Wet van 4 mei 1977, houdende regelen inzake het treffen van wedervergeldingsmaatregelen
op het gebied van de zeescheepvaart
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen
in het belang van de verdediging van de economische belangen van de Nederlandse koopvaardij
en met het oog op de uitvoering van een internationale afspraak of een besluit van
een volkenrechtelijke organisatie betrekking hebbende op het vervoer ter zee;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: