1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten
worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot het geven van een beschikking
of het nemen van een ander besluit;
afvalbeheersplan: het afvalbeheersplan, bedoeld in artikel 10.3;
afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën
die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen,
waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
afvalstoffenverordening: de verordening, bedoeld in artikel 10.23;
afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen
of zich moet ontdoen;
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke
afvalstoffen;
bedrijfsafvalwater: afvalwater, niet zijnde huishoudelijk afvalwater;
beheer van afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van
afvalstoffen;
beste beschikbare technieken: voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming
van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen
voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet
mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen –
economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort,
kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs
in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede
begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden,
alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik
wordt gesteld;
betrokken bestuursorganen: adviseurs en andere bestuursorganen die krachtens wettelijk
voorschrift worden betrokken bij de totstandkoming van de in artikel 13.1, eerste lid, bedoelde beschikkingen.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of
het nemen van een ander besluit;
biochemisch zuurstofverbruik: massaconcentratie aan opgeloste zuurstof die gedurende
vijf dagen wordt verbruikt door biochemische oxydatie van organische bestanddelen
onder uitsluiting van ammoniumoxydatie onder omstandigheden die zijn gespecificeerd
in een door Onze Minister aangewezen norm van het Nederlands Normalisatie Instituut;
broeikasgas: gas, genoemd in bijlage II bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;
broeikasgasemissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk
te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één ton kooldioxide-equivalent
in de lucht te veroorzaken;
Commissie genetische modificatie: de Commissie genetische modificatie, bedoeld in
artikel 2.26;
Commissie voor de milieu-effectrapportage: de Commissie voor de milieu-effectrapportage,
bedoeld in artikel 2.17;
doelmatig beheer van afvalstoffen: zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening
wordt gehouden met het geldende afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling
van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid;
EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling: richtlijn nr. 85/337/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling
van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEG L 175), zoals gewijzigd bij
richtlijn nr. 97/11/EG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 3 maart 1997 (PbEG L 73) tot wijziging
van richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;
de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen: de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht
en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap
(PbEG L 30);
één ton kooldioxide-equivalent: een metrische ton kooldioxide of een hoeveelheid van
een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;
de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit: de richtlijn (EG) nr. 96/62 van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het
beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn
is vastgesteld;
de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten: richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot
vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de
Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275);
EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging: richtlijn (EG) nr. 96/61 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie
en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257), naar de tekst zoals deze bij die
richtlijn is vastgesteld;
EG-verordening register handel in broeikasgasemissierechten: verordening (EG) nr.
2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake
een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG
van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees
Parlement en de Raad (PbEU L 386);
emissie: stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit
een bron in de lucht, het water of de bodem worden, onderscheidenlijk wordt gebracht;
de emissieautoriteit: de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1;
emissiegrenswaarde: massa gerelateerd aan bepaalde parameters, dan wel concentratie
of niveau van een emissie uit een of meer bronnen, die gedurende een bepaalde periode
niet mag worden overschreden;
emissiereductie-eenheid: eenheid, uitgegeven overeenkomstig artikel 6 van het Protocol
van Kyoto en de overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
of het Protocol van Kyoto genomen besluiten (ERU);
gecertificeerde emissiereductie: eenheid, uitgegeven overeenkomstig artikel 12 van
het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties
inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto genomen besluiten (CER);
gemeentelijk milieubeleidsplan: het gemeentelijke milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.16;
gevaarlijke afvalstoffen: bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen,
met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten
van volkenrechtelijke organisaties;
gpbv-installatie: installatie als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde
preventie en bestrijding van verontreiniging;.
huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens,
behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die
zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
huishoudelijk afvalwater: afvalwater afkomstig uit particuliere huishoudens;
inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;
inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;
inwonerequivalent: biochemisch zuurstofverbruik van 54 gram per etmaal;
de kaderrichtlijn water: richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
(PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire
stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid,
van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn
is vastgesteld.
nationaal milieubeleidsplan: het nationale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.3;
NOx-emissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk
te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één kilogram stikstofoxiden
in de lucht te veroorzaken;
nuttige toepassing: de handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
preparaten: preparaten in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
Protocol van Kyoto: op 11 december 1997 te Kyoto totstandgekomen Protocol van Kyoto
bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998,
170, en 1999, 110);
provinciaal milieubeleidsplan: het provinciale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.9;
provinciale milieucommissie: de provinciale milieucommissie, bedoeld in artikel 2.41;
provinciale milieuverordening: de verordening, bedoeld in artikel 1.2;
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering: op 9 mei 1992 te New
York totstandgekomen Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
(Trb. 1992, 189);
stikstofoxiden (NOx): stikstofmonoxide en stikstofdioxide, uitgedrukt als stikstofdioxide;
stoffen: stoffen in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
storten: op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze daar te laten;
verwijdering: de handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen;
waterkwaliteitsbeheerder: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot vergunningverlening
ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
RIVM: Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, genoemd in de Wet op het RIVM.