Wet verontreiniging zeewater

[Regeling vervallen per 22-12-2009.]
Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2008 en zichtdatum 08-12-2016.
Geldend van 12-07-2007 t/m 30-09-2008

Wet van 5 juni 1975, houdende voorschriften tot het voorkomen van de verontreiniging van de zee

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het mede ter uitvoering van het op 15 februari 1972 te Oslo tot stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee tengevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen (Trb. 1972, 62) noodzakelijk is voorschriften te stellen om de verontreiniging van de zee te voorkomen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    het Verdrag: het op 15 februari 1972 te Oslo tot stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee tengevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen (Trb. 1972, 62);

    lozen: zich ontdoen van stoffen door deze door of van vaartuigen of luchtvaartuigen in het water van de zee te brengen;

    het VN-Zeerechtverdrag: het op 10 december 1982 te Montego-Bay totstandgekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83).

  • 2 Onder lozen wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde mede verstaan het zich ontdoen van stoffen door deze op zee aan boord van een vaartuig te verbranden.

  • 3 Onder vaartuigen worden voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde mede verstaan:

    • a. installaties, opgericht op de bodem van de territoriale zee of van dat deel van de Noordzee, waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentaal plat;

    • b. luchtkussenvaartuigen.

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Onverminderd het recht van andere staten om overeenkomstig het VN-Zeerechtverdrag tot rechtsvervolging over te gaan, is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in of boven de Nederlandse exclusieve economische zone schuldig maakt aan overtreding van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet.

  • 2 Bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid wordt afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht genomen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet is niet van toepassing op:

Artikel 3

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Het is verboden de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen:

    • a. te lozen, dan wel

    • b. aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig te nemen met het oogmerk om die stoffen te lozen, dan wel

    • c. af te geven met het oogmerk om die stoffen te doen lozen.

  • 2 Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen stoffen de in dat lid gestelde verboden niet gelden indien deze stoffen op een daarbij aan te geven wijze worden of zullen worden geloosd.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op stoffen die slechts als sporen in andere stoffen voorkomen en die daaraan niet zijn toegevoegd met het doel om tezamen met die andere stoffen te worden geloosd.

  • 4 De voordracht tot een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Het is verboden afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, die niet vallen onder de in artikel 3, eerste lid, bedoelde verboden:

  • a. te lozen, dan wel

  • b. aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig te nemen met het oogmerk om die stoffen te lozen, dan wel

  • c. af te geven met het oogmerk om die stoffen te doen lozen,

tenzij voor dat lozen of voor dat aan boord nemen een ontheffing is verleend.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De in de artikelen 3, eerste lid, en 4 omschreven verboden gelden niet voor het lozen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, voorzover die handeling samenhangt met of voortvloeit uit het normale gebruik van het vaartuig of luchtvaartuig, mits dat gebruik niet ten doel heeft het lozen van dergelijke stoffen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

In de gevallen, waarin door overmacht het in artikel 3, eerste lid, of het in artikel 4 omschreven verbod om te lozen wordt overtreden, maakt de schipper van het vaartuig of de gezagvoerder van het luchtvaartuig van het voorval melding in het scheepsdagboek of het journaal. Tevens doet hij van dit voorval onverwijld mededeling aan Onze Minister.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Degene aan wie gevaarlijke afvalstoffen in de zin van de Wet milieubeheer worden afgegeven met het oogmerk deze te doen lozen, is verplicht elke zodanige afgifte aan een door gedeputeerde staten van de provincie waarin hij die afvalstoffen in ontvangst neemt, aan te wijzen instantie te melden, met inachtneming van daartoe door Onze Minister vast te stellen regels.

  • 2 Van de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt op diens verzoek mededeling gedaan aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3 Het is een persoon als bedoeld in het eerste lid, verboden gevaarlijke afvalstoffen in ontvangst te nemen zonder dat hem daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 van de Wet milieubeheer worden verstrekt.

Artikel 6b

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Het is verboden afvalstoffen waarop de verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190) van toepassing is, binnen Nederlands grondgebied te brengen, indien dat naar het oordeel van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in strijd zou zijn met het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Een ontheffing als bedoeld in artikel 4 wordt verleend door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 2 Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De voorschriften kunnen worden gewijzigd of aangevuld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald welke gegevens moeten worden verstrekt bij een verzoek om ontheffing of tot wijziging van de aan de ontheffing verbonden voorschriften. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat een zodanig verzoek moet worden ingediend bij een daarbij aangewezen instantie.

  • 3 Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer zijn niet van toepassing, indien het verzoek betrekking heeft op het in het buitenland aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig nemen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, met het oogmerk die stoffen te lozen, en de Staat op wier grondgebied dat aan boord nemen geschiedt, partij is bij:

    • a. het op 15 februari 1972 te Oslo tot stand gekomen Verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee tengevolge van het storten vanuit schepen of luchtvaartuigen (Trb. 1972, 62), dan wel bij

    • b. het op 29 december 1972 te Londen tot stand gekomen verdrag, met bijlagen, ter voorkoming van verontreiniging van de zee door het storten van afval en vuil (Trb. 1973, 172).

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Onze Minister kan een ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

    • a. de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b. de in artikel 7, tweede lid, bedoelde voorschriften niet in acht worden genomen;

    • c. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na de verlening der ontheffing, moet worden aangenomen dat het van kracht blijven der ontheffing het aan het tegengaan van de verontreiniging van de zee verbonden belang op onaanvaardbare wijze zou schaden, terwijl daaraan redelijkerwijs niet door het wijzigen of het aanvullen van de voorschriften kan worden tegemoet gekomen.

  • 2 Met betrekking tot een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onder c, is artikel 8a van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Beroep op de administratieve rechter staat open overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Een gedraging in strijd met een aan een ontheffing verbonden voorschrift is verboden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn de artikelen 18.3 tot en met 18.14, 18.15, onder b, en 18.16 van de Wet milieubeheer van toepassing.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De toezichthouder neemt bij het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, geven geen toestemming tot vertrek uit Nederland indien zij ernstige redenen hebben om te vermoeden dat in strijd met een der in de artikelen 3, eerste lid , en 4 omschreven verboden is of zal worden gehandeld.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Onze Minister doet jaarlijks verslag aan de Staten-Generaal over de aan deze wet gegeven toepassing. Dit verslag kan worden opgenomen als bijlage bij de memorie van toelichting op de Rijksbegroting.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Een op grond van artikel 1, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet verleende vergunning voor het in het water van de volle zee brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen wordt voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een ontheffing als bedoeld in artikel 4.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet kan worden aangehaald als "Wet verontreiniging zeewater".

Artikel 22

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet treedt in werking op een nader door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 5 juni 1975.

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. WESTERTERP.

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

I. VORRINK.

De Minister van Landbouw en Visserij,

VAN DER STEE.

De Minister van Economische Zaken,

R. F. M. LUBBERS.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

L. J. BRINKHORST.

Uitgegeven de vijftiende juli 1975.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.