Besluit draagkracht vervolgden

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 01-01-2009 t/m 22-12-2009

Besluit van 21 juni 1973, houdende nadere regelen met betrekking tot de tegemoetkoming in bijzondere kosten en de bepaling van de financiële draagkracht ingevolge de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 19 april 1973, Directie Bijstandszaken, nr. 964-Bu;

Gelet op artikel 21, vierde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1972, 669);

Gezien de adviezen van de Uitkeringsraad, alsmede van de Stichting Joods Maatschappelijk Werk, de Stichting Pelita en de Stichting 1940-1945;

De Raad van State gehoord (advies van 9 mei 1973, nr. 17);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van 14 juni 1973, Directie Bijstandszaken, nr. 3527;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Bij het bepalen van de financiële draagkracht van de vervolgde ter zake van de toekenning van een tegemoetkoming in kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet wordt als zijn inkomen aangemerkt:

  • 2 Bij de vaststelling van het inkomen volgens het eerste lid, wordt uitgegaan van het inkomen zoals dit bij de definitieve vaststelling van de uitkering, bedoeld in artikel 59a van de wet, is of zou worden berekend over de maand met ingang waarvan de tegemoetkoming wordt toegekend. Indien een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt genoten en in de maand met ingang waarvan de tegemoetkoming wordt toegekend een eenmalige grondslagverhoging is uitgekeerd, wordt deze verhoging buiten beschouwing gelaten.

Terugwerkende kracht

Stb. 2009, 556, datum inwerkingtreding 23-12-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.

2 Bij de vaststelling van het inkomen volgens het eerste lid, wordt uitgegaan van het inkomen zoals dit bij de vaststelling van de uitkering, bedoeld in artikel 59a van de wet, is of zou worden berekend over de maand met ingang waarvan de tegemoetkoming wordt toegekend.

Artikel 3

De financiële draagkracht wordt eenmalig berekend en bepaald op:

Artikel 3a

  • 1 De ingevolge artikel 3 bepaalde financiële draagkracht wordt herzien:

    • a. op schriftelijk verzoek van de gerechtigde, indien de bepaalde draagkracht meer dan 30% in zijn nadeel afwijkt van de volgens artikel 3 bepaalde draagkracht, of

    • b. bij het door de gerechtigde bereiken van de 65-jarige leeftijd.

  • 2 Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, onder a, vindt de herziening plaats met ingang van de maand waarin het verzoek is gedaan. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, onder b, vindt de herziening plaats met ingang van de maand waarin de gerechtigde 65 jaar wordt.

Artikel 4

Indien de vervolging in het voormalige Nederlands-Indië heeft plaatsgehad en de uitkeringsgerechtigde in Indonesië gevestigd is, vindt het bepaalde in artikel 3 overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de grondslagen, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a en b, wordt uitgegaan van de grondslagen, genoemd in artikel 8, achtste lid, onder a en b, van de wet.

Artikel 5

De tegemoetkoming in de in artikel 2, eerste lid, bedoelde kosten van voorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag, waarmede die kosten de ingevolge artikel 3 berekende financiële draagkracht overschrijden.

Artikel 6

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit draagkracht vervolgden.

  • 2 Het treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 1973.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 21 juni 1973.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

W. MEIJER.

Uitgegeven de vierentwintigste juli 1973.

De Minister van Justitie a.i.,

DE GAAY FORTMAN.