1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Commissie voor de milieu-effectrapportage: de Commissie voor de milieu-effectrapportage,
bedoeld in artikel 2.17;
Commissie genetische modificatie: de Commissie genetische modificatie, bedoeld in
artikel 2.26;
provinciale milieucommissie: de provinciale milieucommissie, bedoeld in artikel 2.41;
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of
het nemen van een ander besluit;
inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;
adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten
worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot het geven van een beschikking
of het nemen van een ander besluit;
betrokken bestuursorganen: adviseurs en andere bestuursorganen die overeenkomstig
afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht worden betrokken bij de totstandkoming van de in artikel 13.1, eerste lid, bedoelde beschikkingen.
inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;
nationaal milieubeleidsplan: het nationale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.3;
provinciaal milieubeleidsplan: het provinciale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.9;
gemeentelijk milieubeleidsplan: het gemeentelijke milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.16;
provinciale milieuverordening: de verordening, bedoeld in artikel 1.2;
afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën
die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen,
waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
doelmatig beheer van afvalstoffen: zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening
wordt gehouden met het geldende afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling
van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid;
stoffen: stoffen in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
preparaten: preparaten in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen;
huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens,
behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen
betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke
afvalstoffen;
gevaarlijke afvalstoffen: bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen,
met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten
van volkenrechtelijke organisaties;
afvalbeheersplan: het afvalbeheersplan, bedoeld in artikel 10.3;
afvalstoffenverordening: de verordening, bedoeld in artikel 10.23;
beheer van afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van
afvalstoffen;
nuttige toepassing: de handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen;
verwijdering: de handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen;
storten: op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze daar te laten;
de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen: de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht
en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap
(PbEG L 30);
afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen
of zich moet ontdoen;
huishoudelijk afvalwater: afvalwater afkomstig uit particuliere huishoudens;
bedrijfsafvalwater: afvalwater, niet zijnde huishoudelijk afvalwater;
biochemisch zuurstofverbruik: massaconcentratie aan opgeloste zuurstof die gedurende
vijf dagen wordt verbruikt door biochemische oxydatie van organische bestanddelen
onder uitsluiting van ammoniumoxydatie onder omstandigheden die zijn gespecificeerd
in een door Onze Minister aangewezen norm van het Nederlands Normalisatie Instituut;
inwonerequivalent: biochemisch zuurstofverbruik van 54 gram per etmaal;
de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit: de richtlijn (EG) nr. 96/62 van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het
beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn
is vastgesteld;
waterkwaliteitsbeheerder: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot vergunningverlening
ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
broeikasgasemissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk
te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één ton kooldioxide-equivalent
in de lucht te veroorzaken;
één ton kooldioxide-equivalent: een metrische ton kooldioxide of een hoeveelheid van
een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;
broeikasgas: gas, genoemd in bijlage II bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;
de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten: richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot
vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de
Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275);
de EG-verordening registratie van handel in broeikasgasemissierechten: verordening
inzake een gestandaardiseerd en beveiligd stelsel van registers als bedoeld in artikel
19, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, nadat deze
verordening door de Commissie van de Europese Gemeenschappen is vastgesteld en in
werking is getreden;
NOx-emissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk
te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één kilogram stikstofoxiden
in de lucht te veroorzaken;
stikstofoxiden (NOx): stikstofmonoxide en stikstofdioxide, uitgedrukt als stikstofdioxide;
de emissieautoriteit: de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1;
de kaderrichtlijn water: richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
(PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire
stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid,
van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn
is vastgesteld.