Landbouwkwaliteitswet

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-06-2007 en zichtdatum 30-05-2008.
Geldend van 01-05-2007 t/m 27-09-2007

Wet van 8 april 1971, houdende een algemene regeling betreffende de kwaliteit van voortbrengselen van de landbouw en de visserij

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van de afzet een algemene regeling vast te stellen betreffende de kwaliteit van voortbrengselen van de landbouw en de visserij;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:

    • Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

    • landbouw: akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen -, teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur met inbegrip van bosbouw;

    • visserij: het vangen of kweken van vissen, schaal- en schelpdieren;

    • produkten: alle voortbrengselen van de landbouw en de visserij, alsmede de bij be- of verwerking daarvan verkregen voortbrengselen, derivaten en afvallen;

    • bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, ingesteld voor ondernemingen, die in het bedrijfsleven een functie vervullen ten aanzien van enig produkt;

    • landbouwkwaliteitsbesluit: een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2;

    • controle-instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, bedoeld in artikel 8;

    • verordening 2081/92: verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen (PbEG, L 208);

    • geografische aanduiding: geografische aanduiding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, van verordening 2081/92;

    • houder van de geografische aanduiding: een natuurlijke of rechtspersoon, die op grond van verordening 2081/92 gerechtigd is een geografische aanduiding te bezigen.

  • 2 Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt mede verstaan onder:

    • in- en uitvoer: iedere handeling, die kennelijk rechtstreeks gericht is op het bewerkstelligen van invoer, onderscheidenlijk uitvoer.

Artikel 2

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van de afzet regelen worden gesteld betreffende de kwaliteit van produkten. Deze regelen kunnen betrekking hebben op de oorsprong, de hoedanigheid, de sortering, de verzorging, de verpakking, de vorm, de afwerking, de aanduiding, de maat en het gewicht van produkten, alsmede op de betaling naar gelang van de kwaliteit van produkten.

  • 2 Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, in het eerste lid bedoeld, kunnen tevens regelen worden gesteld inzake

    • a. de inrichting en het gebruik, met betrekking tot produkten, van bedrijfsgebouwen en vervoermiddelen;

    • b. het gebruik en verbruik, met betrekking tot produkten, van toevoegingen, grond- en hulpstoffen;

    • c. de be- en verwerkingswijzen van produkten;

    • d. het gebruik, met betrekking tot produkten, van machines, werktuigen en gereedschappen;

    • e. de hoedanigheid en het gebruik van verpakkingsmiddelen voor produkten;

    • f. de verplichting voor een controle-instelling tot betaling aan bij haar aangeslotenen van door hen verschuldigde toeslagen in verband met de kwaliteit van produkten, alsmede de verplichting voor deze aangeslotenen tot betaling aan de controle-instelling van toegepaste kortingen in verband met de kwaliteit van produkten en van andere geldsommen ter financiering van de toeslagen.

  • 3 Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur, in het eerste lid bedoeld, wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen.

Artikel 3

  • 1 Bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit kan worden voorzien in het verlenen van vrijstelling, en, op aanvrage, ontheffing van hetgeen bij of krachtens dat besluit is geregeld.

  • 2 Aan vrijstellingen en ontheffingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 4

  • 1 Bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit kan medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam.

  • 2 Indien de van het bestuur van een bedrijfslichaam gevorderde medewerking bestaat in het stellen van nadere regelen bij verordening, behoeft zodanige verordening de goedkeuring van Onze Minister en van Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen. Krachtens de verordening genomen besluiten behoeven, voor zover zulks bij of krachtens het landbouwkwaliteitsbesluit is bepaald, de goedkeuring van de daarbij aangewezen autoriteit.

  • 3 Verordeningen, bedoeld in het tweede lid, kunnen onder meer inhouden toekenning aan een daarbij aan te wijzen orgaan van de bevoegdheid vrijstelling, en, op aanvrage, ontheffing van die verordeningen of krachtens deze vast te stellen voorschriften te verlenen.

Artikel 5

  • 1 Wij bepalen bij algemene maatregel van bestuur, in welke gevallen Onze Minister of Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen regelen krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit ten aanzien van ondernemingen, waarin daarbij aan te wijzen bedrijven op het gebied van industrie, handel en ambacht worden uitgeoefend, niet vaststellen dan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

  • 2 Bij dat besluit bepalen Wij tevens, in welke gevallen Onze Minister of Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen regelen krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit niet vaststellen dan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken met het oog op de daarbij betrokken consumentenbelangen.

  • 3 In zodanige gevallen behoeven verordeningen van bedrijfslichamen, als bedoeld in artikel 4, mede de goedkeuring van Onze genoemde Minister.

Artikel 6

  • 1 In een landbouwkwaliteitsbesluit kan worden bepaald, dat de ten in- of uitvoer bestemde produkten, waarop het betrekking heeft, ten invoer, onderscheidenlijk ten uitvoer moeten worden aangeboden op door Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen plaatsen.

  • 2 De in- en uitvoer, anders dan met inachtneming van het bepaalde krachtens het eerste lid, is verboden.

Artikel 7

  • 1 Indien bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit regelen zijn gesteld omtrent keuring van produkten, kunnen daarbij merken, tekenen of bewijsstukken worden vastgesteld als uitsluitend bestemd om door of vanwege de daartoe gerechtigde op produkten of op hun verpakking te worden aangebracht, dan wel bij die produkten te worden gevoegd.

  • 2 Bij of krachtens een besluit, in het eerste lid bedoeld, kunnen regelen worden gesteld betreffende het vervaardigen, voorhanden en in voorraad hebben, zomede het afleveren en gebruiken van merken, tekenen of bewijsstukken en van cliché's, stempels en andere werktuigen tot het vervaardigen of aanbrengen van die merken, tekenen of bewijsstukken.

Artikel 8

  • 1 In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met het toezicht op de naleving door de bij hen aangeslotenen van bij of krachtens dat besluit gestelde regelen.

  • 2 In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met de keuring, bedoeld in artikel 7, of met het toezicht daarop. Zij kunnen daarbij tevens bevoegd worden verklaard tot het uitreiken van merken, tekenen of bewijsstukken, in hetzelfde artikel bedoeld.

  • 3 In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen één of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met de uitvoering van de bij of krachtens dat besluit gestelde regelen inzake de betaling naar gelang van de kwaliteit van produkten.

Artikel 9

  • 1 In een landbouwkwaliteitsbesluit kan worden bepaald, dat gedragingen, ter zake waarvan bij of krachtens dat besluit regelen zijn gesteld, uitsluitend zijn toegestaan aan degenen, die zijn aangesloten bij een controle-instelling, daarbij krachtens artikel 8 aangewezen.

  • 2 In een landbouwkwaliteitsbesluit kan worden bepaald, dat controle-instellingen, welke daarin krachtens artikel 8 bevoegd zijn verklaard tot het uitreiken van merken, tekenen of bewijsstukken, in artikel 7 bedoeld, die merken, tekenen of bewijsstukken slechts mogen uitreiken aan of ten behoeve van bij hen aangeslotenen.

Artikel 10

  • 1 Een controle-instelling dient te voldoen aan de volgende vereisten:

    • a. zij moet ten doel hebben, door middel van het uitoefenen van toezicht of van keuring, de goede hoedanigheid, sortering, verzorging, verpakking, vorm, afwerking of aanduiding van een of meer produkten te bevorderen;

    • b. zij mag niet werkzaam zijn met het oogmerk winst te behalen;

    • c. zij moet ieder als aangeslotene toelaten, die haar schriftelijk de wens te kennen geeft zich overeenkomstig het in de statuten bepaalde aan haar toezicht te onderwerpen;

    • d. zij moet door de samenstelling van haar bestuur een algemeen de belanghebbenden vertegenwoordigend karakter hebben;

    • e. zij moet, indien bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit overeenkomstig artikel 7 een keuring is voorgeschreven, een reglement vaststellen betreffende het verloop van de keuring en van het uitreiken van merken, tekenen en bewijsstukken, bedoeld in artikel 7, indien de instelling overeenkomstig artikel 8 tot dat keuren en uitreiken bevoegd is verklaard; zij moet in dat reglement tevens regelen stellen inzake het maken van bezwaar tegen bij de keuring genomen beslissingen.

  • 2 Een controle-instelling als bedoeld in artikel 8, derde lid, moet in zoverre in afwijking van het in het eerste lid bepaalde:

    • - ten doel hebben de goede hoedanigheid van een of meer produkten door middel van betaling naar gelang van de kwaliteit te bevorderen;

    • - één of meer reglementen vaststellen welke een goede uitvoering van de regelen inzake de betaling van produkten naar gelang van de kwaliteit waarborgen; zij moet in die reglementen tevens regelen stellen inzake het maken van bezwaar tegen andere besluiten dan algemeen geldende voorschriften van één der organen van de controle-instelling.

  • 3 De statuten en reglementen, alsmede wijzigingen daarvan behoeven de goedkeuring van Onze Minister en van Onze Ministers, wie het mede aangaat, te zamen. Zij worden door de zorg van Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 11

  • 1 Een controle-instelling kan bedragen vaststellen voor de kosten van toezicht, keuring en, indien zij is een controle-instelling, bedoeld in artikel 8, derde lid, de in dat lid bedoelde uitvoering; zij regelt daarbij de wijze van inning van het uit dien hoofde door aangeslotenen verschuldigde.

  • 2 Regelingen, bedoeld in het eerste lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Zij worden door de zorg van Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 12

  • 1 Onze Minister benoemt de voorzitter van een controle-instelling, overeenkomstig het daaromtrent bij landbouwkwaliteitsbesluit bepaalde.

  • 2 De benoeming van een directeur van een controle-instelling behoeft de instemming van Onze Minister.

  • 3 De door Onze Minister aan te wijzen ambtenaren hebben recht van toegang tot de vergaderingen van het bestuur van een instelling. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

  • 4 Op een controle-instelling wordt rijkstoezicht uitgeoefend vanwege Onze Minister volgens door deze vast te stellen regelen. Zij is verplicht ten behoeve van het welslagen daarvan alle inlichtingen te verstrekken en alle medewerking te verlenen.

Artikel 13

  • 1 Bij overtreding van bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit gestelde regelen kunnen een of meer van de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

    • a. berisping;

    • b. geldboete;

    • c. het stellen van de betrokkene onder verscherpte controle op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren;

    • d. openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene.

  • 2 De controle-instelling regelt bij reglement de samenstelling en bevoegdheid van haar organen die de tuchtrechtspraak uitoefenen, alsmede de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding, een en ander met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 4 De controle-instelling geeft aan de opbrengsten van de geldboeten een bijzondere bestemming, welke de goedkeuring van Onze Minister behoeft.

Artikel 13a

  • 1 De houder van een geografische aanduiding kan zijn recht handhaven jegens een ieder die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een van de handelingen genoemd in artikel 13, eerste lid, van verordening 2081/92 verricht.

  • 2 De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het recht van de houder te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.

  • 3 De voorzieningenrechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk op dit recht toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de houder geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in het tweede lid toestaan.

  • 4 Schadevergoeding kan slechts worden gevorderd van degene die de handelingen bewust verricht. Van bewust handelen is in elk geval sprake, indien de inbreuk is gepleegd nadat de betrokkene bij deurwaardersexploot op de strijd tussen de handelingen en de geografische aanduiding is gewezen.

  • 5 In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.

  • 6 In plaats van schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de gedaagde veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter echter van oordeel is dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een dergelijke veroordeling, zal de rechter de gedaagde tot schadevergoeding kunnen veroordelen.

  • 7 De houder van een geografische aanduiding kan de vorderingen tot schadevergoeding of het afdragen van winst ook namens of mede namens de overige houders van de desbetreffende geografische aanduiding instellen.

  • 8 De houder van een geografische aanduiding heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt, of materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij de voortbrenging van die zaken als zijn eigendom op te eisen, dan wel onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Bij de beoordeling van de vordering wordt een afweging gemaakt tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen alsmede de belangen van derden.

  • 9 De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag, gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.

  • 10 De maatregelen bedoeld in het achtste en negende lid worden op kosten van de gedaagde uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

  • 11 De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen aan laatstgenoemde bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de houder van de geografische aanduiding mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.

  • 12 De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.

Artikel 14

Tegen een besluit van Onze Minister of van Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen, krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit genomen, tot verlening, weigering of intrekking van een vergunning of ontheffing, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Gelijk beroep staat open tegen zodanige besluiten van controle-instellingen.

Artikel 15

  • 1 Met het toezicht op de naleving van bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit gestelde eisen voor zover het betreft de bij een controle-instelling aangeslotenen, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, in dienst van die instelling. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, kunnen tezamen nadere voorschriften geven betreffende de monsterneming, de verpakking, de conservering, de verzegeling, de verzending en het onderzoek der monsters.

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 18

  • 2 Artikel 13 vindt geen toepassing, indien de Officier van Justitie, na overleg met de controle-instelling, heeft beslist, dat een overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan.

Artikel 19

  • 1 Met ingang van het tijdstip, waarop een landbouwkwaliteitsbesluit in werking treedt ten aanzien van een produkt, met betrekking waartoe bij of krachtens een van de volgende wetten, wetsdelen of besluiten, regelen zijn gesteld, wordt die wet, dat wetsdeel of dat besluit ten aanzien van dat produkt buiten werking gesteld:

    • a. de wet van 17 juni 1905, Stb. 213, houdende bepalingen betreffende het merken van boter, afkomstig van aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrolestation;

    • b. de wet van 17 juli 1911, Stb. 209, houdende bepalingen betreffende het merken van kaas, afkomstig van aangeslotenen bij een kaascontrolestation, hetwelk zich onder Rijkstoezicht heeft gesteld;

    • c. de wet van 31 mei 1929, Stb. 276, houdende bepalingen betreffende de in- en doorvoer van kippe- en eende-eieren;

    • d. de artikelen 5-7 van de Landbouwuitvoerwet 1929;

    • e. de Uitvoercontrolebesluiten, vastgesteld op grond van artikel 2 der Landbouwuitvoerwet 1938.

  • 2 Elke der in het vorige lid genoemde wetten vervalt met ingang van het tijdstip, waarop alle regelen, vastgesteld bij of krachtens die wet of de daarvan vermelde artikelen, buiten werking zijn getreden.

Artikel 20

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als: "Landbouwkwaliteitswet".

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 8 april 1971

JULIANA.

De Minister van Landbouw en Visserij,

P. J. LARDINOIS.

De Minister van Economische Zaken,

R. J. NELISSEN.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

R. J. H. KRUISINGA.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Uitgegeven de zeventiende juni 1971.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.