Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken
en de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 13 april 1977, Directie
Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J. 1011;
Gehoord het Landbouwschap, het Produktschap voor Groenten en Fruit, het Bedrijfschap
voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Groenten en Fruit, het Bedrijfschap voor
de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit, het Uitvoer-Controle-Bureau voor
Tuinbouwprodukten, de Adviescommissie Warenwet, de Consumentenbond en het Konsumenten Kontakt;
Overwegende, dat regelen ter bevordering van de afzet van groenten en fruit, mede
met het oog op de uitvoering van de in het kader van de betreffende Europese marktorganisatie
vastgestelde bepalingen, dienen te worden gesteld;
Gelet op de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 12, eerste lid, en 19, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371);
De Raad van State gehoord (advies van 25 mei 1977, no. 16);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Economische
Zaken en de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 20 juli 1977,
Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, no. J.1628);
Hebben goedgevonden en verstaan: