Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van
25 maart 1974, DG Vgz/VA, no. 33436, en van de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Overwegende, dat regelen moeten worden gesteld ter uitvoering van de richtlijn van
de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 betreffende de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake textielbenamingen, nr. 71/307/EEG
(Pb.E.G. L 185), zoals deze richtlijn is aangepast bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden
en de aanpassing der Verdragen, met Bijlagen, gevoegd bij het op 22 januari 1972 te
Brussel tot stand gekomen Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken,
Ierland, Het Koninkrijk Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap
voor Atoomenergie (laatstelijk Trb. 1973, 63);
Gelet op de artikelen 14, 14a en 16a van de Warenwet (Stb. 1935, 793);
Gezien het advies van de commissie, bedoeld in artikel 17, zevende lid, van de Warenwet, door de Sociaal-Economische Raad ingesteld op grond van artikel 43 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22), van 10 januari 1974, nr. J 6770;
De Raad van State gehoord (advies van 1 mei 1974, no. 12);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne
van 3 juli 1974, DG Vgz/VA, no. 34029, en van de Staatssecretaris van Economische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: