Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-07-2002 en zichtdatum 22-12-2024.
Geldend van 16-08-1996 t/m 27-08-2002

Besluit van 19 juli 1974, houdende vaststelling van een regeling betreffende verlening aan gewezen rijkspersoneel van een aanvulling op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij onvrijwillige werkloosheid

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 januari 1973, nr. AW73/U14, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 en op artikel A 4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;

de Raad van State gehoord (advies van 14 februari 1973, nr. 6);

gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 3 juli 1974, nr. AW74/U563, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b. wachtgeld: elke uitkering ter zake van onvrijwillige werkloosheid;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkering: elke uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid;

  • d. invaliditeitspensioen: invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • e. betrokkene:

    • 1. de gewezen ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, met uitzondering van hem op wie hoofdstuk VI van dat reglement niet van toepassing was, aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn betrekking ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

    • 2. de gewezen ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, die op grond van artikel 42 van dat reglement aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het hem verleende ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen;

    • 3. de gewezen werknemer in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit wiens arbeidsovereenkomst met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen is beëindigd door opzegging wegens ongeschiktheid uit hoofde van ziekten of gebreken voor het vervullen van zijn betrekking, tenzij hij ter zake van het vervullen van die betrekking werknemer was in de zin van de Werkloosheidswet;

    • 4. de gewezen werknemer in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, die op grond van artikel 32c van dat besluit aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan de beëindiging der arbeidsovereenkomst geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen;

    • 5. de gewezen burgemeester, aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn ambt ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

    • 6. de gewezen burgemeester, die op grond van het Rechtspositiebesluit burgemeesters op de voet van artikel 42 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het hem verleende ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Een betrokkene heeft, indien hij onvrijwillig werkloos is, met ingang van de dag waarop het recht op invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk het recht op uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ingaat, recht op een uitkering.

  • 2 Voor de toepassing van het besluit wordt geen onvrijwillige werkloosheid aangenomen, indien betrokkene werkzaam blijft in een gelijktijdig vervulde volledige of als volledig aan te merken betrekking.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De duur van de uitkering bedraagt zes maanden.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De uitvoering van dit besluit wordt opgeschort:

    • a. gedurende de tijd, waarin de betrokkene aanspraak heeft op zijn laatstelijk genoten bezoldiging of loon;

    • b. indien en zolang de betrokkene aanspraak heeft op een invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een algemene invaliditeit van 80% of hoger;

    • c. met ingang van de dag, waarop de onvrijwillige werkloosheid eindigt.

  • 2 De uitvoering van dit besluit wordt in het geval, bedoeld in het vorige lid, onder c, onverminderd het overigens in dit besluit bepaalde, hervat bij opnieuw intredende onvrijwillige werkloosheid binnen 12 maanden na het tijdstip van ingang van het recht op uitkering krachtens dit besluit.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het recht op uitkering vervalt:

  • a. met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt;

  • b. met ingang van de dag waarop de betrokkene door eigen schuld of toedoen niet als onvrijwillig werkloos kan worden aangemerkt;

  • c. met ingang van de dag, waarop vaststaat dat de betrokkene, wegens het aanvaard hebben van een nieuwe betrekking bij arbeidsongeschiktheid aanspraak zal kunnen maken op arbeidsongeschiktheidsuitkering;

  • d. met ingang van de dag, waarop vaststaat dat de betrokkene, wegens het aanvaard hebben van een nieuwe betrekking bij onvrijwillige werkloosheid aanspraak zal kunnen maken op wachtgeld.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De uitkering bedraagt het verschil tussen het bedrag dat aan invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk aan uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt ontvangen dan wel kan worden ontvangen, en het bedrag dat bij een algemene invaliditeit van 80% of hoger aan invaliditeitspensioen, inbegrepen een daarop te verlenen aanvulling, onderscheidenlijk uitkering zou zijn ontvangen.

  • 2 Onder het bedrag dat aan invaliditeitspensioen wordt ontvangen worden mede begrepen het bedrag, dat ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet als aanvulling op dat pensioen wordt ontvangen en het bedrag aan uitkering op grond dan wel op de voet van artikel 45 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement dan wel artikel 33b van het Arbeidsovereenkomstenbesluit.

  • 3 Indien ter zake van de uitkering premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet wordt geheven, wordt de uitkering verhoogd met 7,1% van het bedrag der uitkering, waarover die premie wordt geheven.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Een uitkering op de voet van dit besluit wordt niet aangemerkt als wachtgeld in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Bij overlijden van een betrokkene die op het tijdstip van overlijden een uitkering krachtens dit besluit genoot wordt een op basis van het bedrag van de uitkering op dat tijdstip berekende smartegelduitkering verleend:

  • a. ter grootte van tweemaal de maandelijkse uitkering aan de weduwe of weduwnaar van betrokkene van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, indien de overledene een invaliditeitspensioen had; onder weduwe of weduwnaar wordt mede begrepen de nabestaande levenspartner met wie de niet-gehuwde betrokkene samenwoonde en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voerde op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding; tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt; Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt van het bestaan van dat samenlevingscontract; bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg; onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als ware het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor; ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de hierbedoelde uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de inkomsten van de overledene;

  • b. op de voet van het bepaalde omtrent smartegelduitkeringen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement, onderscheidenlijk in het Arbeidsovereenkomstenbesluit, bij overlijden van een rechthebbende op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien de overledene een zodanige uitkering genoot.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De bepalingen van dit besluit en de krachtens dit besluit gestelde regelen zijn voor zoveel mogelijk van toepassing ten aanzien van:

  • a. de gewezen ambtenaar en de gewezen werknemer in de zin van dit besluit die ter zake van zijn ontslag recht heeft op wachtgeld krachtens het Rijkswachtgeldbesluit 1959 of de Uitkeringsregeling 1966 en wiens recht op wachtgeld eindigt wegens het ontstaan van recht op invaliditeitspensioen wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van de betrekking, waaruit hij met recht op wachtgeld is ontslagen;

  • b. de gewezen ambtenaar en de gewezen arbeidscontractant in de zin van dit besluit, die als herplaatsbaar verklaarde ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet ter zake van zijn ontslag recht heeft op herplaatsingswachtgeld en wiens invaliditeitspensioen ingaat binnen 6 maanden na het hem verleende ontslag;

met dien verstande, dat de duur van de uitkering van de in dit artikel bedoelde betrokkene wordt verminderd met de duur van het tijdvak, waarin recht bestond op wachtgeld.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Uitkeringen krachtens dit besluit worden door Onze Minister toegekend op daartoe door of namens de betrokkene ingediend verzoek.

  • 2 De rechthebbende op een uitkering is verplicht alle gegevens te verschaffen die voor de uitvoering van dit besluit door Onze Minister noodzakelijk worden geacht en is voorts verplicht zich te gedragen naar door Onze Minister gegeven voorschriften.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Onze Minister kan regelen stellen ter voorkoming of beperking van samenloop van uitkeringen krachtens dit besluit, alsmede van uitkering krachtens dit besluit met andere uitkeringen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Een betrokkene als bedoeld in artikel 1, onder e, onderdelen 3 en 4, die bezwaar heeft tegen een beslissing welke te zijnen aanzien ter uitvoering van dit besluit is genomen, kan tegen die beslissing bezwaar maken.

Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Voor de toepassing van dit besluit worden onder ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, onderscheidenlijk werknemer in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit mede begrepen leden van het personeel van rijksuniversiteiten, rijkshogescholen en academische ziekenhuizen, wier rechtspositie door de bepalingen van genoemd reglement, onderscheidenlijk genoemd besluit wordt beheerst.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit vindt geen toepassing ten aanzien van hen die zijn ontslagen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit, dat kan worden aangehaald als "Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering" treedt in werking met ingang van 1 september 1974.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarna afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Porto Ercole , 19 juli 1974

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

DE GAAY FORTMAN.

Uitgegeven de zevenentwintigste augustus 1974.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.