Heffing van omzetbelasting ten aanzien van zgn. servicekosten, welke in de huurprijs van onroerend goed is begrepen

[Regeling vervallen per 25-07-2009.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-07-2009.
Geldend van 01-01-1979 t/m 24-07-2009

Heffing van omzetbelasting ten aanzien van zgn. servicekosten, welke in de huurprijs van onroerend goed is begrepen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
  • 1. Ik kan mij ermee verenigen dat heffing van omzetbelasting achterwege blijft over de vergoeding voor zgn. servicekosten, welke in de huurprijs van woningen is begrepen. In het algemeen dienen hieronder te worden verstaan periodiek te zamen met de huur verschuldigde bedragen, welke betrekking hebben op prestaties die nauw samenhangen met het huurgenot van de woning.

    In veel gevallen vindt met betrekking tot bedoelde bedragen nog een jaarlijkse afrekening plaats. Als voorbeelden van servicekosten kunnen worden genoemd vaste of variabele kosten wegens:

    • centrale verwarming;

    • lift;

    • hydrofoor;

    • centraal antennesysteem;

    • portiekverlichting;

    • waterverbruik;

    • onderhoud trappenhuizen;

    • onderhoud gemeenschappelijke tuin;

    • schoorsteenvegen;

    • glasverzekering;

    • huur geiser/boiler/douche/mengkraan;

    • huur ingebouwde wasmachine/centrifuge/lavet;

    • huur ingebouwde koelkast;

    • huur jalouziën;

    • huismeester/portier.

  • 2. Het ontmoet bij mij geen bezwaar, dat een overeenkomstig standpunt wordt ingenomen bij de verhuur van andere panden dan woningen, voorzover althans ter zake van die verhuur de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter b, van de wet wordt genoten. Uiteraard brengt zulks met zich, dat dan geen aanspraak op aftrek van voorbelasting dient te worden gemaakt. Bij verhuur waarop bedoelde vrijstelling niet van toepassing is, dienen ook de daarop betrekking hebbende servicekosten in de heffing van omzetbelasting te worden betrokken.

    Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen prestaties welke aan het tarief van 18% en prestaties welke aan het tarief van 4% zijn onderworpen. Met betrekking tot assurantiekosten kan in voorkomende gevallen artikel 4, letter b, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 toepassing vinden.

  • 3. Met het vorenstaande dient rekening te worden gehouden van 1 januari 1979 af. In verband hiermede heeft de aanschrijving van 11 juni 1969, nr. D69/485 (OB-BTW 134), voor wat betreft onderdeel 1, haar belang per die datum verloren.