de gemeenschap valt.
-
3 Buiten de gemeenschap valt hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap
valt, alsmede een vordering tot vergoeding die in de plaats van een eigen goed van
een echtgenoot treedt, waaronder begrepen een vordering ter zake van waardevermindering
van zulk een goed.
De gemeenschap van vruchten en inkomsten omvat, wat haar lasten betreft, alle schulden
van de echtgenoten, met uitzondering van die welke hetzij bij de aanvang van de gemeenschap
bestonden, hetzij op verkrijgingen door erfopvolging, making of gift drukken, hetzij
slechts de persoon of eigen goederen van één der echtgenoten betreffen en noch geheel
noch gedeeltelijk uit inkomsten betaald plegen te worden. Een schuld die een echtgenoot
met medeweten van de schuldeiser in verband met de verwerving van een eigen goed aangaat,
valt niet in de gemeenschap.
-
3 Voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winsten
van een niet op zijn eigen naam uitgeoefend bedrijf hem rechtstreeks of middellijk
ten goede komen, wordt dat bedrijf voor de toepassing van het vorige lid aangemerkt
als een door die echtgenoot uitgeoefend bedrijf.
Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap van vruchten en inkomsten de goederen
der gemeenschap, met inachtneming van de in het vorige artikel en de artikelen 95 lid 2 en 96 lid 2 van dit boek bedoelde vergoedingen, niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te
voldoen, worden deze gedragen door de echtgenoot van wiens zijde zij in de gemeenschap
zijn gevallen, voor zover de aard der schulden niet tot een andere draagplicht leidt.
Wanneer bij huwelijkse voorwaarden is overeengekomen dat er gemeenschap van winst
en verlies zal bestaan, zijn de artikelen 124-126 van dit boek van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk of door de
aard der bedingen is afgeweken.
Wanneer bij huwelijkse voorwaarden een deelgenootschap is overeengekomen, gelden de
voorschriften van de volgende afdeling, voor zover daarvan niet uitdrukkelijk of door
de aard der bedingen is afgeweken.
Een echtgenoot kan tegen derden zijn aanbreng van bij huwelijkse voorwaarden buiten
de gemeenschap gehouden goederen, voor wat betreft rechten aan toonder en zaken die
geen registergoederen zijn, slechts bewijzen door hun vermelding in de akte van huwelijkse
voorwaarden of in een door de partijen en de notaris ondertekende, aan de minuut van
die akte vastgehechte beschrijving. Indien de vermelding van een goed geen afdoende
omschrijving daarvan biedt, kan aanvullend bewijs door alle middelen worden geleverd;
ten aanzien van goederen die een echtgenoot buiten diens weten opgekomen waren, kan
het bewijs door alle middelen worden geleverd.
-
1 Bestaat tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een recht aan toonder
of een zaak die geen registergoed is, toebehoort en kan geen van beiden zijn recht
op dit goed bewijzen, dan wordt dat goed als gemeenschapsgoed aangemerkt, wanneer
tussen hen een gemeenschap bestaat die dit goed kan omvatten; bestaat er geen zodanige
gemeenschap, dan wordt het goed geacht aan ieder der echtgenoten voor de helft toe
te behoren.
Afdeling 2. Het wettelijk deelgenootschap
Het deelgenootschap eindigt:
-
a. door het eindigen van het huwelijk;
-
b. door scheiding van tafel en bed;
-
c. door een beschikking die het deelgenootschap opheft;
-
d. door een opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden.
Een echtgenoot kan de opheffing van het deelgenootschap verzoeken, wanneer de andere
echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, zijn goederen verspilt, of weigert
de verplichte opgave omtrent zijn vermogen te verstrekken.
-
2 De beschrijving bevat alle op het ogenblik waarop het deelgenootschap is geëindigd,
aanwezige goederen en alsdan bestaande schulden en lasten. Indien het deelgenootschap
is geëindigd door opheffing bij beschikking dan wel door echtscheiding of scheiding
van tafel en bed op verzoek van een der partijen, treedt voor het in de vorige zin
genoemde ogenblik in de plaats de aanvang van de dag waarop het daartoe strekkende
verzoek werd ingediend.
-
2 Heeft een der echtgenoten een verlies geleden, dat groter is dan de winst, die de
andere echtgenoot heeft gemaakt, dan wordt aan de eerstbedoelde echtgenoot slechts
de door de andere echtgenoot gemaakte winst uitgekeerd.
-
1 De vermeerdering of vermindering van het vermogen van een echtgenoot wordt vastgesteld
door van het bedrag, waarop zijn vermogen op het in artikel 136 lid 2 van dit boek aangewezen ogenblik wordt geschat, de aanvangswaarde van zijn stamvermogen af te
trekken.
-
3 Indien het deelgenootschap geëindigd is door opheffing bij beschikking, dan wel door
echtscheiding of door scheiding van tafel en bed op verzoek van een der partijen,
komen goederen die na de aanvang van de dag waarop het daartoe strekkende verzoek
werd gedaan zijn verkregen, alsmede de op de verkrijging dier goederen drukkende schulden
en lasten, voor de berekening van het stamvermogen niet in aanmerking.
Bij de berekening van de waarde, zowel van het stamvermogen als van het eindvermogen
van een echtgenoot, blijven buiten beschouwing goederen en schulden die ook, indien
tussen de echtgenoten de wettelijke gemeenschap van goederen had bestaan, bij de verdeling
daarvan niet in aanmerking zouden worden genomen.
De aanvangswaarde van de tot het stamvermogen behorende goederen wordt als volgt bewezen:
-
a. wat betreft de bij het aangaan van het deelgenootschap aanwezige goederen, uitsluitend
door de in het vorige artikel bedoelde staat. Ontbreekt een goed op die staat of is
de waarde daarvan niet daarbij vermeld, dan komt de waarde van dat goed niet voor
de berekening van de waarde van het stamvermogen van de betrokken echtgenoot in aanmerking;
-
b. wat betreft de door erfopvolging, making of gift verkregen goederen, door de aangifte
volgens welke het recht van successie, schenking of overgang is geheven; is een aanslag
niet overeenkomstig de aangifte geschied, dan wordt die aanslag aan het bewijs ten
grondslag gelegd. Bij gebreke van een aangifte en een aanslag, kan het bewijs door
alle middelen rechtens worden geleverd.
-
1 Schulden en lasten die in mindering van het stamvermogen komen, kunnen, ook wanneer
zij niet op de in de twee vorige artikelen genoemde geschriften zijn vermeld, door
de echtgenoot tot wiens vermogen zij niet behoren, met alle middelen rechtens worden
bewezen.
-
2 Schulden die onmiddellijk opeisbaar waren, worden op hun nominale waarde geschat.
Schulden onder tijdsbepaling worden geschat op de wijze als in de Faillissementswet voor de verificatie is aangegeven. Bij de schatting van schulden onder voorwaarde
wordt er rekening mede gehouden of op het ogenblik der beschrijving de voorwaarde
al of niet is vervuld.
-
2 In afwijking van het bovenstaande kan nochtans de rechtbank wegens gewichtige redenen,
en op verzoek van de tot uitkering verplichte echtgenoot, bepalen dat het verschuldigde
benevens de wettelijke rente eerst na verloop van een zekere tijd, hetzij ineens,
hetzij in termijnen, behoeft te worden voldaan. Hierbij let de rechtbank op de belangen
van beide partijen. Het verzoek wordt niet ingewilligd dan onder de voorwaarden dat
binnen een bepaalde tijd de schuldenaar door de rechtbank goedgekeurde zakelijke of
persoonlijke zekerheid voor de voldoening van hoofdsom en rente stelt.