Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren

[Regeling vervallen per 22-12-2009.]
Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-05-2007 en zichtdatum 23-05-2007.
Geldend van 23-05-2007 t/m 16-10-2007

Besluit van 28 november 1974, ter uitvoering van artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 oktober 1974, nr. HW/RWS 70183, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Waterstaatsrecht, gedaan mede namens Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

Gelet op artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1969, 536);

Gezien het advies van de Raad van de Waterstaat van 29 augustus 1974;

De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1974, nr. 24);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 22 november 1974, nr. HW/RWS 79359, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Waterstaatsrecht, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit worden onder vaartuigen mede verstaan:

    • a. drijvende werktuigen zoals baggerwerktuigen, zandzuigers, kranen, bokken en elevators;

    • b. installaties, opgericht op de bodem van de territoriale zee;

    • c. luchtkussenvaartuigen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Dit besluit is van toepassing met betrekking tot oppervlaktewateren met inbegrip van de territoriale zee.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Het is verboden een volgens het tweede lid aangewezen stof, die behoort tot de in de bijlage van dit besluit opgenomen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, op welke wijze ook, in enig oppervlaktewater te brengen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanwijzing geschiedt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Raad van de Waterstaat gehoord.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot stoffen, die slechts als sporen in andere stoffen voorkomen en die daaraan niet zijn toegevoegd om te zamen met die andere stoffen in enig oppervlaktewater te worden gebracht. Bij het in het tweede lid bedoelde besluit kan worden aangegeven welke concentraties of hoeveelheden per tijdseenheid van de aangewezen stof gelden als sporen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Onverminderd artikel 3 is het verboden zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen op andere wijze dan met behulp van een werk in enig oppervlaktewater te brengen, onder meer

    • a. door deze daarin te storten;

    • b. door deze onder het wateroppervlak uit te pompen, weg te pompen of te doen of te laten afvloeien;

    • c. door deze te storten, neder te leggen, te laten liggen, of te doen of te laten afvloeien op duinen, stranden, kwelders, slikken, kaden, bruggen, vlonders, aanlegsteigers, dijken, oevers of in het winterbed van enig oppervlaktewater;

    • d. bij het laden, lossen of overladen daarvan;

    • e. bij het uit- of inwendig reinigen van enig voertuig, vaartuig of luchtvaartuig.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het brengen in enig oppervlaktewater van:

Artikel 5

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet verontreniging oppervlaktewateren.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende bijlage en nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 28 november 1974

JULIANA

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. WESTERTERP.

De Minister van Volksgezondheid en milieuhygiëne,

I. VORRINK.

Uitgegeven de negenentwintigste november 1974

De Minister van Justitie

VAN AGT.

Bijlage van het Koninklijk besluit van 28 november 1974 (Stb. 709), houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn:

  • 1. Organische halogeenverbindingen.

  • 2. Organische siliciumverbindingen.

  • 3. Geur- en smaakstoffen.

  • 4. Minerale oliën.

  • 5. Antimoon, arsenicum, barium, beryllium, borium, cadmium, chroom, cobalt, koper, kwikzilver, lood, molybdeen, nikkel, selenium, tin, titanium, uranium, vanadium, zilver, zink en verbindingen van deze elementen.

  • 6. Cyaanwaterstofzuur, fluorwaterstofzuur, alsmede de van deze zuren afgeleide zouten.

  • 7. Elementair fosfor.

  • 8. Stoffen die kankerverwekkend zijn en stoffen waarvan in redelijkheid verwacht mag worden dat zij kankerverwekkende eigenschappen hebben.

  • 9. Biociden voorzover deze niet reeds onder de hiervoor genoemde stoffen vallen.

  • 10. Persistente door de mens gesynthetiseerde verbindingen, voorzover niet reeds onder voorgaande genoemd.