Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 met betrekking tot diensten ten aanzien van pensioenstichtingen

[Regeling vervallen per 07-12-2011.]
Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 01-01-2014.
Geldend van 01-04-1977 t/m 06-12-2011

Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 met betrekking tot diensten ten aanzien van pensioenstichtingen

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1.1 Rectificatie

[Regeling vervallen per 07-12-2011]

  • 1. Een ondernemer die aan werknemers toezeggingen doet omtrent pensioen kan op de voet van artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet ter uitvoering daarvan aan zijn onderneming een pensioenfonds verbinden (ondernemingspensioenfonds). In een dergelijk fonds worden dan ten behoeve van de werknemers gelden bijeengebracht welke strekken tot verzekering van pensioen.

    Voorts is een ondernemer die werknemers in de gelegenheid stelt te sparen voor een uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening op grond van artikel 3 van genoemde wet verplicht met het oog daarop aan zijn onderneming een spaarfonds te verbinden (ondernemingsspaarfonds).

    Na goedkeuring van de statuten en reglementen door de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid verkrijgen de hierbedoelde pensioen- en spaarfondsen rechtspersoonlijkheid.

  • 2. Het komt voor dat accountants, actuarissen en dergelijke ondernemers die ten behoeve van ondernemingspensioenfondsen en -spaarfondsen diensten verrichten de daarop betrekking hebbende faktuur uitreiken aan de ondernemer aan wiens onderneming het fonds is verbonden.

    De vraag is gesteld of de op de faktuur vermelde omzetbelasting door de ondernemer in aftrek kan worden gebracht.

    Gelet op het feit dat de onderhavige diensten worden verricht in verband met de uit meergenoemde wet voortvloeiende verplichtingen welke het bestuur van een fonds zijn opgelegd in het kader van het door de Verzekeringskamer uit te oefenen toezicht, dient naar mijn oordeel het standpunt te worden ingenomen dat de diensten jegens het bestuur van het fonds en niet jegens de ondernemer worden verricht. Aangezien in de meergenoemde wet voorts tal van bepalingen zijn opgenomen welke een verwevenheid tussen de onderneming en het fonds op bestuurlijk en financieel terrein verhinderen, acht ik in de hierbedoelde gevallen aftrek van voorbelasting door de ondernemer reeds op formele gronden uitgesloten.

    Mogelijk ten overvloede merk ik nog op dat ook in materieel opzicht de door accountants, actuarissen, e.d. ter zake van diensten ten behoeve van ondernemingspensioenfondsen en -spaarfondsen in rekening gebrachte omzetbelasting niet zonder meer voor aftrek als voorbelasting in aanmerking komt. Immers, zo deze fondsen al als ondernemer in de zin van de omzetbelastingwetgeving kunnen worden aangemerkt zullen hun prestaties in het algemeen en met name voor zover zij het karakter van verzekeringen dragen, zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968.