-
1. Het beschikken over goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, ten gevolge waarvan
die goederen het bedrijfsvermogen verlaten, vormt een levering van goederen krachtens
artikel 3, lid 1, letter g, van de Wet. In gevallen waarin, indien goederen van een
andere ondernemer zouden zijn betrokken, de ter zake in rekening gebrachte belasting
niet geheel voor aftrek in aanmerking zou komen, wordt ingevolge artikel 3, lid 1,
letter h, van de wet als levering aangemerkt het beschikken voor bedrijfsdoeleinden
over zodanige in het eigen bedrijf vervaardigde goederen. Met in eigen bedrijf vervaardigde
goederen zijn in dit verband gelijkgesteld goederen die in opdracht worden vervaardigd,
onder terbeschikkingstelling van stoffen, grond daaronder begrepen. Ter zake van de
hiervoor bedoelde leveringen wordt omzetbelasting geheven over het bedrag, de omzetbelasting
daaronder niet begrepen, dat voor de goederen zou moeten worden betaald, indien deze
op het tijdstip van de levering zouden worden aangeschaft of voortgebracht in de toestand
waarin zij zich op dat tijdstip bevinden. Met betrekking tot de vaststelling van deze
actuele aanschaffings- of voortbrengingskosten merk ik het volgende op.
-
2. In gevallen waarin de goederen die in vorenbedoelde zin worden geleverd zijn aangeschaft,
dient voor de heffing van omzetbelasting te worden uitgegaan van de prijs exclusief
omzetbelasting, die op het tijdstip van levering zou moeten worden betaald voor een
vergelijkbaar goed, waaronder wordt verstaan een soortgelijk goed dat zich in dezelfde
staat bevindt als het geleverde goed. Indien het goed nog niet eerder in de onderneming
van de betrokken ondernemer is gebruikt, kan in gevallen waarin het beschikken plaatsvindt
binnen een jaar nadat het goed is aangeschaft, worden uitgegaan van de historische
aanschaffingskosten exclusief omzetbelasting.
Indien het geleverde goed reeds in de onderneming van de betrokken ondernemer is gebruikt,
kan in gevallen waarin geen vergelijkbare goederen worden verhandeld en het geleverde
goed door het gebruik in waarde is gedaald, worden uitgegaan van de historische aanschaffingskosten,
verminderd met een redelijk te achten afschrijvingspercentage. Bij de bepaling van
het afschrijvingspercentage kan aansluiting worden gezocht bij de door de inspecteur
der directe belastingen c.q. der vennootschapsbelasting aanvaarde gedragslijn ter
zake, waarbij op dit gebied – zoals bijvoorbeeld de vervroegde afschrijving – buiten
aanmerking blijven.
-
3. In gevallen waarin de goederen die in meerbedoelde zin worden geleverd door de ondernemer
zelf zijn vervaardigd of in diens opdracht zijn vervaardigd onder terbeschikkingstelling
van stoffen moet de omzetbelasting worden berekend over de voortbrengingskosten exclusief
omzetbelasting van een vergelijkbaar goed als onder 2 bedoeld.
Indien een vergelijkbaar goed niet meer pleegt te worden voortgebracht maar nog wel
wordt verhandeld, dienen de voortbrengingskosten ervan te worden benaderd. Daarbij
geldt als uitgangspunt de prijs exclusief omzetbelasting van een dergelijk goed, verminderd
met een – benaderde – winstopslag en met de kostenposten, welke op grond van het gestelde
in punt 7 niet tot de voortbrengingskosten behoeven te worden gerekend.
Indien in vergelijkbare goederen ook niet meer wordt gehandeld, kan voor zover het
betreft goederen die door gebruik in waarde verminderen, als uitgangspunt worden genomen
de historische voortbrengingskosten, rekening houdend met een redelijk te achten afschrijvingspercentage.
Ook in deze gevallen kan daarbij aansluiting gezocht worden bij de door de inspecteur
der directe belastingen c.q. der vennootschapsbelasting aanvaarde gedragslijn.
-
4. Gelet op het onder 3 bepaalde ontmoet het bij mij geen bezwaar dat in gevallen waarin
het goed vóór het beschikken daarover nog niet in de onderneming van de betrokken
ondernemer is gebruikt, wordt uitgegaan van de historische voortbrengingskosten, indien
het beschikken plaatsvindt binnen een jaar nadat het goed is vervaardigd c.q. is opgeleverd
en de gebezigde stoffen c.q. de terbeschikkinggestelde stoffen uiterlijk zes maanden
vóór de aanvang van de vervaardiging c.q. de terbeschikkingstelling zijn aangeschaft.
In gevallen waarin grond en/of bouwstoffen voor de vervaardiging van een onroerend
goed worden gebezigd dan wel terbeschikking gesteld en de ondernemer die grond c.q.
bouwstoffen op het tijdstip van de aanvang van de bouw c.q. van de terbeschikkingstelling
reeds langer dan zes maanden in eigendom had, kan het vorenstaande op overeenkomstige
wijze worden toegepast, indien de grond c.q. bouwstoffen in de maatstaf van heffing
worden begrepen voor de waarde exclusief omzetbelasting daarvan op het tijdstip van
de aanvang van de bouw c.q. van de terbeschikkingstelling. Deze laatste gedragslijn
kan ook worden toegepast door ondernemers die grond, waarvan zij niet de eigendom
hebben, ter beschikking stellen.
-
5. Indien een onroerend goed, dat bij de ondernemer in gebruik is, zodanig wordt verbouwd
dat naar maatschappelijke opvattingen een nieuw goed ontstaat, kan het beschikken
over het verbouwde onroerend goed door de ondernemer een levering in meerbedoelde
zin vormen. Ik keur goed dat in deze gevallen gehandeld wordt alsof op het moment
van beschikken over het verbouwde onroerend goed een belaste levering van het oorspronkelijke
onroerend goed plaatsvindt. Op de voet van artikel 13a van de uitvoeringsbeschikking
kan alsdan de nog niet in aftrek gebrachte omzetbelasting, welke betrekking heeft
op de resterende herzieningsperiode van het oorspronkelijke onroerend goed, in aftrek
worden gebracht.
In deze gevallen kunnen de voortbrengingskosten van het verbouwde onroerend goed worden
gesteld op de waarde van het oorspronkelijke onroerend goed op het tijdstip van de
aanvang van de verbouwing c.q. van de terbeschikkingstelling van dat goed, vermeerderd
met de op de verbouwing betrekking hebbende kosten, welke kunnen worden bepaald met
inachtneming van het bepaalde in punt 4.
-
6. Bij het bepalen van de voortbrengingskosten dienen o.m. in aanmerking te worden genomen:
-
– de aanschaffingskosten exclusief omzetbelasting van de verbruikte materialen;
-
– de afschrijvingen welke aan het vervaardigde goed kunnen worden toegerekend;
-
– de aan het goed toe te rekenen personeelskosten.
In geval van vervaardiging van een onroerend goed voorts:
-
– lonen, honoraria, enz. voor het ontwerpen van het goed en voor het toezicht houden
op de vervaardiging;
-
– leges inzake de voor de vervaardiging benodigde vergunningen;
-
– vergoeding van voor de vervaardiging noodzakelijke beschadiging aan bezittingen van
derden;
-
– de kosten van de bouwverzekering;
-
– kosten van aansluiting op het gas-, elektriciteit- of waterleidingnet;
-
– kosten van de aanleg van telefoonkabels.
-
7. Tot de voortbrengingskosten behoeft niet te worden gerekend het deel van de constante
algemene kosten, dat op de vervaardiging van het goed betrekking heeft.
Goedgekeurd wordt dat ook de niet tot de constante algemene kosten te rekenen rente
niet in de voortbrengingskosten wordt begrepen, zodat in die laatste kosten in het
geheel geen bedragen aan rente behoeven te worden opgenomen. Uiteraard betekent dat
niet, dat wordt ingestemd met het verwijderen van elk rente-element uit het te belasten
bedrag. Zo is het niet de bedoeling dat heffing van omzetbelasting achterwege blijft
over het rente-element dat – veelal onzichtbaar – is begrepen in de prijzen van goederen
en diensten welke voor de vervaardiging zijn betrokken.
Tot de voortbrengingskosten behoren evenmin te worden gerekend de van overheidswege
geheven investeringsheffingen. Anderzijds komen ter zake van het betreffende goed
verleende subsidies, premies ingevolge de Wet op de investeringsrekening of andere
bijdragen van derden niet in mindering op die kosten.
-
8. Met het vorenstaande dient rekening te worden gehouden van 1 januari 1979 af. Gelet
op het vorenstaande hebben de aanschrijving van 15 december 1971, nr. B71/13509 (OB-BTW
344) en Vraag en Antwoord 92, alsmede het bepaalde in paragraaf 5, punt 5, van het
onderdeel ‘Overgangsregeling voor bedrijfsmiddelen’ van de meergenoemde toelichting,
met ingang van die datum hun belang verloren.