Besluit ongeregeld luchtvervoer

Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 21-12-2024.
Geldend van 12-06-2010 t/m heden

Besluit van 2 mei 1975, houdende regels inzake het ongeregeld luchtvervoer

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 7 april 1975, nr. Jur/L 21 811, Rijksluchtvaartdienst;

Gelet op artikel 76, eerste lid onder k en l, van de Luchtvaartwet;

De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1975, nr. 17);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 24 april 1975, nr. Jur/L 22 143, Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder ongeregeld vervoer: vluchten die niet onder een bilaterale luchtvaartovereenkomst vallen tenzij in een dergelijke overeenkomst daarover anderszins is bepaald.

Toepasselijkheid van het besluit

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op alle vluchten in ongeregeld vervoer door luchtvaartmaatschappijen in, naar of uit Nederland of met Nederland als tussenstation uit of naar landen niet behorende tot de Europese Unie.

Hoofdstuk II. Algemene bepalingen

Toestemming

Artikel 3

Voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald mogen vluchten in ongeregeld vervoer slechts worden uitgevoerd krachtens een daartoe strekkende toestemming door Onze Minister aan de betrokken luchtvaartmaatschappij.

Richtlijnen

Artikel 6

Bij het beslissen op een aanvraag voor ongeregeld luchtvervoer wordt in ieder geval rekening gehouden met:

  • a. het mogelijke negatieve effect van ongeregeld vervoer op de rentabiliteit van een reeds bestaande geregelde vlucht naar dezelfde bestemming;

  • b. het belang van de gebruikers bij een aan hun behoefte aangepast ongeregeld vervoer tegen een zo laag mogelijke prijs;

  • c. het uitgangspunt van wederkerigheid.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk , 2 mei 1975

Juliana

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Westerterp

Uitgegeven de negentwintigste mei 1975

De Minister van Justitie,

Van Agt