Stcrt. 2008, 130, datum inwerkingtreding 11-07-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2008.
Pensioengrondslag tijd voor 1 januari 1986; inbouw algemeen pensioen
1 Voor tijd vóór 1 januari 1986 is de pensioengrondslag de wedde.
2 De wedde wordt voor de toepassing van het eerste lid vermenigvuldigd met 100/110 indien
deze laatstelijk is genoten tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995. De aldus vastgestelde
pensioengrondslag is echter niet lager dan de wedde verminderd met € 2 867,89
[Red: per 1 januari 2008 € 4.434,37]
. Het bedrag van € 2 867,89
[Red: per 1 januari 2008 € 4.434,37]
wordt telkens aangepast bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 157, derde
lid, overeenkomstig de aanpassing van een bedrag dat, omgerekend naar euro’s, op 1
januari 1985 € 28 678,91 bedroeg.
3 De wedde wordt voor de toepassing van het eerste lid vermenigvuldigd met een debruteringsfactor
overeenkomstig artikel 139a, tweede lid, indien deze laatstelijk is genoten na 31
december 1994. Op het aldus gevonden bedrag is het tweede lid van dit artikel van
toepassing.
4 Bij de berekening van een pensioen van een gewezen wethouder die voor 1 januari 1986
voor zijn bezoldiging geacht werd niet de volledige werkweek aan het wethouderschap
te besteden, wordt de wedde, vastgesteld volgens het tweede of het derde lid, vermenigvuldigd
met de deeltijdfactor.
5 Voor de toepassing van de eerste en de tweede volzin wordt de vergoeding voor de werkzaamheden
als lid van provinciale staten of de raad niet beschouwd als daar bedoelde inkomsten
indien geen voorziening is getroffen als bedoeld in artikel 9 van het Rechtspositiebesluit
staten- en commissieleden dan wel in artikel 10 van het Rechtspositiebesluit raads-
en commissieleden.