Stb. 2010, 122, datum inwerkingtreding 24-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.
2 Het inbouwbedrag wordt berekend aan de hand van het bedrag van het algemeen pensioen
zoals dat luidt op 1 januari van het jaar waarin het recht op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen,
bijzonder nabestaandenpensioen of wezenpensioen ontstaat.
3 Indien het bedrag van het algemeen pensioen op grond van persoonlijke omstandigheden
wordt gewijzigd, wordt de pensioengrondslag herberekend. Het herberekende pensioen
gaat, onverminderd artikel 14c, tweede lid, in op dezelfde dag als waarop de bedoelde wijziging zich heeft voorgedaan.
4 Ten aanzien van hem die op het tijdstip met ingang waarvan voor hem recht op algemeen
pensioen ontstaat, reeds recht op pensioen heeft, vindt het vorige lid toepassing
met ingang van de eerste dag van de maand waarin het recht op algemeen pensioen is
ontstaan, of zo veel later als het pensioen is ingegaan.
5 Op een nabestaandenpensioen, niet zijnde een pensioen als bedoeld in artikel 17 of 62, dat is afgeleid van een pensioen waarop, in verband met het recht op een algemeen
pensioen voor gehuwden, het eerste lid van toepassing was, vindt dat lid niet eerder
toepassing dan met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin dat
pensioen krachtens het bepaalde in artikel 115, eerste lid, is geëindigd.
6 Het inbouwbedrag overschrijdt niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht
kan worden betrekking te hebben op het tijdvak, liggende tussen de aanvang en het
einde van de diensttijd waarnaar het pensioen is of geacht wordt te zijn berekend.
Stb. 2011, 531, datum inwerkingtreding 19-11-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 31-12-2008.
Inbouwbedrag
1 Voor een belanghebbende die tevens recht heeft op een algemeen pensioen, wordt het
deel daarvan dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd overeenkomende
met de diensttijd, waarnaar zijn pensioen is of geacht wordt te zijn berekend, tot
een maximum van 40 jaren, gerekend deel uit te maken van het bedrag van zijn pensioen,
met dien verstande dat:
-
a. voor zover diensttijd met 3,5 percent per jaar met pensioen wordt vergolden, deze
diensttijd met 2 wordt vermenigvuldigd;
-
b. voor zover diensttijd met 0,875 percent per jaar met pensioen wordt vergolden, deze
diensttijd met 0,5 wordt vermenigvuldigd.
Het in de vorige volzin omschreven deel wordt inbouwbedrag genoemd.
2 Het inbouwbedrag wordt berekend aan de hand van het bedrag van het algemeen pensioen
zoals dat luidt op 1 januari van het jaar waarin het recht op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen,
bijzonder nabestaandenpensioen of wezenpensioen ontstaat.
3 Indien het bedrag van het algemeen pensioen op grond van persoonlijke omstandigheden
wordt gewijzigd, wordt de pensioengrondslag herberekend. Het herberekende pensioen
gaat, onverminderd artikel 14c, tweede lid, in op dezelfde dag als waarop de bedoelde
wijziging zich heeft voorgedaan.
4 Ten aanzien van hem die op het tijdstip met ingang waarvan voor hem recht op algemeen
pensioen ontstaat, reeds recht op pensioen heeft, vindt het vorige lid toepassing
met ingang van de eerste dag van de maand waarin het recht op algemeen pensioen is
ontstaan, of zo veel later als het pensioen is ingegaan.
5 Op een nabestaandenpensioen, niet zijnde een pensioen als bedoeld in artikel 17 of
62, dat is afgeleid van een pensioen waarop, in verband met het recht op een algemeen
pensioen voor gehuwden, het eerste lid van toepassing was, vindt dat lid niet eerder
toepassing dan met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin dat
pensioen krachtens het bepaalde in artikel 115, eerste lid, is geëindigd.
6 Het inbouwbedrag overschrijdt niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht
kan worden betrekking te hebben op het tijdvak, liggende tussen de aanvang en het
einde van de diensttijd waarnaar het pensioen is of geacht wordt te zijn berekend.