Besluit registratie toediening Opiumwetmiddelen

[Regeling vervallen per 17-03-2003.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-05-2010 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 19-06-1998 t/m 16-03-2003

Besluit van 18 oktober 1976, houdende regelen met betrekking tot registratie van de toediening van Opiumwetmiddelen

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 29 september 1976, DG Vgz/GMI, no. 44796;

Gelet op de artikelen 3a, tweede lid, en 6, derde lid, van de Opiumwet (Stb. 1976, 425);

De Raad van State gehoord (advies van 13 oktober 1976, nr. 18);

Gezien het nader rapport van onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 15 oktober 1976, DG Vgz/GMI, nr. 45 117;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-03-2003]

Dit besluit is van toepassing op middelen ten aanzien waarvan de in artikel 2, eerste lid, van de Opiumwet gestelde verboden gelden.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-03-2003]

  • 1 Een arts die naar het gemeenschappelijk oordeel van de regionale geneeskundige inspecteur van de volksgezondheid en de regionale inspecteur van de volksgezondheid voor de geneesmiddelen niet voldoende aantoont dat hij middelen in de bevonden hoeveelheid tot uitoefening van de geneeskunst behoefde, is verplicht, na een daartoe strekkende gemeenschappelijke schriftelijke aanwijzing van de geneeskundige hoofdinspecteur van de volksgezondheid en de hoofdinspecteur van de volksgezondheid voor de geneesmiddelen, elke toediening in een uitsluitend daartoe bestemd register, ingericht en bijgehouden ten genoegen van voornoemde regionale inspecteurs, in te schrijven, onder vermelding van:

    • a. de naam en de hoeveelheid van het toegediende middel;

    • b. de naam en voorletters, alsmede het volledige adres van de persoon aan wie het middel is toegediend;

    • c. de datum van toediening.

  • 2 Een in het eerste lid bedoelde gemeenschappelijke aanwijzing geldt voor ten hoogste drie jaar; zij wordt door beide hoofdinspecteurs ondertekend en per aangetekende brief ter kennis van de arts gebracht en vermeldt de termijn waarvoor zij geldt.

  • 3 De arts is verplicht het in het eerste lid bedoelde register aan de in dat lid genoemde regionale inspecteurs op hun verzoek ter inzage over te leggen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 17-03-2003]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 23 juni 1976 (Stb. 424) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 18 oktober 1976

Juliana

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

I. Vorrink

Uitgegeven de zesentwintigste oktober 1976

De Minister van Justitie,

Van Agt