Besluit Huwelijksgoederenregister 1969

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-06-2001 t/m 31-08-2008

Besluit van 26 november 1969, houdende regelen betreffende de wijze van inrichting en raadpleging van het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 september 1969, stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 373/669;

Gelet op artikel 116, alsmede de artikelen 86, 90, 104, 105, 106, 110, 112, 178, 189 en 196 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 1969, nr. 41);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 november 1969, stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 490/669;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Wanneer een inschrijving wordt verlangd in het huwelijksgoederenregister, moeten de volgende stukken aan de griffier worden overgelegd:

    • a. ter inschrijving van bepalingen in huwelijkse voorwaarden of in voorwaarden van een geregistreerd partnerschap: een authentiek afschrift of uittreksel van de akte waarbij die bepalingen zijn vastgesteld;

    • b. ter inschrijving van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in de artikelen 86 en 91 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: een authentiek afschrift van de uitspraak;

    • c. ter inschrijving van de eis tot opheffing van de gemeenschap, bedoeld in artikel 110 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: het exploit van dagvaarding;

    • d. ter inschrijving van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in de artikelen 112 en 173 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: een authentiek afschrift van de uitspraak alsmede, in het eerste geval, de verklaring van de griffier, strekkende tot bewijs dat tegen de uitspraak door geen wettig middel kan worden opgekomen;

  • 2 Van een verklaring houdende afstand van een huwelijksgemeenschap of een gemeenschap van een geregistreerd partnerschap” [tekstcorrectie :“partnerschap”” moet zijn “partnerschap,” ] bedoeld in de artikelen 104 en 105 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de griffier een akte op, die degene die afstand doet in persoon of bij gevolmachtigde ondertekent.

  • 3 3. Van een verklaring van de echtgenoten dat de scheiding van tafel en bed heeft opgehouden te bestaan, als bedoeld in artikel 176 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de griffier een akte op, die de echtgenoten in persoon of bij gevolmachtigde ondertekenen.

  • 4 Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolmachtigde niet advocaat, procureur of notaris is, moet een authentieke of onderhandse volmacht worden overgelegd. Een onderhandse volmacht wordt aan de akte gehecht.

Artikel 2

Een verlenging overeenkomstig artikel 106 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van de termijn voor het doen van afstand wordt door de griffier ambtshalve in het register aangetekend.

Artikel 3

  • 1 Voor elk echtpaar of elk geregistreerd paar te wiens aanzien een inschrijving geschiedt, wordt een kaart en zo nodig een omslag aangehouden, vermeldende naam en voornamen van de man en van de vrouw dan wel van de beide personen, alsmede plaats en datum van de huwelijksvoltrekking of het geregistreerd partnerschap dat is aangegaan.

  • 2 Op de kaart worden de inschrijvingen, met vermelding van hun dagtekening, aangebracht en door de griffier ondertekend.

  • 4 De kaarten dragen een nummer en worden gerangschikt in alfabetische volgorde naar de geslachtsnaam van de man, indien het een geregistreerd paar betreft, wordt de geslachtsnaam gekozen van die persoon wiens geslachtsnaam op grond van alfabetische volgorde het eerst in aanmerking komt. Het nummer van de kaart wordt op het omslag aangebracht.

Artikel 4

De griffier is verplicht aan ieder kosteloos inzage van het register te verstrekken. Hij is voorts verplicht om - met inachtneming van het bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde - aan ieder een uittreksel uit het register te verstrekken.

Artikel 6

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1970.

  • 2 Het kan worden aangehaald als Besluit Huwelijksgoederenregister 1969.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 26 november 1969

JULIANA.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Uitgegeven de vierde december 1969.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.