Besluit nadere regelen leraren Rijksluchtvaartschool

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-07-1991.]
Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2010 en zichtdatum 10-10-2010.
Geldend van 12-07-1979 t/m heden

Besluit van 20 juni 1974, houdende nadere regelen met betrekking tot de bezoldiging, het overwerk en de vakantie van leraren belast met het theoretisch onderwijs aan de Rijksluchtvaartschool

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 maart 1974, nr. P 21325, Directie Personeelszaken en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 18 april 1974, nr. AB74/446, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;

Overwegende, dat het wenselijk is gebleken de bezoldiging van leraren bij de directie Rijksluchtvaartschool van de Rijksluchtvaartdienst, belast met het theoretisch onderwijs aan die school, alsmede hun aanspraken met betrekking tot vergoeding van overuren en tot vakantie nader te regelen;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929, op artikel 3, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement alsmede op artikel 3, eerste lid van het Arbeidsovereenkomstenbesluit;

De Raad van State gehoord (advies van 8 mei 1974, nr. 14);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 mei 1974, P 74/P 23067, Directie Personeelszaken en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 13 juni 1974, nr. AB 74/919, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

Onder leraar wordt in dit besluit verstaan de functionaris van de Rijksluchtvaartschool te werk gesteld bij de Theorieschool van de Rijksluchtvaartschool en belast met het geven van onderwijs.

Artikel 3

De Rijksluchtvaartschool wordt voor de toepassing van dit besluit beschouwd als een school voor hoger beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 4

Het salaris van de leraar wordt vastgesteld overeenkomstig de salarisregeling die geldt voor de leraar aan een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 5

Ten aanzien van de bij de Rijksluchtvaartschool te onderwijzen vakken gelden de bewijzen van bekwaamheid, met - indien vereist - het daarbij behorende bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en in de Overgangswet W.V.O.

Artikel 6

Voor de leraar, belast met het onderwijs in een vak waarvoor geen bewijs van bekwaamheid in de Overgangswet W.V.O. is aangewezen, stelt Onze Minister, gehoord de adviescommissie als bedoeld in artikel 12 van dit besluit, de salarisschaal vast volgens welke deze wordt bezoldigd, zulks overeenkomstig de voor de leraren bij het voortgezet onderwijs geldende bepalingen.

Artikel 7

Het salaris van de leraar met een volledige weektaak, wordt gelijkgesteld aan dat van een leraar aan een school voor voortgezet onderwijs in een volledige betrekking overeenkomstig de daartoe krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs gestelde regelen.

Artikel 8

De volledige weektaak omvat zowel leseenheden met de daaruit voortvloeiende werkzaamheden, als taakeenheden tot het verrichten van werkzaamheden die niet behoren tot de algemene voor de betrokken leraar uit zijn functie voortvloeiende taken.

Een volledige weektaak wordt geacht 29 les- dan wel taakeenheden te bevatten. Onder een leseenheid wordt verstaan het geven van onderwijs aan een klas gedurende een lestijd van 50 minuten en de daarmede verband houdende werkzaamheden. De taakeenheid omvat eenzelfde tijdsbestek als de leseenheid.

Artikel 9

Het salaris van een leraar met een niet-volledige weektaak wordt bepaald in evenredigheid met het aantal les- en taakeenheden per week.

Artikel 10

Op de leraar is niet van toepassing het bepaalde in artikel 14a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dan wel in artikel 14a van het Arbeidsovereenkomstenbesluit. Overuren - welke niet zonder toestemming van de betrokken leraar worden opgedragen - worden vergoed overeenkomstig de voor de leraren bij het voortgezet onderwijs terzake geldende regeling.

Artikel 11

Op de leraar is niet van toepassing het bepaalde in paragraaf 1 van hoofdstuk V van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dan wel in paragraaf 3 van hoofdstuk III van het Arbeidsovereenkomstenbesluit. De leraar geniet vakantie met behoud van bezoldiging in de tijdvakken gedurende welke, als gevolg van de vakanties van de leerlingen, geen onderwijs aan de Theorieschool van de Rijksluchtvaartschool wordt gegeven.

Artikel 12

Onze Minister stelt een adviescommissie in om hem terzake van de uitvoering van dit besluit van advies te dienen. De taak van de Commissie omvat het adviseren en het informeren van de Minister inzake:

  • a. het vaststellen van de vakken waarin aan de Rijksluchtvaartschool onderwijs moet worden gegeven, alsmede van de vereiste bevoegdheidsgraad;

  • b. het vaststellen, welke vakken als hoofdvakken moeten worden aangemerkt en welke vakken als bijvakken dienen te worden beschouwd;

  • c. het zo nodig nader vaststellen van de bevoegdheidseisen voor de aan te stellen leraar;

  • d. de geschiktheid van de aan te stellen leraar voor een bepaalde functie.

De leden van de Commissie worden door Onze Minister aangewezen. In de Commissie heeft mede een onderwijsdeskundige zitting, die in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt aangewezen.

Artikel 13

Voor zoveel een leraar gedurende de periode 1 augustus 1968 - 1 januari 1972 een hogere bezoldiging heeft genoten dan hem volgens de bepalingen van dit besluit toekomt, wordt hij geacht die hogere bezoldiging bij wijze van garantie te hebben genoten. Ingaande 1 januari 1972 wordt de leraar als vorenbedoeld ingepast in de voor hem, ingevolge de voorgaande bepalingen van dit besluit, geldende salarisschaal, met dien verstande dat hem dan het naasthogere salaris in die schaal wordt toegekend en onverlet zijn aanspraken op periodieke salarisverhoging in die schaal.

Artikel 14

Voor zoveel ten aanzien van de leraren bij de Rijksluchtvaartschool nadere algemene voorschriften ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit worden vereist, worden zodanige voorschriften vastgesteld door Onze Minister, gehoord de adviescommissie als bedoeld in artikel 12 alsmede de Bijzondere Commissie van Overleg bij de Rijksluchtvaartdienst.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt, voor zoveel de artikelen 4, 7, 9, 10 en 11 betreft, terug tot 1 januari 1972.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 20 juni 1974

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. WESTERTERP.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

DE GAAY FORTMAN.

Uitgegeven de twintigste augustus 1974.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.