Stcrt. 2006, 234, datum inwerkingtreding 02-12-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over jaren gelegen
voor 1 januari 1986.
2 Indien het bedrag dat tot grondslag heeft gestrekt voor de berekening van het pensioen,
nadat dat bedrag is aangepast aan de hand van de regels, bedoeld in artikel 157, derde
lid, op de dag met ingang waarvan artikel 155 voor de eerste maal ten aanzien van
het pensioen toepassing vindt, lager is dan f 32.094,-
[Red: per 1 januari 2006 € 16.066,47]
, wordt het met toepassing van laatstgenoemd artikel berekende inbouwbedrag vermenigvuldigd
met een breuk, waarvan de teller is eerstbedoeld bedrag op bedoelde dag en waarvan
de noemer is f 32.094,-
[Red: per 1 januari 2006 € 16.066,47]
. De uitkomst van deze vermenigvuldiging vormt in dat geval het inbouwbedrag. Het
in de eerste volzin genoemd bedrag wordt gewijzigd bij de ministeriële regeling bedoeld
in artikel 157.
3 Indien het pensioen rechtstreeks of middellijk is afgeleid van een eigen pensioen,
geldt voor de toepassing van het vorige lid als grondslag voor de berekening van het
pensioen, het bedrag dat heeft gestrekt tot grondslag voor de berekening van het eigen
pensioen.
4 Indien het bedrag van het algemeen ouderdomspensioen, dat gerekend wordt deel uit
te maken van het pensioen, reeds is verminderd krachtens het eerste lid, vindt artikel
102, eerste lid, slechts toepassing voor zover zulks nodig is om te voorkomen, dat
de som van evenbedoeld verminderd bedrag en het bedrag van de vermindering, bedoeld
in het eerste lid van artikel 102, zou overschrijden het bedrag dat, zonder toepassing
van het eerste lid, krachtens artikel 97 gerekend zou worden deel uit te maken van
het bedrag van het pensioen.
De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing in het geval bedoeld in artikel
102, derde lid.