Besluit regelen ontheffing functie militaire ambtenaren Koninklijke landmacht

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-10-2009 en zichtdatum 16-12-2024.
Geldend van 07-06-1969 t/m heden

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • b. Militair:

    • 1. de officier, op wie het gestelde in artikel 81 A van de Wet bevordering en ontslag beroepsofficieren (Stb. 1954, 575) van toepassing is;

    • 2. de tot het reserve-personeel behorende officier van de landmacht, wiens vrijwillig dienstverband hem tot doorlopende werkelijke dienst verplicht;

    • 3. de beroepsmilitair beneden de rang van tweede-luitenant behorende tot de Koninklijke landmacht, op wie het gestelde in artikel 116 B van het Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht en der Koninklijke Luchtmacht (Stb. 1931, 378) van toepassing is;

  • c. laatstelijk genoten bezoldiging:

    • 1e. van de datum van ontheffing van de uitoefening van de functie als bedoeld in artikel 2, af tot aan het tijdstip, bedoeld onder 2e: de som van de bij het vaststellen van de pensioengrondslag in beschouwing te nemen inkomsten en baten - in geld uitgedrukt -, waarop de militair op de dag voorafgaande aan de hiervoren bedoelde datum aanspraak had of zou hebben gehad, met uitzondering van de geldswaarde van het emolument vrije geneeskundige behandeling;

    • 2e. van de datum af, waarop, indien de militair in dezelfde rang of stand en klasse zijn functie was blijven uitoefenen, de onder 1e bedoelde som een ander bedrag zou hebben belopen: dat andere bedrag.

Artikel 2

  • 1 Tot 1 januari 1975 kan de militair, die de leeftijd van vijfenvijftig jaren heeft bereikt of overschreden, op zijn daartoe gedaan verzoek door Onze Minister eervol van de uitoefening van zijn functie worden ontheven en in afwachting van de dag waarop hij ter zake van het bereiken of overschrijden van die leeftijd zal worden ontslagen, huiswaarts worden gezonden.

  • 2 Onze Minister stelt regelen vast betreffende de toepassing van hetgeen in het vorige lid is bepaald.

Artikel 3

  • 1 Gedurende de tijd, dat de militair op grond van artikel 2 van de uitoefening van zijn functie is ontheven, ontvangt hij 80 percent van de laatstelijk genoten bezoldiging, vermeerderd met zoveel - doch ten hoogste 10 - malen 0,5 percent van die bezoldiging als het totaal aantal volle pensioengeldige dienstjaren op de dag van ingang van de ontheffing van de uitoefening van de functie meer dan 30 bedraagt.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.