Besluit van 14 november 1978, houdende regelen betreffende honing
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 12 januari
1978, DG Vgz/VA, no. 170619, van Onze Minister van Landbouw en Visserij en van de
Staatssecretaris van Economische Zaken, T. M. Hazekamp;
Overwegende dat regelen moeten worden gesteld in verband met de richtlijn van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1974 (74/409 E.E.G.) (Pb. E.G. L 221) betreffende de harmonisatie van de wettelijke voorschriften van de Lid-Staten
inzake honing;
Gelet op de artikelen 14, 14a en 16 der Warenwet (Stb. 1935, 793);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 30 juni 1977, no. 12626/345;
De Raad van State gehoord (advies van 22 februari 1978, no. 14);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van
24 oktober 1978, DG Vgz/VA, nr. 194599, van Onze Minister van Landbouw en Visserij
en van voornoemde Staatssecretaris van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: