U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 17-10-2007.]Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2003 en zichtdatum 10-11-2024. Geldend van 08-05-2002 t/m 24-07-2004
Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen
De Minister van Landbouw en Visserij, de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en de Minister van Sociale Zaken,
Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 alsmede op artikel 2, tweede lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit;
Gehoord de Bestrijdingsmiddelencommissie,
Besluiten:
[Regeling vervallen per 17-10-2007]
1 In deze regeling wordt verstaan onder:
de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288);
het besluit waarbij een bestrijdingsmiddel ingevolge artikel 4 of artikel 9 van de wet is toegelaten, met inbegrip van de daarin aangebrachte wijzigingen;
afvalstoffen die in kleine hoeveelheden vrijkomen en die in de Regeling Europese afvalstoffenlijst worden aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen, alsmede de daarmee naar aard en samenstelling vergelijkbare huishoudelijke afvalstoffen.
2 Deze regeling berust op artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.
1 Het gehalte aan werkzame stof of stoffen en de verdere samenstelling, vorm en afwerking van een bestrijdingsmiddel moeten voldoen aan de eisen, gesteld in Bijlage I van deze regeling.
2 Een gewasbeschermingsmiddel, dat een werkzame stof bevat die bij de in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde communautaire maatregel is aangewezen of dat niet reeds vóór 26 juli 1993 werd afgeleverd, en niet zijnde een middel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit uniforme beginselen gewasbeschermingsmiddelen, moet onverminderd het eerste lid voldoen aan Bijlage VI, onderdeel C, Besluitvorming, onder 2.7 van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230).
1 Een bestrijdingsmiddel mag geen stof bevatten die uitsluitend of mede dient:
a. om aan het bestrijdingsmiddel een geur te geven;
b. om de geur van het bestrijdingsmiddel te beïnvloeden.
2 Het in het eerste lid, onder a, bepaalde geldt niet voor zover de geur noodzakelijk is in verband met een of meer toelatingscriteria als bedoeld in artikel 3, dan wel 3a van de wet.
3 Het in het eerste lid, onder b, bepaalde geldt niet voor zover bij de toelating om bijzondere redenen anders wordt bepaald.
Indien kleuring van een bestrijdingsmiddel wordt voorgeschreven, moet de kleur opvallend zijn.
1 De verpakking van een bestrijdingsmiddel en de sluiting daarvan moeten aan de volgende eisen voldoen:
a. zij dienen zodanig te zijn ontworpen en uitgevoerd dat niets van de inhoud kan ontsnappen;
b. het materiaal van de verpakking en van de sluiting moet van een zodanige samenstelling zijn dat het niet door de inhoud kan worden aangetast of daarmee een schadelijke verbinding kan vormen;
c. de verpakking en de sluiting moeten in alle onderdelen zo degelijk zijn dat zij niet los kunnen raken en zij moeten afdoende bestand zijn tegen elke normale behandeling;
d. de verpakkingen die zijn voorzien van een meermalen te gebruiken sluiting moeten zodanig ontworpen zijn dat de verpakking herhaalde malen door de gebruiker opnieuw gesloten kan worden zonder dat iets van de inhoud ontsnapt.
2 De verpakking moet zodanig verzegeld zijn dat hij niet zonder beschadiging van de verzegeling geopend kan worden. Dit geldt niet voor die middelen welke in afwijking van het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit, voorhanden of in voorrad [tekstcorrectie :'voorrad' moet zijn 'voorraad'] gehouden of afgeleverd mogen worden in een andere verpakking dan waarin zij hier te lande voor de eerste maal in het verkeer zijn gebracht.
Het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van het Bestrijdingsmiddelenbesluit, geldt niet voor zover zulks bij de toelating is bepaald.
Op de verpakking moet worden vermeld:
a. de naam van het bestrijdingsmiddel, alsmede het woord ‘Toelatingsnummer’ gevolgd door het nummer van de toelating en de hoofdletter N;
b. indien het een op aanvraag toegelaten bestrijdingsmiddel betreft, de naam en het adres van de houder van de toelating en bovendien de naam en het adres van degene die het bestrijdingsmiddel hier te lande voor de eerste maal in het verkeer brengt indien deze niet de houder van de toelating is;
c. indien het een ambtshalve toegelaten bestrijdingsmiddel betreft, de naam en het adres van degene die het bestrijdingsmiddel hier te lande voor de eerste maal in het verkeer brengt;
d. de naam van de werkzame stof of stoffen en de gehalten daaraan, uitgedrukt:
1. voor zover het vloeistoffen betreft in grammen per liter (bij 20°C);
2. voor zover het gassen betreft in volume-procenten;
3. in alle andere gevallen in massa-procenten, met dien verstande dat voor bestrijdingsmiddelen in de vorm van aerosolen het drijfgas wordt inbegrepen;
e. de naam van de andere dan de werkzame stoffen, voor zover zij met overeenkomstige toepassing van de in Bijlage II gegeven maatstaven als zeer giftig, giftig, schadelijk voor de gezondheid of bijtend dienen te worden aangemerkt, indien hun concentratie groter is dan:
voor giftige of zeer giftige stoffen: 0,2 massa-procent;
voor bijtende of voor de gezondheid schadelijke stoffen: 5 massa-procent: voor oplosmiddelen dient daarbij rekening te worden gehouden met de concentratiegrenzen die zijn vastgesteld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 73/173/EEG van 4 juni 1973 (Pb no. L 189)
betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lid-staten inzake de indeling, de verpakkingen en het kenmerken van bepaalde gevaarlijke preparaten (oplosmiddelen);
f. de hoeveelheid van het bestrijdingsmiddel in de verpakking, uitgedrukt in eenheden van massa of volume, met dien verstande dat voor bestrijdingsmiddelen in de vorm van aerosolen de hoeveelheid van de vulling wordt uitgedrukt in eenheden van volume;
g. de bij de toelating met inachtneming van het gestelde in Bijlage II aangegeven veiligheidsaanbevelingen en bijzondere gevaren, verbonden aan het gebruik van het bestrijdingsmiddel;
h. het chargenummer of een andere aanduiding aan de hand waarvan in de administratie van de fabrikant of de importeur de gegevens omtrent de bereiding of de herkomst van de betreffende partij op eenvoudige wijze zijn na te gaan.
1 Op de verpakking moeten de gevaarsymbolen en de daarbij behorende aanduidingen worden aangebracht, overeenkomstig het bepaalde in Bijlage II.
2 Indien ingevolge het bepaalde in het eerste lid als gevaarsymbool een andreaskruis of een doodshoofd is voorgeschreven, moet op de verpakking worden vermeld dat de verpakking niet opnieuw mag worden gebruikt. Dit geldt niet voor verpakkingen die speciaal zijn gemaakt om opnieuw te worden gebruikt, geladen of gevuld.
1 Op de verpakking van bestrijdingsmiddelen die voor huishoudelijk gebruik zijn bestemd, wordt het kca-logo als bedoeld in het tweede lid, aangebracht.
2 Onder het kca-logo wordt verstaan de aanduiding ten behoeve van het gescheiden houden en gescheiden afgeven van produkten die in het afvalstadium klein chemisch afval zijn. Het kca-logo bestaat uit een afbeelding van een afvalbak met een kruis erdoor, zoals aangegeven in bijlage III bij deze regeling.
3 Het eerste lid geldt niet indien:
a. het bestrijdingsmiddelen betreft die uitsluitend uit micro-organismen of virussen bestaan;
b. het een product betreft, dat in de afvalfase in de Regeling Europese afvalstoffenlijst niet is aangewezen als gevaarlijke afvalstof, of
c. de verpakking is voorzien van een aanduiding die in een lidstaat van de Europese Gemeenschap van overheidswege is vastgesteld ter zake van het gescheiden houden en gescheiden afgeven van produkten die in het afvalstadium klein chemisch afval zijn.
Bovendien moeten op de verpakking worden vermeld:
a. de voorschriften en aanwijzingen omtrent het gebruik;
b. voor zover bij de toelating een tijdvak van houdbaarheid is aangegeven: de woorden ‘uiterste gebruiksdatum’, gevolgd door de datum waarop het bij de toelating vermelde tijdvak, ingaande op de bereidingsdatum, eindigt;
c. de toxicologische groep of groepen, waaronder alle bestanddelen die gevaar opleveren voor de mens of voor dieren waarvan de instandhouding gewenst is, worden gerangschikt.
1 De voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen dienen op de verpakking te worden aangebracht door middel van een etiket of rechtstreeks door een van een omlijsting voorziene opdruk op de verpakking.
2 Het gehele etiket als bedoeld in het eerste lid dient stevig aan de verpakking te zijn gehecht.
3 Het etiket of de opdruk, als bedoeld in het eerste lid, dient zodanig te zijn aangebracht, dat, indien de verpakking op de voor die verpakking gangbare wijze is opgesteld, dat etiket of die opdruk goed zichtbaar is en gemakkelijk kan worden gelezen, ook na opening van de verpakking.
1 Het gedeelte van het etiket of de opdruk dat wordt beslagen door de in de artikelen 7 en 8 genoemde aanduidingen en vermeldingen moet voldoen aan de volgende afmetingen, te weten bij een inhoud van
a. 3 liter of minder: indien mogelijk ten minste 52 mm × 74 mm;
b. meer dan 3 liter tot en met 50 liter: ten minste 74 mm × 105 mm;
c. meer dan 50 tot en met 500 liter: ten minste 105 mm × 148 mm;
d. meer dan 500 liter: ten minste 148 mm × 210 mm.
2 Het gedeelte van het etiket of de opdruk dat in beslag wordt genomen door de in artikel 8a genoemde aanduiding moet voldoen aan de volgende afmetingen, te weten bij een inhoud van:
a. minder dan 50 ml: tenminste 0,49 cm²;
b. 50 ml of meer: tenminste 1 cm².
3 Indien de verpakking zo klein is dat redelijkerwijs niet alle voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen daarop kunnen worden gesteld, mag gebruik gemaakt worden hetzij van een op deugdelijke wijze aan de verpakking bevestigde label hetzij van een afzonderlijk bij de verpakking ingesloten bijsluiter, met dien verstande dat
a. op de verpakking ten minste moet zijn vermeld: de naam van het bestrijdingsmiddel, het toelatingsnummer en het chargenummer, het gevaarsymbool indien voorgeschreven en het kca-logo indien noodzakelijk , alsmede een verwijzing naar de bijsluiter of de label;
b. op de bijsluiter of de label alle voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen, met uitzondering van het chargenummer, moeten worden gesteld.
4 Indien een verpakking bestaat uit direct met het bestrijdingsmiddel in aanraking komend materiaal met daaromheen een omhulsel en dat materiaal zonder beschadiging van het omhulsel is te scheiden, moeten de voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen zijn gesteld op dat omhulsel en tevens op het zich daarin bevindende verpakkingsmateriaal.
Alle voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld, duidelijk leesbaar zijn en niet zijn uit te wissen.
Op, aan of bij de verpakking mogen geen aanduidingen en vermeldingen voorkomen, welke een onjuiste of misleidende indruk kunnen wekken omtrent de aard, de samenstelling, de toepassingsmogelijkheden of de schadelijkheid van het bestrijdingsmiddel.
1 Het etiket, de label of de bijsluiter en, indien de voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen als opdruk op de verpakking zijn aangebracht, de verpakking moeten zodanig van kleur en opmaak zijn dat de gevaarsymbolen en het kca-logo duidelijk daarvan afsteken.
2 De gevaarsymbolen moeten ten minste een tiende van de oppervlakte van het in artikel 11, eerste lid, bedoelde deel van het eitket [tekstcorrectie :'eitket' moet zijn 'etiket'] of de opdruk beslaan en mogen niet kleiner zijn dan 1 cm².
1 Artikel 16 van richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230) is van toepassing op gewasbeschermingsmiddelen.
2 De artikelen 7, onder a, b, d, e, f en h, 8, 9, onder a en b, 10, en 14, eerste lid, van deze regeling zijn niet van toepassing op gewasbeschermingsmiddelen.
De artikelen 1–6 en 8–12 van de Bestrijdingsmiddelenbeschikking (Stcrt. 1964, 167) alsmede de hoofdstukken I en II van de bij die regeling behorende Bijlage I worden ingetrokken.
Deze regeling wordt aangehaald als:
Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen.
's-Gravenhage, 22 februari 1980
Minister
A. P. J. M. M. van der Stee
L. Ginjaar
W. Albeda
a. In bestrijdingsmiddelen op basis van de onderstaande werkzame stoffen mag het gehalte van de vermelde onzuiverheden niet hoger zijn dan voortvloeit uit het aangegeven maximale gehalte in de technische werkzame stof.
Werkzame stof
Onzuiverheden
Ten hoogste toelaatbare gehalte in de werkzame stof
chloorthal
hexachloorbenzeen
1 g/kg
1,3-dichloorpropeen
1,2-dichloorpropaan
5 g/kg
(Z)-1,3-dichloorpropeen
dicofol
DDT en aan DDT verwante verbindingen
waarvan DDT
0,1 g/kg
diuron
3,3',4,4'-tetrachloorazoxybenzeen
1 mg/kg
3,3',4,4'-tetrachloorazobenzeen
10 mg/kg
malathion
isomalathion
18 mg/kg
linuron
3,3',4'4-tetrachloorazobenzeen
maleïne hydrazide
hydrazine
b. In bestrijdingsmiddelen waarin onderstaande stoffen voorkomen, mag het gehalte van de vermelde onzuiverheden niet hoger zijn dan aangegeven.
Naam van de stof
Ten hoogste toelaatbare gehalte
dimethylamine
nitrosodimethylamine
steenkoolteer-oliedestillaat
in water oplosbare fenolen
30 g/kg
(creosootolie en carbolineum) (voor houtverduurzaming)
benzo[a]pyreen
50 mg/kg
c. In bestrijdingsmiddelen waarin onderstaande stoffen voorkomen, moet het gehalte van de vermelde zuiverheid ten minste het aangegeven gehalte in de technische werkzame stof bedragen.
Zuiverheid
Tenminste vereiste gehalte
p,p'-dicofol
78%
Van bestrijdingsmiddelen, niet zijnde bestrijdingsmiddelen als bedoeld in artikel 14 van het Bestrijdingsmiddelenbesluit, waarvan de werkzame stof een LD-50 acuut oraal rat heeft welke kleiner is dan 25 mg/kg lichaamsgewicht, mag het gehalte aan werkzame stof niet hoger zijn dan 25% of 250 g/liter.
A.
I. De indeling van bestrijdingsmiddelen in een der categorieën ‘zeer giftig’, ‘giftig’ of ‘schadelijk voor de gezondheid’ geschiedt op grond van de acute toxiciteit van het in de handel gebrachte produkt; voor vaste stoffen en vloeistoffen uitgedrukt in bij de rat bepaalde orale LD-50 waarden. Voor gasvormige middelen en middelen welke in de handel worden gebracht in de vorm van vloeibaar gas alsmede fumiganten en aerosols uitgedrukt in bij de rat door middel van een vier uur durende inhalatietoets bepaalde LC-50 waarden, een en ander met inachtneming van het navolgende:
a. Vaste stoffen (met uitzondering van lokaas, bestrijdingsmiddelen in tabletvorm en de onder c bedoelde bestrijdingsmiddelen in poedervorm) worden ingedeeld in de categorie:
‘zeer giftig’, indien de orale LD-50 5 mg/kg lichaamsgewicht of minder bedraagt;
‘giftig’, indien de orale LD-50 meer dan 5, doch hoogstens 50 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt;
‘schadelijk voor de gezondheid’, indien de orale LD-50 meer dan 50, doch ten hoogste 500 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt.
b. Vloeistoffen (alsmede lokaas en bestrijdingsmiddelen in tabletvorm) worden ingedeeld in de categorie:
‘zeer giftig’, indien de orale LD-50 25 mg/kg lichaamsgewicht of minder bedraagt;
‘giftig’, indien de orale LD-50 meer dan 25, doch ten hoogste 200 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt;
‘schadelijk voor de gezondheid’, indien de orale LD-50 meer dan 200, doch ten hoogste 2000 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt.
c. Gasvormige bestrijdingsmiddelen, bestrijdingsmiddelen die in de handel worden gebracht in de vorm van vloeibaar gas alsmede fumiganten en aerosols worden ingedeeld in de categorie:
‘zeer giftig’, indien de LC-50 0,5 mg/l lucht of minder bedraagt;
‘giftig’, indien de LC-50 meer dan 0,5, doch ten hoogste 2 mg/l lucht bedraagt;
‘schadelijk voor de gezondheid’, indien de LC-50 meer dan 2, doch ten hoogste 20 mg/l lucht bedraagt.
II. Indien een niet-landbouwbestrijdingsmiddel via de huid kan worden geresorbeerd wordt ook de dermale LD-50 waarde bij het konijn vastgesteld. Is deze van dien aard, dat het niet-landbouwbestrijdingsmiddel in een hogere gevaarcategorie zou worden ingedeeld dan krachtens de orale LD-50 waarde of de LC-50 waarde het geval zou zijn, dan geldt, in afwijking van het hierboven onder 1 gestelde, het navolgende:
a. Vaste stoffen (met uitzondering van lokaas en bestrijdingsmiddelen in tabletvorm) worden ingedeeld in de categorie:
‘zeer giftig’, indien de dermale LD-50 10 mg/kg lichaamsgewicht of minder bedraagt;
‘giftig’, indien de dermale LD-50 meer dan 10, doch ten hoogste 100 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt;
‘schadelijk voor de gezondheid’, indien de dermale LD-50 meer dan 100, doch ten hoogste 1000 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt.
b. Vloeistoffen (alsmede lokaas en bestrijdingsmiddelen in tabletvorm) worden ingedeeld in de categorieën:
‘zeer giftig’, indien de dermale LD-50 50 mg/kg lichaamsgewicht of minder bedraagt;
‘giftig’, indien de dermale LD-50 meer dan 50, doch ten hoogste 400 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt;
‘schadelijk voor de gezondheid’, indien de dermale LD-50 meer dan 400, doch ten hoogste 4000 mg/kg lichaamsgewicht bedraagt.
III.
a. De voorgeschreven onderzoeken dienen te worden uitgevoerd volgens de internationaal gebruikelijke methoden of, voor zover deze bestaan, volgens de methoden van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen no. 67/548/EEG (Pb. no. 196).
b. In afwijking van het hiervoor onder I en II bepaalde kan de indeling van bestrijdingsmiddelen naar hun giftigheid eveneens geschieden aan de hand van een berekening volgens Bijlagen I en III van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1978, no. 78/631 (Pb. no. L 206) tenzij, naar het oordeel van de betrokken Minister, de uitkomst van deze berekening onvoldoende zekerheid biedt voor een juiste indeling van het niet-landbouwbestrijdingsmiddel.
c. Indien het vermoeden bestaat dat:
een niet-landbouwbestrijdingsmiddel bij normale toepassing schadelijk kan zijn voor de gezondheid, of
voor een bepaald niet-landbouwbestrijdingsmiddel de rat niet het meest geschikte proefdier is en dat een andere diersoort gevoeliger is of reacties vertoont welke meer overeenkomst vertonen met die van de mens, of
het niet dienstig is voor een bepaald niet-landbouwbestrijdingsmiddel de orale of dermale LD-50 waarde als grondslag voor de indeling aan te houden,
kunnen andere toxicologische gegevens als grondslag voor de indeling in aanmerking worden genomen.
d. Indien kan worden vastgesteld, dat een niet-landbouwbestrijdingsmiddel minder giftig is dan de giftigheid van de bestanddelen doet veronderstellen wordt daarmede bij de indeling rekening gehouden.
B. Als irriterend worden beschouwd de bestrijdingsmiddelen welke, zonder bijtend te zijn, door directe, langdurige of herhaalde aanraking met de huid of slijmvliezen een ontsteking kunnen veroorzaken.
C. Als bijtend worden beschouwd de bestrijdingsmiddelen welke bij aanraking een vernietigende werking op levende weefsels kunnen uitoefenen.
D.
I. Als licht ontvlambaar worden beschouwd de bestrijdingsmiddelen welke:
bij normale temperatuur aan de lucht blootgesteld, zonder toevoer van energie in temperatuur kunnen stijgen en ten slotte kunnen ontbranden, of
in vaste toestand, door kortstondige inwerking van een ontstekingsbron, gemakkelijk kunnen worden ontstoken en na verwijdering van de ontstekingsbron blijven branden of gloeien, of
in vloeibare toestand, een vlampunt beneden 21°C hebben of
in gasvormige toestand, bij normale druk met lucht ontvlambaar zijn, of
bij aanraking met water of vochtige lucht, licht ontvlambare gassen in een gevaarlijke hoeveelheid ontwikkelen.
II. Als ontvlambaar worden beschouwd de bestrijdingsmiddelen welke een vlampunt van ten minste 21°C en ten hoogste 55°C (21°C <vlampunt <55°C).
E. Als oxyderend worden beschouwd de bestrijdingsmiddelen welke bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exotherm kunnen reageren.
F. Als explosief worden beschouwd de bestrijdingsmiddelen die bij aanraking met een vlam kunnen ontploffen of voor stoten of wrijving gevoeliger zijn dan dinitrobenzeen.
Op de verpakking van een niet-landbouwbestrijdingsmiddel moeten overeenkomstig de in Paragraaf 1 gegeven indeling de volgende gevaarsymbolen en de daarbij behorende aanduidingen worden aangebracht:
a. Voor zeer vergiftige en vergiftige bestrijdingsmiddelen: een doodshoofd met gekruiste doodsbeenderen, met als onderschrift ‘Zeer vergiftig’, onderscheidenlijk ‘Vergiftig’.
b. Voor bestrijdingsmiddelen welke irriterend of schadelijk voor de gezondheid zijn een Andreaskruis, met als onderschrift ‘Irriterend’ onderscheidenlijk ‘Schadelijk’.
c. Voor bijtende bestrijdingsmiddelen: de afbeelding van inwerkend zuur, met als onderschrift ‘Bijtend’.
d. Voor licht ontvlambare bestrijdingsmiddelen: een vlam, met als onderschrift ‘Licht ontvlambaar’.
e. Voor oxyderende bestrijdingsmiddelen: een vlam boven een cirkel, met als onderschrift ‘Oxyderend’.
f. Voor explosieve bestrijdingsmiddelen: een detonerende bom, met als onderschrift ‘Ontplofbaar’.
De gevaarsymbolen worden uitgevoerd in zwart op een oranje-gele achtergrond.
De in artikel 7, sub g, bedoelde aanduidingen van de bijzondere gevaren zijn een of meer van de volgende, eventueel aangevuld met de aanduidingen van Bijlage III van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967, no. 67/548 (Pb. no. 196) of met andere noodzakelijk geachte aanduidingen.
a. Voor zeer giftige bestrijdingsmiddelen:
Zeer giftig bij inademing
Zeer giftig bij aanraking met de huid
Zeer giftig bij opname door de mond.
b. Voor giftige bestrijdingsmiddelen:
Giftig bij inademing
Giftig bij aanraking met de huid
Giftig bij opname door de mond.
c. Voor bestrijdingsmiddelen welke schadelijk voor de gezondheid zijn:
Schadelijk voor de gezondheid bij inademing
Schadelijk voor de gezondheid bij aanraking met de huid
Schadelijk voor de gezondheid bij opname door de mond.
d. Voor irriterende bestrijdingsmiddelen:
Irriterend voor de ogen
Irriterend voor de ademhalingswegen
Irriterend voor de huid.
e. Voor bijtende bestrijdingsmiddelen:
Veroorzaakt brandwonden
Veroorzaakt ernstige brandwonden.
f. Voor licht ontvlambare bestrijdingsmiddelen:
Licht ontvlambaar
Zeer licht ontvlambaar
Zeer licht ontvlambaar vloeibaar gas
Vormt licht ontvlambaar gas in contact met water.
g. Voor explosieve bestrijdingsmiddelen:
Ontploffingsgevaar bij menging met oxyderende stoffen.
Indien twee of meer aanduidingen van de gevaren noodzakelijk zijn, kunnen deze met elkaar worden gecombineerd overeenkomstig Bijlage III van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967, no. 67/548/EEG (Pb. no. 196).
De in artikel 7, sub g, bedoelde veiligheidsaanbevelingen zijn een of meer van de volgende, eventueel aangevuld met de veiligheidsaanbevelingen vermeld in Bijlage IV van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967, no. 67/548/EEG (Pb. no. 196) of met andere noodzakelijk geachte veiligheidsaanbevelingen.
a. Algemeen:
Buiten bereik van kinderen bewaren;
Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik;
Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van diervoerder.
b. Voor schadelijke bestrijdingsmiddelen:
Indien men zich onwel voelt een arts raadplegen (indien mogelijk dit etiket tonen).
c. Voor giftige bestrijdingsmiddelen:
Bij ongeval of indien men zich onwel voelt onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk dit etiket tonen).
d. Voor bepaalde bestrijdingsmiddelen overeenkomstig hun bijzondere aard:
Stof niet inademen;
Gas/rook/damp/spuitnevel niet inademen;
Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken;
Draag geschikte beschermende kleding;
Draag geschikte handschoenen;
Tijdens de ontsmetting/bespuiting een geschikt ademhalingstoestel dragen.
e. Bij bijtende bestrijdingsmiddelen moeten bovendien nog de volgende veiligheidsaanbevelingen worden aangegeven:
Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel ..... (aan te geven door de fabrikant);
Een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht dragen.
f. Indien bestrijdingsmiddelen fosforzure esters bevatten, moet bovendien nog de volgende veiligheidsaanbeveling worden aangegeven:
Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel ..... (aan te geven door de fabrikant).
Indien twee of meer zinnen noodzakelijk zijn, kunnen zij met elkaar worden gecombineerd overeenkomstig Bijlage IV van de Richtlijn van 27 juni 1967, no. 67/548/EEG (Pb. no. 196).
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering bestrijdingsmiddelen", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.