Algemeen EEG-IJkbesluit

[Regeling vervallen per 01-02-2007.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-05-2010.
Geldend van 11-09-1998 t/m 31-01-2007

Besluit van 25 maart 1978, houdende regelen ten aanzien van meetmiddelen in verband met de uitvoering van bindende besluiten van de Raad of de Commissie van de Europese Gemeenschappen op het terrein van de metrologie

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Th.M. Hazekamp, van 5 januari 1978, no. 677/875 W.J.A.;

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen, nr. 71/316/EEG (Pb. E.G. L 202);

Gelet op de artikelen 6, 9, 11, 13, 16, 18 en 21a van de IJkwet 1937 (Stb. 627);

De Raad van State gehoord (advies van 15 februari 1978, no. 14);

Gezien het nader rapport van voornoemde Staatssecretaris van 17 maart 1978, no. 678/143 W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

wet: de IJkwet (Stb. 1989, 10);

kaderrichtlijn: de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen, nr. 71/316/EEG (Pb. E.G. L 202);

bijzondere richtlijn: een richtlijn - niet zijnde de kaderrichtlijn - van de Raad van de Europese Gemeenschappen of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

meetmiddel: een maat, een gewicht, een meet- of weegwerktuig of een meetinstrument;

afzonderlijk onderdeel of afzonderlijke hulpinrichting: een onderdeel, dat of een hulpinrichting, die bestemd is om in een meetmiddel te worden ingebouwd of aan een meetmiddel te worden toegevoegd;

andere EER-Staat: een Lid-Staat van de Europese Unie alsmede een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, niet zijnde het Koninkrijk der Nederlanden;

algemene ijktechnische voorschriften: de voorschriften, die bij artikel 6, eerste tot en met vierde lid, van de wet en bij of krachtens de artikelen 26, 27, 28, 30, 31 en 38, vierde lid, van het onderhavige besluit zijn gegeven;

specifieke ijktechnische voorschriften: de door de ijkinstelling of door of vanwege een andere Lid-Staat bij de EEG-modelgoedkeuring vastgestelde voorschriften, die zijn opgenomen in het certificaat van EEG-modelgoedkeuring, bedoeld in artikel 7, eerste lid, artikel 14, eerste lid, of in verband daarmede artikel 15, derde lid;

bijzondere ijktechnische voorschriften: de algemene ijktechnische voorschriften, die bij artikel 6, eerste tot en met vierde lid, van de wet en bij de artikelen 26, 27, 28, eerste en derde tot en met vijfde lid, 30, 31 en 38, vierde lid, van het onderhavige besluit zijn gegeven, en de krachtens artikel 28, tweede lid, gestelde eisen ten aanzien van de maximaal toelaatbare fouten, alsmede de specifieke ijktechnische voorschriften.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 De meetmiddelen ten aanzien waarvan op een daartoe strekkende aanvraag EEG-keuring wordt toegepast, zijn:

    • a. maten: de stoffelijke lengtematen;

    • b. gewichten:

      • 1°. de gewichten voor gewone weging,

      • 2°. de gewichten, die een grotere nauwkeurigheid hebben dan de gewichten voor gewone weging, met uitzondering van de metriekkaraatgewichten;

    • c. meetwerktuigen:

      • 1°. de balgen-, rotor- en schoepenradgasmeters,

      • 2°. de koudwatermeters en warmwatermeters, met uitzondering van warmwatermeters die bestemd zijn om te worden ingebouwd in een systeem voor overbrenging van thermische energie of die van elektronische inrichtingen zijn voorzien,

      • 3°. de meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water, uitgerust met volumemeters, waarin de vloeistof de beweging van wanden van meetkamers veroorzaakt, voor zover dit zijn:

        • I. benzinepompen, met uitzondering van benzinepompen, die verschillende soorten brandstof mengen, brandstof en olie mengen, voorzien zijn van elektrische of elektronische aanwijs- of hulpinrichtingen, voorzien zijn van zelfbedieningsinrichtingen of bestemd zijn voor meting van vloeibaar gas,

        • II. meetinstallaties op tankauto’s voor vervoer over de weg, bestemd voor afgifte van bij atmosferische druk opgeslagen vloeistof met een viscositeit van ten hoogste 20 mPa.s, uitgezonderd vloeistoffen voor menselijke consumptie,

        • III. meetinstallaties, bestemd voor meting van melk,

        • IV. andere dan onder III aangewezen meetinstallaties, bestemd voor ontvangst van vloeistoffen bij het lossen van tankschepen, tankwagons en tankauto's, of

        • V. vast opgestelde of op tankauto’s gemonteerde meetinstallaties - niet zijnde benzinepompen - bestemd voor meting van vloeibare gassen, uitgezonderd cryogene vloeistoffen,

      • 4°. de meetreservoirs in schepen voor de binnenvaart of de kustvaart,

      • 5°. de toestellen, bestemd voor de meting van het natuurgewicht van granen,

      • 6°. de taxameters, met uitzondering van elektronische taxameters;

    • d. weegwerktuigen:

      • 1°. de automatische weegwerktuigen, uitgevoerd als continu totaliserende bandwegers,

      • 2°. de automatische weegwerktuigen, uitgevoerd als gewichtscontrolemachines of als gewichtssorteermachines, met uitzondering van de weegwerktuigen welke een of meer elektronische onderdelen bezitten, en de eiersorteermachines;

    • e. meetinstrumenten:

      • 1°. [Red: vervallen,]

      • 2°. de inductieve kilowattuurmeters voor rechtstreekse netaansluiting, ingericht voor het meten van de actieve energie in wissel- of draaistroom met een frequentie van 50 Hz, met uitzondering van de overschrijdingsmeters en de meters met maximumaanwijzing,

      • 3°. de alcoholmeters en areometers voor alcohol, bestemd ter bepaling van het alcoholvolumegehalte of het alcoholmassagehalte van een mengsel van water en alcohol,

      • 4°. de manometers voor luchtbanden van automobielen.

  • 2 De EEG-keuring omvat de volgende vormen van onderzoek:

    • a. het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring;

    • b. de eerste EEG-ijk.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid, onder a, geldt niet ten aanzien van:

    • a. de meetmiddelen, die in het eerste lid, onder b, 1° en 2°, en c, 3°, sub IV, en 4°, zijn aangewezen, de in dat lid, onder c, 3°, sub III, aangewezen meetinstallaties, voor zover zij bestemd zijn voor afgifte van melk, en de in dat lid, onder c, 3°, sub V, aangewezen meetinstallaties, voor zover zij vast zijn opgesteld;

    • b. de niet-automatische weegwerktuigen voor gewone of grove weging, voor zover deze behoren tot een door Onze Minister aangewezen categorie en van een door hem omschreven samenstelling zijn.

§ 2. Onderzoek tot EEG-modelgoedjeuring

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Voor het model van een meetmiddel wordt de EEG-modelgoedkeuring niet verleend, indien niet de redelijke verwachting bestaat dat naar dat model vervaardigde meetmiddelen zullen voldoen aan de daarvoor gegeven algemene ijktechnische voorschriften.

  • 2 Het model wordt, tenzij door Onze Minister anders is bepaald, vertegenwoordigd door een exemplaar van het betrokken meetmiddel.

  • 3 Het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring omvat de bestudering van de aanvraag en van de bescheiden, die de aanvraag vergezellen en - voor zover het model wordt vertegenwoordigd door een of meer voorwerpen - een onderzoek van de metrologische eigenschappen daarvan.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Een onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring van een model van een meetmiddel geschiedt uitsluitend op aanvraag van de fabrikant van dat meetmiddel of zijn in Nederland of een andere EER-Staat gevestigde gemachtigde.

  • 2 De aanvraag bevat de door Onze Minister vastgestelde gegevens die het betrokken model kenmerken, alsmede die welke nodig zijn voor de identificatie van de aanvrager.

  • 3 Onze Minister stelt regelen omtrent het aantal afschriften van de aanvraag en omtrent de op het model of op de daarnaar vervaardigde of te vervaardigen meetmiddelen betrekking hebbende bescheiden, die de aanvraag moeten vergezellen, en het aantal van laatstbedoelde bescheiden; Onze Minister kan bepalen, dat een of meer maquettes van naar het model vervaardigde of te vervaardigen meetmiddelen of van onderdelen van zodanige meetmiddelen de aanvraag moeten vergezellen.

  • 4 Een aanvraag tot het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring wordt niet in behandeling genomen, zolang niet is voldaan aan het tweede lid en de krachtens het derde lid gestelde regelen of indien is gebleken dat een aanvraag van de betrokkene tot het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring voor hetzelfde model in een andere EER-Staat aanhangig is.

  • 5 De aanvrager van het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring is verplicht de ijkinstelling in de gelegenheid te stellen de exemplaren van het naar het model vervaardigde meetmiddel te onderzoeken die naar het oordeel van die instelling, met inachtneming van daaromtrent door Onze Minister gestelde regelen, voor een deugdelijk onderzoek nodig zijn.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Onze Minister kan met betrekking tot door hem aangewezen categorieën van meetmiddelen de plaats bepalen waar het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring geschiedt.

  • 2 Onze Minister kan regelen stellen omtrent voor het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring door de aanvrager te verlenen medewerking.

  • 3 Onverminderd artikel 25, eerste lid, van de wet, kan het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring worden geweigerd of beëindigd, indien blijkt, dat een aanvraag van de betrokkene tot het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring voor hetzelfde model in een andere EER-Staat aanhangig is.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 3, eerste lid, kan de EEG-modelgoedkeuring worden verleend voor een model van een meetmiddel bij de vervaardiging waarvan nieuwe technieken die niet zijn voorzien in de voor de betrokken categorie meetmiddelen krachtens artikel 28, tweede lid, gegeven algemene ijktechnische voorschriften, worden toegepast, ten gevolge waarvan het betrokken meetmiddel niet kan voldoen aan die voorschriften.

  • 2 Voor een model als bedoeld in het eerste lid kan de EEG-modelgoedkeuring niet worden verleend dan met verbinding daaraan van het voorschrift dat de plaatsen van opstelling van naar het model vervaardigde meetmiddelen schriftelijk aan de ijkinstelling moeten worden medegedeeld.

  • 3 Voor een model als bedoeld in het eerste lid kan de EEG-modelgoedkeuring worden verleend onder beperking:

    • a. van het aantal meetmiddelen, dat bij de eerste EEG-ijk kan worden goedgekeurd,

    • b. van het gebruik van naar het model vervaardigde meetmiddelen of

    • c. van de in artikel 11, eerste lid, bepaalde geldigheidsduur van die EEG-modelgoedkeuring.

  • 4 Onze Minister kan in afwijking van het derde lid ten aanzien van een door hem aangewezen categorie van meetmiddelen bepalen, dat de EEG-modelgoedkeuring voor een model als bedoeld in het eerste lid niet kan worden verleend dan onder één of meer van de door hem daartoe aangewezen beperkingen, bedoeld in het derde lid, en kan daarbij regelen omtrent de omvang van die beperkingen stellen.

  • 5 Bij de EEG-modelgoedkeuring van een model als bedoeld in het eerste lid worden door de ijkinstelling in verband met de nieuwe technieken die bij de vervaardiging van de betrokken meetmiddelen worden toegepast, specifieke ijktechnische voorschriften gesteld, waaraan naar dat model vervaardigde meetmiddelen moeten voldoen.

  • 6 Voor een model als bedoeld in het eerste lid wordt de EEG-modelgoedkeuring niet verleend, indien niet de redelijke verwachting bestaat dat naar dat model vervaardigde meetmiddelen zullen beantwoorden aan het ter zake van de maximaal toelaatbare fouten bepaalde in de voor de betrokken categorie meetmiddelen gegeven algemene ijktechnische voorschriften.

  • 7 Voor een model van een meetmiddel als bedoeld in het eerste lid wordt de EEG-modelgoedkeuring niet verleend dan na overleg met de bevoegde organen van de andere EER-Staten.

  • 8 Het voorschrift en de beperkingen, bedoeld in het tweede en derde lid, en de specifieke ijktechnische voorschriften bedoeld in het vijfde lid, worden onderscheidenlijk ingetrokken of opgeheven, zodra de redelijke verwachting als in artikel 3 bedoeld kan worden uitgesproken. De ijkinstelling deelt een zodanig besluit schriftelijk mede aan degene op wiens naam het met betrekking tot het goedgekeurde model afgegeven certificaat van EEG-modelgoedkeuring als in artikel 7, eerste lid, bedoeld is gesteld; die mededeling wordt vervat in een aanvulling op dat certificaat.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Van de EEG-modelgoedkeuring wordt aan de aanvrager van het onderzoek daartoe een op diens naam gesteld, gedagtekend en ondertekend certificaat van EEG-modelgoedkeuring door de ijkinstelling afgegeven.

  • 2 In het certificaat van EEG-modelgoedkeuring zijn opgenomen:

    • a. de gegevens, strekkende tot identificatie van de aanvrager, en de kenmerken van het model,

    • b. het voor de aanvrager met betrekking tot het goedgekeurde model door de ijkinstelling vastgestelde EEG-modelgoedkeuringsteken, alsmede

    • c. - indien toepassing is gegeven aan artikel 6, eerste lid - het aan de EEG-modelgoedkeuring verbonden voorschrift, de beperkingen waaronder die goedkeuring is verleend en de door de ijkinstelling gestelde specifieke ijktechnische voorschriften, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, waaraan naar het desbetreffende model vervaardigde meetmiddelen moeten voldoen, en

    • d. - indien het betreft door Onze Minister aangewezen categorieën van meetmiddelen - andere dan de onder a-c bedoelde, door hem bepaalde gegevens met betrekking tot het model of de daarnaar vervaardigde meetmiddelen.

  • 3 In door Onze Minister te bepalen gevallen kan in het certificaat van EEG-modelgoedkeuring het voorschrift worden opgenomen dat degene, op wiens naam dat certificaat is gesteld, op de door de ijkinstelling te bepalen plaats of plaatsen een of meer naar het goedgekeurde model vervaardigde meetmiddelen, onderdelen of maquettes van een zodanig meetmiddel of tekeningen met betrekking tot het model ter beschikking van de ijkinstelling stelt of houdt.

  • 4 Bij het certificaat van EEG-modelgoedkeuring worden aan de aanvrager de bescheiden, nodig ter identificatie van het model en ter verklaring van de werking van het desbetreffende meetmiddel, afgegeven.

  • 5 Onze Minister stelt het model van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring vast en maakt het model van het EEG-modelgoedkeuringsteken, zoals vastgesteld bij de kaderrichtlijn of een bijzondere richtlijn, bekend.

  • 6 In een geval, waarin artikel 6, achtste lid, toepassing vindt, stelt de ijkinstelling voor degene, op wiens naam het certificaat van EEG-modelgoedkeuring is gesteld, met betrekking tot diens reeds goedgekeurde model een nieuw EEG-modelgoedkeuringsteken vast, dat het oorspronkelijk voor dat model vastgestelde EEG-modelgoedkeuringsteken vervangt; het nieuwe EEG-modelgoedkeuringsteken is opgenomen in de aanvulling op het certificaat van EEG-modelgoedkeuring, bedoeld in artikel 6, achtste lid.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Indien een aanvrager het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring heeft verzocht voor een meetmiddel, dat naar het oordeel van de ijkinstelling een variant is van een meetmiddel, waarvoor blijkens een door de ijkinstelling aan die aanvrager afgegeven certificaat een EEG-modelgoedkeuring geldt, wordt bij goedkeuring van het betrokken model, in afwijking van artikel 7, eerste lid, van die EEG-modelgoedkeuring aan de aanvrager een op diens naam gesteld, gedagtekend en ondertekend certificaat van aanvullende EEG-modelgoedkeuring door de ijkinstelling afgegeven.

  • 2 Het EEG-modelgoedkeuringsteken, opgenomen in het in het eerste lid bedoelde certificaat van EEG-modelgoedkeuring, wordt met ingang van de dagtekening van het in dat lid bedoelde certificaat van aanvullende EEG-modelgoedkeuring geacht door de ijkinstelling voor de aanvrager mede met betrekking tot het goedgekeurde model van de variant te zijn vastgesteld.

  • 3 Ten aanzien van het certificaat van aanvullende EEG-modelgoedkeuring is artikel 7, tweede lid, onder a en d, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Onze Minister stelt het model van het certificaat van aanvullende EEG-modelgoedkeuring vast.

  • 5 Het eerste lid is niet van toepassing indien het verzoek van de aanvrager betreft:

    • a. een meetmiddel, dat naar het oordeel van de ijkinstelling een variant is van een meetmiddel met betrekking waartoe een ingevolge artikel 6, eerste lid, verleende EEG-modelgoedkeuring geldt;

    • b. een meetmiddel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, of

    • c. een meetmiddel dat bij het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring moet worden getoetst aan algemene ijktechnische voorschriften die ten gevolge van wijziging daarvan zodanig afwijken van de voorschriften, welke golden op de datum van dagtekening van het reeds aan de aanvrager afgegeven certificaat van EEG-modelgoedkeuring, dat het betrokken meetmiddel niet tevens aan laatstbedoelde voorschriften kan beantwoorden.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden de in artikel 6, achtste lid, bedoelde aanvulling van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring en het in artikel 8, eerste lid, bedoelde certificaat van aanvullende EEG-modelgoedkeuring geacht deel uit te maken van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring en worden onder het certificaat van EEG-modelgoedkeuring vorenbedoelde bescheiden mede verstaan.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Degene op wiens naam het certificaat van EEG-modelgoedkeuring is gesteld, is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd in de periode, waarin de EEG-modelgoedkeuring geldt voor het model of de modellen, waarop dat certificaat betrekking heeft, het met betrekking tot dat model of die modellen vastgestelde en in dat certificaat opgenomen EEG-modelgoedkeuringsteken aan te brengen op meetmiddelen, die naar dat model of een van die modellen zijn vervaardigd.

  • 2 Het is ieder ander dan de ingevolge het eerste lid gerechtigde verboden het EEG-modelgoedkeuringsteken, dat voor die gerechtigde is vastgesteld en in het op diens naam gestelde certificaat van EEG-modelgoedkeuring is opgenomen, op meetmiddelen aan te brengen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Behoudens het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6, derde lid, onder c, en vierde lid, en 12, is de geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring tien jaar.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de EEG-modelgoedkeuring verleend voor een periode die eindigt tien jaar na de eerste dagtekening van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring, indien het betreft een model van een variant als in artikel 8, eerste lid, bedoeld.

  • 3 De geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring voor een model ten aanzien waarvan een certificaat van aanvullende EEG-modelgoedkeuring als in artikel 8, eerste lid, bedoeld, is afgegeven, wordt gerekend van de dagtekening van dat certificaat af; ten aanzien van elk ander model wordt de geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring gerekend van de eerste dagtekening van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring af.

  • 4 Op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene op wiens naam het certificaat van EEG-modelgoedkeuring is gesteld, wordt de geldigheidsduur van een EEG-modelgoedkeuring, waarop dat certificaat betrekking heeft, telkenmale met een periode van tien jaar verlengd, mits dat verzoek wordt ingediend bij de ijkinstelling binnen een tijdvak, aanvangende een jaar en eindigende zes maanden voor de einddatum van de lopende geldigheidsduur.

  • 5 De geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring wordt echter niet verlengd, indien ten tijde van de beslissing op de aanvraag ten aanzien van de betrokken meetmiddelen:

    • a. zodanig gewijzigde algemene ijktechnische voorschriften gelden, dat onder de werking daarvan een EEG-modelgoedkeuring voor het betrokken model niet zou zijn verleend, of

    • b. ter uitvoering van een bekendgemaakte bijzondere richtlijn erin is of moet worden voorzien, dat uiterlijk met ingang van de dag, volgende op de einddatum van de lopende geldigheidsduur van de EEG-modelgoedkeuring een zodanige wijziging van de algemene ijktechnische voorschriften in werking is getreden, dat onder de werking van die voorschriften de betrokken EEG-modelgoedkeuring niet zou zijn verleend.

  • 6 Onze Minister kan in afwijking van het vierde lid bepalen dat de geldigheidsduur van een EEG-modelgoedkeuring met betrekking tot een model als bedoeld in artikel 6, eerste lid, niet wordt verlengd of slechts eenmaal wordt verlengd voor een door hem vastgestelde periode.

  • 7 Ten aanzien van de verlenging van de geldigheidsduur van een EEG-modelgoedkeuring van een model als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is artikel 6, tweede, derde, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Op het verzoek tot verlenging van de EEG-modelgoedkeuring beslist de ijkinstelling zo spoedig mogelijk na afloop van het in het vierde lid bedoelde tijdvak doch vóór de einddatum van de lopende geldigheidsduur. Dit besluit van de ijkinstelling wordt de betrokkene schriftelijk medegedeeld.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Een EEG-modelgoedkeuring wordt ingetrokken, indien aan de ijkinstelling uit een onderzoek blijkt dat de naar het goedgekeurde model vervaardigde meetmiddelen bij gebruik gebreken van algemene aard vertonen, welke die meetmiddelen ongeschikt maken voor hun doel.

  • 2 Een EEG-modelgoedkeuring kan worden ingetrokken, indien aan de ijkinstelling:

    • a. blijkt dat degene op wiens naam het certificaat van EEG-modelgoedkeuring is gesteld, het met betrekking tot het desbetreffende model vastgestelde EEG-modelgoedkeuringsteken heeft aangebracht op meetmiddelen die niet naar het goedgekeurde model zijn vervaardigd;

    • b. blijkt dat naar het goedgekeurde model vervaardigde meetmiddelen niet voldoen aan de daarvoor gegeven algemene of bijzondere ijktechnische voorschriften;

    • c. blijkt dat het voorschrift of de beperkingen, die ingevolge artikel 6, tweede lid, derde lid, onder a of b, of artikel 11, zevende lid, aan de EEG-modelgoedkeuring zijn verbonden, niet zijn nageleefd of in acht genomen;

    • d. blijkt dat de EEG-modelgoedkeuring ten onrechte is verleend;

    • e. door het bevoegde orgaan van een andere EER-Staat schriftelijk is medegedeeld dat is gebleken van feiten als omschreven in het eerste lid of in het onderhavige lid, onder a, b, c of d.

  • 3 In een geval als in het tweede lid, onder e, bedoeld vindt de intrekking van een EEG-modelgoedkeuring niet plaats dan na overleg van de ijkinstelling met het bevoegde orgaan van de betrokken EER-Staat.

  • 4 Indien een EEG-modelgoedkeuring wordt ingetrokken op een tijdstip, waarop ingevolge artikel 11 reeds voor de betrokkene die EEG-modelgoedkeuring is verlengd met ingang van een na dat tijdstip liggende datum, vervalt die verlenging van rechtswege.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

De ijkinstelling draagt zorg dat:

  • a. afschriften van elke bij haar ingediende aanvraag van een onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring aan de andere EER-Staten worden toegezonden;

  • b. afschriften van elk door haar afgegeven certificaat van EEG-modelgoedkeuring of van aanvullende EEG-modelgoedkeuring en van elk door haar genomen besluit als in artikel 6, achtste lid, bedoeld, aan de andere EER-Staten en - ten behoeve van de bekendmaking daarvan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen - aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden toegezonden;

  • c. een afschrift van het keuringsrapport, betrekking hebbende op een verricht onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring, aan een andere EER-Staat, op diens daartoe strekkend verzoek, wordt verstrekt;

  • d. het besluit tot weigering, tot verlenging of tot intrekking van een EEG-modelgoedkeuring alsmede alle overige feiten die van belang zijn voor de draagwijdte en de geldigheid van een EEG-modelgoedkeuring worden medegedeeld aan de andere EER-Staten en - ten behoeve van de bekendmaking van die besluiten en feiten, met uitzondering van het besluit tot weigering van een EEG-modelgoedkeuring, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen - aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Een bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddel, ten aanzien waarvan een door of vanwege een andere EER-Staat verleende EEG-modelgoedkeuring in die EER-Staat geldt en een afschrift van het door die EER-Staat afgegeven certificaat van EEG-modelgoedkeuring of van aanvullende EEG-modelgoedkeuring of een afschrift van de aanvulling op het certificaat van EEG-modelgoedkeuring als in artikel 6, achtste lid, bedoeld, aan de ijkinstelling is verstrekt, wordt voor de toepassing van de wet en de daarop berustende besluiten aangemerkt als een meetmiddel, ten aanzien waarvan een door de ijkinstelling verleende EEG-modelgoedkeuring geldt en door de ijkinstelling onderscheidenlijk een certificaat van EEG-modelgoedkeuring of van aanvullende EEG-modelgoedkeuring of een aanvulling op het certificaat van EEG-modelgoedkeuring is afgegeven, met dien verstande dat:

    • a. ten aanzien van dat meetmiddel als EEG-modelgoedkeuringsteken geldt het met betrekking tot het model van dat meetmiddel door of vanwege die andere EER-Staat vastgestelde EEG-modelgoedkeuringsteken;

    • b. ten aanzien van die EEG-modelgoedkeuring door de ijkinstelling de artikelen 6, achtste lid, 8, eerste lid, 11, vierde en achtste lid, 12 en 13 niet worden toegepast.

  • 2 Onze Minister maakt het model van het in het eerste lid, onder a, bedoelde EEG-modelgoedkeuringsteken, zoals bij de kaderrichtlijn of een bijzondere richtlijn voor elk der andere EER-Staten vastgesteld, bekend.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Op een afzonderlijk onderdeel of een afzonderlijke hulpinrichting voor een bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddel wordt op een daartoe strekkend verzoek een onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring toegepast, voor zover de voor dat meetmiddel gegeven algemene ijktechnische voorschriften uitdrukkelijk bepalingen bevatten ten aanzien van dat onderdeel of die hulpinrichting als deel van het betrokken meetmiddel.

  • 2 Ten aanzien van een onderdeel of hulpinrichting als in het eerste lid bedoeld gelden als algemene ijktechnische voorschriften die bepalingen van de voor het betrokken meetmiddel gegeven algemene ijktechnische voorschriften, welke op het desbetreffende onderdeel of de desbetreffende hulpinrichting als deel van het betrokken meetmiddel betrekking of mede betrekking hebben.

  • 3 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde onderdelen en hulpinrichtingen is het met betrekking tot een meetmiddel of met betrekking tot meetmiddelen bepaalde in de artikelen 3-14 - met uitzondering van artikel 6, tweede lid, - van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Aan de EEG-modelgoedkeuring voor een onderdeel of een hulpinrichting als in het eerste lid bedoeld kunnen voorschriften worden verbonden ter zake van de werking van het samenstel van dat onderdeel onderscheidenlijk die hulpinrichting, en de meetmiddelen, waarvoor dat onderdeel kan worden toegepast of waaraan die hulpinrichting kan worden toegevoegd.

  • 5 De EEG-modelgoedkeuring van een onderdeel of een hulpinrichting als in het eerste lid bedoeld kan worden verleend onder de beperking dat dat onderdeel uitsluitend mag worden toegepast in, of die hulpinrichting uitsluitend mag worden toegevoegd aan door de ijkinstelling aangewezen meetmiddelen.

  • 6 In het certificaat van EEG-modelgoedkeuring van een onderdeel of hulpinrichting als in het eerste lid bedoeld zijn de voorschriften, bedoeld in het vierde lid, en de beperking, bedoeld in het vijfde lid, opgenomen.

§ 3. Eerste EEG-ijk

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Ten aanzien van een meetmiddel, waarop de beide vormen van een EEG-keuring, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van toepassing zijn, moet bij de aanbieding daarvan tot de eerste EEG-ijk een EEG-modelgoedkeuring gelden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Onze Minister maakt het bij de kaderrichtlijn vastgestelde EEG-teken bekend, waarvan bij artikel 2, derde lid, aangewezen meetmiddelen door de fabrikant daarvan kunnen worden voorzien; hij kan bepalen, dat bedoelde meetmiddelen niet tot de eerste EEG-ijk worden toegelaten, indien zij niet dienovereenkomstig van dat teken zijn voorzien.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Een meetmiddel wordt bij de eerste EEG-ijk niet goedgekeurd, indien:

    • a. het blijkt te zijn voorzien van een EEG-modelgoedkeuringsteken in strijd met artikel 10, tweede lid,

    • b. het niet is vervaardigd naar een model, waarvoor ten tijde van de aanbieding tot de eerste EEG-ijk een EEG-modelgoedkeuring geldt,

    • c. het niet is voorzien van het met betrekking tot het goedgekeurde model daarvan vastgestelde EEG-modelgoedkeuringsteken,

    • d. voor het model daarvan een EEG-modelgoedkeuring is verleend onder een beperking als in artikel 6, derde lid, onder a, bedoeld en het beperkte aantal meetmiddelen bij de eerste EEG-ijk reeds blijkt te zijn goedgekeurd, of

    • e. het niet voldoet aan:

      • 1°. de daarvoor gegeven algemene ijktechnische voorschriften zoals die golden op het tijdstip van de eerste dagtekening van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring, of

      • 2°. ingeval het betreft een meetmiddel, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, de daarvoor gegeven bijzondere ijktechnische voorschriften zoals die golden op het tijdstip van de eerste dagtekening van het certificaat van EEG-modelgoedkeuring, dan wel

      • 3°. ingeval het betreft een meetmiddel, als bedoeld in artikel 2, derde lid, de daarvoor geldende algemene ijktechnische voorschriften.

  • 2 Het eerste lid, onder b en c, geldt niet ten aanzien van een meetmiddel als bedoeld in artikel 2, derde lid.

  • 3 Onze Minister kan bepalen, dat ten aanzien van door hem aangewezen categorieën van meetmiddelen of in door hem aangewezen categorieën van gevallen het eerste lid, onder c, niet geldt.

  • 4 Een meetmiddel dat bij de eerste EEG-ijk wordt goedgekeurd, wordt ten bewijze daarvan van het uit twee delen bestaande ijkmerk van eerste EEG-ijk voorzien.

  • 5 Onze Minister kan ter uitvoering van een bijzondere richtlijn regelen stellen omtrent de voorziening van meetmiddelen met zegelmerken bij de eerste EEG-ijk.

  • 6 Een meetmiddel, dat bij de eerste EEG-ijk niet wordt goedgekeurd, kan worden voorzien van een afkeuringsmerk, dat identiek is aan het afkeuringsmerk waarvan het model is vastgesteld in artikel 20 van het IJkreglement (1989, 116).

  • 7 In afwijking van het vierde lid kan Onze Minister bepalen dat ten aanzien van door hem aangewezen categorieën van meetmiddelen of in door hem aangewezen categorieën van gevallen het ijkmerk van eerste EEG-ijk:

    • a. op de verpakking van de betrokken meetmiddelen wordt aangebracht of

    • b. wordt vervangen door een gewaarmerkte of gedagtekende verklaring.

Artikel 18a

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

De artikelen 16 en 18, eerste lid, onder b, zijn niet van toepassing ten aanzien van een meetmiddel, dat na kennelijk bij de eerste EEG-ijk reeds te zijn goedgekeurd, opnieuw tot de eerste EEG-ijk wordt aangeboden.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 De eerste EEG-ijk geschiedt ten aanzien van meetmiddelen, waarvan de juiste werking afhangt van omstandigheden met betrekking tot de opstelling of het gebruik, in meer dan één fase en geschiedt ten aanzien van de overige meetmiddelen in één fase, een en ander voor zover Onze Minister niet anders heeft bepaald.

  • 2 Bij de eerste EEG-ijk in meer fasen wordt een meetmiddel, dat is goedgekeurd:

    • a. bij een fase - niet zijnde de slotfase - ten bewijze daarvan voorzien van het eerste deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk;

    • b. bij de slotfase, ten bewijze daarvan voorzien van het uit twee delen bestaande ijkmerk van eerste EEG-ijk door het aanbrengen van hetzij het tweede deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk, hetzij de beide delen van dat ijkmerk.

  • 3 Onze Minister kan de plaats of plaatsen bepalen waar de eerste EEG-ijk en, voor zover het de eerste EEG-ijk in meer fasen betreft, die fasen, met uitzondering van de slotfase, geschieden; de slotfase van de eerste EEG-ijk geschiedt ter plaatse van opstelling van het meetmiddel.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Een meetmiddel, dat in één of meer andere EER-Staten één of meer fasen van de eerste EEG-ijk - niet zijnde de slotfase - heeft ondergaan en waarop door of vanwege de betrokken EER-Staat of EER-Staten het eerste deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk is aangebracht, wordt voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen gelijk gesteld met een meetmiddel dat bij de betrokken fase of fasen door de ijkinstelling is goedgekeurd.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Ten aanzien van meetreservoirs in schepen voor de binnenvaart of de kustvaart, aangewezen in artikel 2, eerste lid, onder c, 4°, waarvoor de het ijkmerk van eerste EEG-ijk vervangende verklaring, bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder b, is afgegeven, geschiedt de herkeuring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder a, van de IJkwet, telkens in aaneensluitende tijdvakken van twaalf jaar, te rekenen vanaf de dagtekening van die verklaring.

  • 2 Ten aanzien van meetreservoirs als in het eerste lid bedoeld, waarop voor 1 juli 1978 door de dienst van het IJkwezen een ijkmerk van eerste EEG-ijk is aangebracht, geschiedt de herkeuring als in het eerste lid bedoeld, telkens in aaneensluitende tijdvakken van twaalf jaar, te rekenen vanaf de dagtekening van het ter gelegenheid van de goedkeuring van de meetreservoirs afgegeven certificaat.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid geschiedt de herkeuring als in het eerste lid bedoeld eveneens, indien ten gevolge van vervorming, herstelling of verbouwing de metrologische eigenschappen van de meetreservoirs als in het eerste lid bedoeld kunnen zijn gewijzigd.

Artikel 21a

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Bij de eerste EEG-ijk wordt elk meetmiddel afzonderlijk aan een onderzoek onderworpen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister regelen stellen, volgens welke in door hem bepaalde categorieën van gevallen of ten aanzien van door hem daartoe aangewezen categorieën van meetmiddelen de eerste EEG-ijk anders dan stuksgewijze plaatsvindt.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde regelen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de keuring van een partij meetmiddelen door middel van een feitelijk onderzoek van een aantal exemplaren, dat als steekproef uit die partij is genomen;

    • b. de samenstelling van de partij;

    • c. de grootte van de partij en van de steekproef;

    • d. de maatstaven aan de hand waarvan op grond van de uitslag van het onderzoek van de steekproef meetmiddelen, die tot de partij behoren, bij de eerste EEG-ijk worden goedgekeurd onderscheidenlijk niet worden goedgekeurd, en

    • e. de mededeling aan de aanvrager van de eerste EEG-ijk van de voor de meetmiddelen, behorende tot de betrokken partij, vastgestelde uitslag van het onderzoek en de wijze waarop die mededeling wordt gedaan.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Onze Minister kan regelen stellen omtrent:

    • a. de bescheiden die bij de aanvraag tot eerste EEG-ijk met betrekking tot een meetmiddel moeten worden overgelegd;

    • b. de wijze waarop of de toestand waarin een meetmiddel voor de eerste EEG-ijk moet worden aangeboden;

    • c. de plaats voor en de wijze van het aanbrengen van het ijkmerk van eerste EEG-ijk of van delen van dat ijkmerk.

  • 2 Onze Minister maakt bekend:

    • a. het bij de kaderrichtlijn of een bijzondere richtlijn vastgestelde ijkmerk van eerste EEG-ijk, dat door de ijkinstelling, door een ijkbevoegde of door of vanwege een andere EER-Staat in geval van goedkeuring bij de eerste EEG-ijk op meetmiddelen of - indien toepassing is gegeven aan artikel 18, zevende lid, onder a, - op de verpakking daarvan kan worden aangebracht;

    • b. - indien toepassing is gegeven aan artikel 18, zevende lid, onder b, - het bij een bijzondere richtlijn vastgestelde model van de verklaring, welke ter vervanging van het ijkmerk van eerste EEG-ijk door de ijkinstelling, door een ijkbevoegde of door of vanwege een andere EER-Staat bij de eerste EEG-ijk kan worden afgegeven;

    • c. - indien toepassing is gegeven aan artikel 18, vijfde lid, - de bij de kaderrichtlijn of een bijzondere richtlijn vastgestelde EEG-zegelmerken, die door de ijkinstelling, door een ijkbevoegde of door of vanwege een andere EER-Staat bij de eerste EEG-ijk op meetmiddelen kunnen worden aangebracht.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Onze Minister kan regelen stellen omtrent de voor de eerste EEG-ijk door de aanvrager daarvan of de eigenaar of de houder van het betrokken meetmiddel te verlenen medewerking.

  • 2 Onverminderd artikel 25 van de wet kan de eerste EEG-ijk worden geweigerd of beëindigd, indien de aanvrager niet voldoet aan de krachtens artikel 22, eerste lid, onder a en b, gestelde regelen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Onze Minister kan bepalen, dat op een daartoe strekkende aanvraag op door hem aangewezen afzonderlijke onderdelen of hulpinrichtingen voor door hem aangewezen categorieën van meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, de eerste EEG-ijk in één fase of een of meer fasen van de eerste EEG-ijk, met uitzondering van de slotfase, worden toegepast.

  • 2 Ten aanzien van de krachtens het eerste lid aangewezen onderdelen en hulpinrichtingen is het met betrekking tot een meetmiddel of het met betrekking tot meetmiddelen bepaalde in de artikelen 16, 18, eerste lid en derde tot en met zevende lid, 19, tweede lid, onder a, 20, 22 en 23, tenzij door Onze Minister anders is bepaald, alsmede het bepaalde in artikel 21a van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Onze Minister kan in afwijking van het tweede lid en in verband daarmede artikel 18, vierde lid, bepalen dat op een krachtens het eerste lid aangewezen voorwerp bij de eerste EEG-ijk, in geval van goedkeuring, slechts het eerste deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk op één dan wel meer plaatsen wordt aangebracht of dat het ijkmerk van eerste EEG-ijk op meer dan één plaats wordt aangebracht.

  • 4 Onze Minister kan bepalen dat bij de eerste EEG-ijk van een meetmiddel, behorende tot een door hem aangewezen categorie, in geval van goedkeuring daarvan ook de krachtens het eerste lid aangewezen voorwerpen, die deel van dat meetmiddel uitmaken en het eerste deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk dragen, op één dan wel meer plaatsen worden voorzien van het tweede deel van dat ijkmerk.

  • 5 Een krachtens het eerste lid aangewezen voorwerp dat op één dan wel meer plaatsen het door of vanwege een andere EER-Staat aangebrachte eerste deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk of een door of vanwege een andere EER-Staat aangebracht ijkmerk van eerste EEG-ijk draagt of ten aanzien waarvan een dat ijkmerk vervangende verklaring is afgegeven door of vanwege een andere EER-Staat, wordt voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen gelijk gesteld met een voorwerp dat op één of meer plaatsen door de ijkinstelling met inachtneming van de regelen, gegeven krachtens het eerste tot en met het vierde lid, is voorzien van het eerste deel van het ijkmerk van eerste EEG-ijk of is voorzien van een ijkmerk van eerste EEG-ijk onderscheidenlijk ten aanzien waarvan een dat ijkmerk vervangende verklaring door de ijkinstelling is afgegeven.

§ 4. EEG-geijkt meetmiddel

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt als een EEG-geijkt meetmiddel aangemerkt een bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddel, dat niet van een afkeuringsmerk als in artikel 18, zesde lid, bedoeld is voorzien en:

    • a. dat een door de ijkinstelling of een ijkbevoegde dan wel een door of vanwege een andere EER-Staat aangebracht geldig ijkmerk van eerste EEG-ijk op een andere plaats dan een krachtens artikel 24, eerste lid, aangewezen onderdeel of hulpinrichting daarvan draagt, of

    • b. dat op zijn verpakking een door de ijkinstelling of een ijkbevoegde dan wel een door of vanwege een andere EER-Staat aangebracht geldig ijkmerk van eerste EEG-ijk draagt of ten aanzien waarvan een het ijkmerk van eerste EEG-ijk vervangende verklaring geldt, die is afgegeven door de ijkinstelling of een ijkbevoegde dan wel door of vanwege een andere EER-Staat.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt niet als een EEG-geijkt meetmiddel aangemerkt een meetmiddel, dat is voorzien van:

    • a. een metrologische aanduiding, die in een andere dan de Nederlandse taal is gesteld,

    • b. een niet in een taal gestelde metrologische aanduiding, die krachtens artikel 28, tweede lid, uitsluitend is vereist of toegelaten voor meetmiddelen, ten aanzien waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat zij voor uitvoer naar een andere EER-Staat zijn bestemd, of

    • c. een inrichting, die de prijs van het door middel van dat meetmiddel gemetene niet zichtbaar maakt in de Nederlandse munteenheid.

§ 5. IJktechnische voorschriften

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Het bij of krachtens de artikelen 27-31 bepaalde geldt uitsluitend ten aanzien van de bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddelen:

    • a. waarop een vorm van EEG-keuring wordt toegepast,

    • b. die EEG-geijkte meetmiddelen zijn,

    • c. die kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest of

    • d. die voldoen aan het bepaalde in artikel 25, eerste lid, maar ingevolge het tweede lid van dat artikel niet als EEG-geijkte meetmiddelen worden aangemerkt.

  • 2 Een bij artikel 2, eerste lid, onder c, 4°, aangewezen meetmiddel, dat bij de eerste EEG-ijk is goedgekeurd, wordt, indien daarvoor krachtens artikel 21 de geldigheidsduur van het ijkmerk van eerste EEG-ijk of van de dat ijkmerk vervangende verklaring is beperkt, na afloop van die geldigheidsduur voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen niet aangemerkt als een meetmiddel, dat kennelijk een EEG-geijkt meetmiddel is geweest.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Artikel 6, tweede lid, van de wet geldt niet ten aanzien van de meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder b, 2°.

  • 2 Het bepaalde in artikel 6, derde lid, tweede volzin, van de wet geldt niet ten aanzien van de meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder c, 2°, 3°, 4° en 5°, en e.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 De meetmiddelen moeten zodanig zijn ingericht, dat zij geen aanleiding tot misleiding of misvatting kunnen geven. Zij moeten een doelmatige vorm hebben, uit voor het doel geschikte grondstoffen van goede hoedanigheid zijn vervaardigd, aan de eis van goed werk voldoen en in goede staat van onderhoud verkeren; zij moeten zodanig zijn samengesteld dat ijkmerken en afkeuringsmerken gemakkelijk kunnen worden aangebracht en niet zonder beschadiging kunnen worden verwijderd.

  • 2 Onze Minister stelt ter uitvoering van het eerste lid nadere bepalingen vast, waarbij de betrokken meetmiddelen zo nodig nader worden omschreven; hij geeft voorts overige ingevolge een bijzondere richtlijn vereiste voorschriften omtrent de samenstelling, stelt eisen vast ten aanzien van de meet- en weegeigenschappen en de daarbij toegelaten maximale fouten en kan nadere voorschriften geven, welke voor een doelmatig gebruik van de betrokken meetmiddelen bevorderlijk zijn.

  • 3 De meetmiddelen mogen geen aanduidingen van andere dan de bij of krachtens artikel 1 van de wet erkende meeteenheden dragen; de aanduiding van decimale veelvouden en delen van erkende meeteenheden op de meetmiddelen moet overeenstemmen met het bij of krachtens artikel 4 van de wet bepaalde. Onze Minister kan bepalen dat die aanduidingen in door hem aangewezen gevallen of ten aanzien van meetmiddelen, behorende tot door hem aangewezen categorieën, met inachtneming van de door hem gestelde regelen mogen zijn vergezeld van aanduidingen van andere dan de erkende meeteenheden.

  • 4 Op meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder b, 2°, moet de nominale massa daarvan zijn vermeld en zijn uitgedrukt door een getal, gevolgd door het symbool van een door Onze Minister bepaalde wettelijke meeteenheid.

  • 5 Onze Minister kan in afwijking van het vierde lid ten aanzien van door hem aangewezen categorieën van meetmiddelen, bedoeld in het vierde lid, bepalen, dat de nominale waarde daarop uitsluitend in de vorm van een getal moet zijn vermeld dan wel daarop niet mag zijn vermeld.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 De krachtens artikel 28, tweede lid, gegeven regelen - behoudens de eisen ten aanzien van de maximaal toelaatbare fouten - gelden niet ten aanzien van een meetmiddel dat naar een ingevolge artikel 6, eerste lid, goedgekeurd model is vervaardigd en met inachtneming van artikel 10 van het voor dat model vastgestelde EEG-modelgoedkeuringsteken is voorzien.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 12 en, in verband daarmede, artikel 11, vierde lid, van de artikelen 13 en 16 van de wet, van artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht en van het met betrekking tot herkeuring bij of krachtens artikel 14 van de wet bepaalde ten aanzien van een meetmiddel als in het eerste lid bedoeld worden de daarvoor gegeven specifieke ijktechnische voorschriften aangemerkt als voorschriften, welke bij of krachtens artikel 6 van de wet zijn gegeven.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Meetmiddelen welke wegens hun samenstelling of in verband met het doel, waarvoor zij zijn bestemd, enigerlei beperking in hun gebruik of in de wijze van meten of wegen vereisen, moeten een opschrift dragen, waaruit van die beperkte bestemming blijkt, behoudens voor zover Onze Minister anders bepaalt.

  • 2 Onze Minister kan dienaangaande nadere voorschriften geven.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Alle bij of krachtens de IJkwet voorgeschreven aanduidingen en opschriften moeten duidelijk, ondubbelzinning en duurzaam zijn. Onze Minister kan ter uitvoering van een bijzondere richtlijn regelen stellen ten aanzien van aanduidingen en opschriften.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanduidingen en opschriften, die van metrologische aard zijn en in een taal zijn weergegeven, moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld; op meetmiddelen vermelde of door middel van meetmiddelen zichtbaar gemaakte aanduidingen van geldrekeneenheden moeten ten minste de aanduidingen van de Nederlandse munteenheid zijn.

  • 3 In afwijking van het tweede lid moeten de aanduidingen en opschriften op meetmiddelen, ten aanzien waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat zij voor uitvoer naar een andere EER-Staat bestemd zijn, en aanduidingen, die door middel van die meetmiddelen zichtbaar gemaakt worden, in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen van die EER-Staat.

§ 6. Voorschriften omtrent beperking van het gebruik en wijze van opstelling en van gebruik

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Het bij de artikelen 33 en 34 bepaalde geldt uitsluitend ten aanzien van de bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddelen:

    • a. die EEG-geijkte meetmiddelen zijn, of

    • b. die kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest.

  • 2 Het bij de artikelen 33 en 34 bepaalde geldt niet ten aanzien van de meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder c, 2°, en e, 3° en 4°.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Meetmiddelen mogen uitsluitend worden gebruikt voor metingen en wegingen overeenkomstig hun bestemming.

  • 2 Niet-automatische weegwerktuigen voor grove weging mogen uitsluitend worden gebruikt:

    • a. voor het bepalen in postkantoren van de vervoerkosten van postpakketten;

    • b. voor het bepalen, op terreinen van ondernemingen tot exploitatie van middelen van openbaar vervoer, van de vervoerkosten van goederen;

    • c. voor het wegen in mortelfabrieken van asfaltbeton, betonmortel, metselspecie en soortgelijke produkten, alsmede voor het in die fabrieken bij de vervaardiging van die produkten wegen van de materialen, waaruit die produkten worden samengesteld;

    • d. voor het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde.

  • 3 Onder afvalstoffen wordt verstaan: alle stoffen, preparaten of andere produkten waarvan de houder - met het oog op de verwijdering daarvan - zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

  • 4 De gewichten, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder b, 1°, en de niet-automatische weegwerktuigen voor gewone weging, mogen uitsluitend worden gebruikt voor andere wegingen dan de weging van edele metalen, parels, edelgesteenten en munten.

  • 5 Meetmiddelen, ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 6, derde lid, onder b, mogen uitsluitend worden gebruikt met inachtneming van de beperking, onder welke de EEG-modelgoedkeuring voor het model als in artikel 6, eerste lid, bedoeld, is verleend.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Metingen of wegingen met een meet- of weegwerktuig of meetinstrument waarbij de wijze van opstelling van belang is voor de nauwkeurigheid van de meting of weging, mogen slechts worden verricht, indien het meet- of weegwerktuig of meetinstrument volgens aanwijzing van een daartoe aanwezige inrichting op de juiste wijze is opgesteld.

  • 2 Meet- en weegwerktuigen als bedoeld in het eerste lid, aanwezig op plaatsen van verkoop aan particulieren van goederen, die bij de maat of het gewicht worden verkocht, moeten volgens aanwijzing van de daartoe aanwezige inrichting juist zijn opgesteld.

  • 3 Weegwerktuigen moeten, alvorens daarmede gewogen wordt, onbelast in de juiste evenwichtsstand worden gebracht, indien de evenwichtsstand van het onbelaste weegwerktuig van belang is voor de juistheid van het weegresultaat.

  • 4 Weegwerktuigen, aanwezig op plaatsen, bedoeld in het tweede lid, moeten onbelast in de juiste evenwichtsstand verkeren.

  • 5 Meet- en weegwerktuigen, aanwezig op plaatsen, bedoeld in het tweede lid, moeten zodanig zijn opgesteld, dat de koper de aanwijzing van het betrokken meet- of weegwerktuig onbelemmerd kan waarnemen.

§ 7. Regelen in verband met EEG-keuring

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 De artikelen 7, eerste lid, onder b, 8, eerste lid, onder b, en 10 tot en met 16 van de wet gelden niet ten aanzien van de meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder c, 2°.

  • 2 Ten aanzien van meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder e, 3°, gelden de artikelen 10 tot en met 16 van de wet niet; artikel 8, eerste lid, onder b, van de wet geldt niet ten aanzien van deze meetmiddelen die EEG-geijkte meetmiddelen zijn.

  • 3 De artikelen 10 tot en met 16 van de wet gelden niet ten aanzien van meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder e, 4°.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 11, vierde lid, van de wet en de daarop berustende bepalingen wordt een EEG-geijkt meetmiddel aangemerkt als een meetmiddel, dat de keuring, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet heeft ondergaan.

  • 2 Het eerste lid geldt niet ten aanzien van meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder c, 4°.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Artikel 11, eerste tot en met derde lid, van de wet en het ten aanzien van de keuring en het daarbij aanbrengen van ijkmerken in de artikelen 13, eerste en tweede lid, en 14, eerste lid, van de wet bepaalde gelden niet ten aanzien van een bij artikel 2, eerste lid, onder a, b, c, 1°, 3°, 4°, 5° of 6°, d of e, 2°, aangewezen meetmiddel dat een EEG-geijkt meetmiddel is.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Van de herkeuring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder a, van de wet, zijn vrijgesteld de bij artikel 2, eerste lid, van het onderhavige besluit aangewezen meetmiddelen, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of die kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, een en ander met uitzondering van de meetmiddelen aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder b. en onder c, 6°.

  • 2 De herkeuring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder a, van de wet, geschiedt bij taxameters, aangewezen in artikel 2, eerste lid, onder c, 6°, niet eerder dan na verloop van twee jaren na goedkeuring van de taxameter bij de eerste EEG-ijk.

  • 3 Onze Minister kan regelen stellen omtrent de gegevens, die ten aanzien van meetmiddelen, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, bij de aanvraag tot de in artikel 11, vierde lid, van de wet bedoelde herkeuring moeten worden overgelegd, en kan bepalen, dat vorenomschreven meetmiddelen, ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 18, zevende lid, onder a, voor die herkeuring moeten worden aangeboden in de verpakking, waarin zij voor de eerste EEG-ijk zijn aangeboden.

  • 4 Ten aanzien van de herkeuring van de bij artikel 2, eerste lid, onder b, aangewezen meetmiddelen is het bepaalde in artikel 11 van het IJkreglement van toepassing.

  • 5 Ten aanzien van bij artikel 2, eerste lid, onder b, aangewezen meetmiddelen, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, en ter voldoening aan artikel 11, vierde lid, onder a, van de wet ter herkeuring worden aangeboden, is het bepaalde in de artikelen 12 en 15 van het IJkreglement van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Onze Minister kan regelen stellen omtrent de voor de herkeuring door de aanvrager daarvan of de eigenaar of de houder van het betrokken meetmiddel te verlenen medewerking.

  • 7 Onverminderd artikel 25 van de wet kan de herkeuring van meetmiddelen, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, worden geweigerd of beëindigd, indien de aanvrager niet voldoet aan de krachtens het tweede lid gestelde regelen.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Het model van het ijkmerk, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, van welk merk bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddelen, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, in geval van goedkeuring bij herkeuring worden voorzien, is identiek aan het model, vastgesteld bij artikel 18 van het IJkreglement.

  • 2 Het model van het in artikel 13, derde lid, van de wet bedoelde afkeuringsmerk, waarvan bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddelen, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, ingevolge artikel 13, derde lid, van de wet worden voorzien, en het model van de afkeuringsmerken, bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, en 29c van de wet, waarmede bedoelde meetmiddelen en de bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddelen, waarop artikel 26, eerste lid, onder d, van toepassing is, kunnen worden voorzien, zijn identiek aan het model, vastgesteld bij artikel 20 van het IJkreglement.

  • 3 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde meetmiddelen die krachtens artikel 38, tweede lid, in hun verpakking ter herkeuring moeten worden aangeboden, geldt artikel 13, eerste en tweede lid, van de wet, in geval van herkeuring niet; in geval van goedkeuring van die meetmiddelen bij herkeuring worden een of meer van de in het eerste lid bedoelde ijkmerken aangebracht op de verpakking. Zodanige meetmiddelen, waarvan de verpakking is voorzien van de vereiste ijkmerken, bedoeld in het eerste lid, worden voor de toepassing van de wet aangemerkt als meetmiddelen die van de vereiste ijkmerken zijn voorzien.

  • 4 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde meetmiddelen, met betrekking waartoe toepassing is gegeven aan artikel 18, zevende lid, onder a of b, en die anders dan in hun verpakking ter herkeuring mogen worden aangeboden, wordt, in afwijking van artikel 13, eerste lid, van de wet, in geval van goedkeuring bij herkeuring:

    • a. voor zover het betreft categorieën van gewichten als bedoeld in artikel 22 van het IJkreglement, het aanbrengen van ijkmerken geheel of ten dele achterwege gelaten of geheel of ten dele vervangen door de afgifte van een gewaarmerkte verklaring, een en ander overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 22 en 23 van het IJkreglement;

    • b. voor zover het betreft andere meetmiddelen dan onder a bedoeld, het aanbrengen van ijkmerken vervangen door de afgifte van een gewaarmerkte verklaring overeenkomstig het bepaalde in artikel 23, tweede lid, van het IJkreglement.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Artikel 6, zevende lid, van de wet geldt niet ten aanzien van de meetmiddelen, aangewezen bij artikel 2, eerste lid, onder c, 5°.

  • 2 De artikelen 6, vijfde lid, 7, eerste lid, onder b, 8, eerste lid, onder b, en 9-16 van de wet gelden niet voor in het eerste lid bedoelde meetmiddelen, ten aanzien waarvan aannemelijk kan worden gemaakt, dat zij niet bestemd zijn om ter bepaling van het natuurgewicht van granen te worden gebruikt bij of in verband met het drijven van handel in granen tussen, in verschillende Lid-Staten van de Europese Unie of andere Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde, kopers en verkopers.

  • 3 Ten aanzien van andere, bij artikel 2, eerste lid, onder c, 5°, aangewezen meetmiddelen dan de in het tweede lid bedoelde geldt het in artikel 10, eerste lid, van de wet met betrekking tot keuring bepaalde uitsluitend alvorens eerstbedoelde meetmiddelen in gebruik worden genomen. De in artikel 10, eerste lid, van de wet bedoelde keuring is voor die meetmiddelen de EEG-keuring of de herkeuring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder b of c, van de wet. Ten aanzien van die meetmiddelen gelden artikel 11, eerste lid, van de wet en het met betrekking tot de keuring bepaalde in artikel 14 van de wet niet.

  • 4 Het is verboden op plaatsen als in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoeld ter bepaling van het natuurgewicht van granen bij of in verband met het drijven van handel in granen tussen, in verschillende Lid-Staten van de Europese Unie of andere Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde, kopers en verkopers gebruik te maken van een ander bij artikel 2, eerste lid, onder c, 5°, aangewezen meetmiddel van een zodanig meetwerktuig, dat een EEG-geijkt meetmiddel is.

  • 5 Het vierde lid geldt niet ten aanzien van een bij artikel 2, eerste lid, onder c, 5°, aangewezen meetmiddel, dat kennelijk een EEG-geijkt meetmiddel is geweest, bij de herkeuring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder b of c, van de wet is goedgekeurd en niet is voorzien van een afkeuringsmerk.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

De artikelen 19 en 20, eerste lid, van de wet en het krachtens artikel 20, derde lid, van de wet bepaalde gelden niet ten aanzien van een bij artikel 2, eerste lid, onder a, b, c, 1°, 3°, 4°, 5° of 6°, d of e, 2°, aangewezen meetmiddel dat voldoet aan het bepaalde in artikel 25, eerste en tweede lid, alsmede aan het bij of krachtens artikel 31, derde lid, bepaalde, en ten aanzien waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat het bestemd is voor uitvoer naar een andere EER-Staat.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Ten aanzien van bij artikel 2, eerste lid, onder b, aangewezen gewichten, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest, is het bepaalde in artikel 15 van het IJkreglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Het IJkreglement geldt niet ten aanzien van bij artikel 2, eerste lid, aangewezen meetmiddelen:

  • a. waarop een vorm van EEG-keuring wordt toegepast,

  • b. die EEG-geijkte meetmiddelen zijn,

  • c. die kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest of

  • d. die voldoen aan het bepaalde in artikel 25, eerste lid, maar ingevolge het tweede lid van dat artikel niet als EEG-geijkte meetmiddelen worden aangemerkt.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Het is verboden een meetmiddel, een onderdeel van een meetmiddel of een hulpinrichting voor een meetmiddel te voorzien van een merk, teken of een ander opschrift, dat verward kan worden met een merk of een teken, bedoeld in de artikelen 7, vijfde lid, 14, tweede lid, 15, derde lid, 17, 22, tweede lid, onder a, of onder c, of 24, tweede lid.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Algemeen EEG-IJkbesluit.

  • 2 Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk , 25 maart 1978

Juliana

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Th.M. Hazekamp

Uitgegeven de dertiende april 1978

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter